Historische Contexten 2.1: Verlichte Denkbeelden Flashcards

1650 - 1848

1
Q

Wat is de verlichting en hoe is het ontstaan?

A

In de 17e eeuw stelden het rationalisme en het empirisme dat traditie en geloof moesten plaatsmaken voor waarneming en rede.
Empirisme = kennis komt voort uit waarneming en ervaring.
Rationalisme = kennis komt voort uit de rede en het verstand.

De wetenschappelijk revolutie leidde tot optimisme over de mogelijkheid om met het verstand en de rede alles te begrijpen, te verklaren en de wereld te verbeteren. Hieruit ontstond de verlichting; de beweging om het verstand en de ratio toe te passen op alle terreinen van de maatschappij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer ontstond de Verlichting?

A

Middeleeuwen: Het westerse denken was ondergeschikt aan geloof en traditie. Mensen geloofden dat ze volkomen afhankelijk waren van God die heerste over mens en natuur.

Vroegmoderne tijd: In de vroegmoderne tijd braken er geleidelijk andere inzichten door als gevolg van de toename van kennis.

Renaissance: In de renaissance zochten wetenschappers met humanistische analyse de ware bedoeling van teksten uit de oudheid.
Ook ontdekkingsreizigers vergrootten de kennis van de wereld buiten Europa.

De wetenschappelijke revolutie leidde vanaf het eind van de 17e eeuw tot optimisme over de mogelijkheden om met het verstand en met onderzoek alles te begrijpen en te verklaren en om de wereld te verbeteren. Zo ontstond de verlichting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat voor ideeën hadden de verlichte denkers over het geloof?

A
  • Geloof is puur een zaak van het individu en mensen moeten zelf kunnen kiezen wat ze geloven. Vrijheid en tolerantie zijn erg belangrijk.
  • John Locke pleitte voor een scheiding van kerk en staat. Hij vond dat de staat zich niet met het geloof moest bemoeien want de staat kan niet weten wat het ware geloof is. Zelfstandig denkende mensen kunnen alleen zelf bepalen wat ze geloven. Dat moeten ze niet aan anderen overlaten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de verlichte ideeën over de samenleving?

A
  • Jean Jacques Rousseau: De mens is van nature goed, maar de maatschappij is slecht. Mensen worden slecht door ongelijkheid, leugens en andere valsheid in de maatschappij. In zijn boek beschrijft hij de ideale opvoeding: een opvoeding in de natuur, zonder straf of dwang en zonder godsdienstonderwijs en andere ‘kletspraatjes’.
  • John Locke: De mens is bij geboorte een onbeschreven blad. Opvoeding en omstandigheden bepaalden of het kind later goed of slecht werd. Daarbij konden ouders, leraren en andere opvoeders kinderen beter helpen om hun eigen interesses te ontwikkelen, dan door hen te dwingen dingen te doen die ze niet wilden.

Veel verlichte denkers hingen de vooruitsgedachte aan en geloofden in maatschappelijke vooruitgang. Toch hadden ze ook twijfel of het zou lukken om met het verstand de wereld beter en de mensen gelukkiger te maken. Ze meenden dat ellende vooral een gevolg waren van domheid en achterlijkheid. Daarom dachten ze dat misstanden konden worden bestreden door opvoeding, onderwijs en verspreiding van kennis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat waren de verlichte ideeën over politiek?

A

Voor de verlichting:
- Een rechtvaardige samenleving was geordend naar Gods wil.
- Verschillende groepen hadden verschillende rechten en ieder had zijn eigen plaats.
- God had de koning soevereiniteit gegeven (droit divin).

Verlichters:
- Locke en Rousseau gingen uit van natuurrechten. Zij stelden dat alle mensen vrij en gelijk geboren zijn en een natuurlijk recht hebben op leven, gezondheid, vrijheid en bezit. Een samenleving was volgens hen rechtvaardig als deze rechten werden gerespecteerd.
- De macht van de staat was volgens hen gebaseerd op een sociaal contract. Dat hield in dat de mensen afspraken een deel van hun vrijheid af te staan aan de overheid. In ruil daarvoor moest de overheid hun leven, bezit en vrijheid beschermen en bij conflicten als neutrale rechter optreden. Als een regering zijn macht misbruikte of onbekwaam was mochten burgers een andere regering aanstelling. Een tiran moest met een opstand worden afgezet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Rousseaus idee over de politiek

A
  • Sociaal contract
  • Hij was voorstander van een directe democratie. Deze vond hij beter dan een vertegenwoordigende democratie, waarin burgers afgevaardigden kiezen en het maken van wetten aan hen overlaten.
  • Hij vond ook sociaaleconomische gelijkheid belangrijk. Democratie kon alleen goed werken zonder grote sociale verschillen.
  • Volkssoevereiniteit
  • De bron van het kwaad was volgens hem het privébezit, dat ongelijkheid en onderdrukking had gebracht. Alle verschikkingen en alle onrechtvaardigheid kwamen daaruit voort.
  • Rechtmatig gezag kon alleen bestaan met wederzijdse toestemming. Daarom wees hij slavernij af.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wie was Montesquieu?

A
  • Invloedrijk vanwege de trias politica.
  • Niet tegen een monarchie maar vond wel dat de macht van de koning afgezwakt moest worden.
  • Volgens M was een samenleving was rechtvaardig als de drie machten van het politieke gezag gescheiden waren. De regering had de uitvoerende macht, parlement wetgevende macht en rechterlijke macht was voor de rechters. Deze moesten ook de regering controleren.
  • M was tegen de directe democratie want het volk was niet in staat om op een intelligente manier mee te praten over de wetten en het bestuur van de staat.
    De wetgevende macht moest daarom overgelaten worden aan afgevaardigden, die door het volk gekozen werden.
  • Zijn volksvertegenwoordiging bestond uit twee kamers: een Hogerhuis (gekozen door elite) en een Lagerhuis (gekozen door burgers)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wie was Adam Smith?

A
  • Hij was tegen het mercantilisme en vond dat de overheid alleen regels moest opstellen voor de economie en de naleving ervan moest controleren.
  • Werkenden in de handel, landbouw en nijverheid moesten zo veel mogelijk vrijgelaten worden om zich te laten leiden door hun rationeel eigenbelang. Het markt mechanisme van vraag en aanbod werkte dan het beste en dit zou leiden tot de grootste welvaart voor iedereen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wie was Voltaire?

A
  • Bewonderde Engeland en zijn vrijheid van meningsuiting
  • Keerde zich tegen de macht van de kerk en verdedigde mensenrechten- Vond wel dat een Verlicht vorst meer macht moest hebben dan het parlement
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wie was Spinoza?

A
  • Voorstander van vrijheid van meningsuiting en godsdienstvrijheid. De wereld is volgens hem niet een schepping van God, maar de wereld is onderdeel van het goddelijke: pantheïsme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat was de gematigde Verlichting?

A

De gematigde Verlichters zoals Voltaire zochten een evenwicht tussen rede en traditie. God heeft de ongelijkheid van de standenmaatschappij zo bedoeld. Het geloof houdt zo het volk rustig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wie waren de radicale verlichters?

A

De radicale verlichters zoals Spinoza breken met die traditie en willen een hele nieuwe samenleving maken; de standenmaatschappij afschaffen en democratie invoeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe ziet het sociaal contract van Rousseau eruit?

A

Rousseau stelt dat het volk soeverein blijft en dat de overheid de algemene wil van het volk dient te vertegenwoordigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe ziet het sociaal contract van Locke eruit?

A

Locke heeft het over het afstaan van vrijheid in ruil voor bescherming van de overheid (leven, bezit en vrijheid) en het optreden van de overheid als rechter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe ziet Voltaire het geloof?

A

Voltaire is een deïst: De natuur ontwikkelt zich volgens gods plan maar God bemoeit zich er niet mee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe ziet Spinoza het geloof?

A

Spinoza is een panteïst: God = natuur = ratio dus wonderen zijn slechts onze ontwetendheid want de natuur is puur rationeel.

17
Q

Hoe kijken de gematigde verlichters (Voltaire en Kant) naar de verlichting?

A

Zij zeggen dat slechts een kleine bovenlaag geschikt is voor verlichting, de onderlaag heeft normen en waarden nodig.

18
Q

Hoe kijken de radicale verlichters (Spinoza en Rousseau) naar de Verlichting?

A

Zij zijn radicaal: alle mensen hebben dezelfde rechten en behoeften.