Interculturele vaardigheden Flashcards

1
Q

inclusief taalgebruik

A
  1. allochtoon of autochtoon?
    - allochtoon: ‘als minstens één van de ouders buiten België zijn geboren’
    - autochtoon: ‘oorspronkelijke inwoner’
  2. geschiedenis
    - 2016: termen inwoner met een migratieachtergrond in plaats van allochtoon,
    - inwoner met Belgische achtergrond voor autochtoon
    - 2021: onderscheid ‘westers’ en ‘niet-westers’ in ongebruik = categorieën zijn zodanig gemengd > wilt niks zeggen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

inclusief taalgebruik: voorbeelden

A
  1. benoem de persoon eerst
    - mensen van kleur
    - ouders met een migratieachtergrond
    - studenten met een beperking
    - kinderen die geadopteerd zijn
    - leerlingen met ADHD
  2. of benoem de identiteit eerst
    - een non-binair persoon: die/hun
    - een autistisch persoon of een persoon met autisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

prevalentie intersekse

A
  1. algemeen
    - midden-schatting van om en bij 1,7% van de populatie (in Vlaanderen)
    - cijfers variëren van 1 op 1500 of 1 op 2000 (0,05%) tot 4% van de populatie:
  2. prevalentie superlaag?
    - deel van problematiek is te wijten aan gebrek aan accurate cijfers
    - feit: intersekse conditie niet gedefinieerd als uniek, duidelijk waarneembaar gegeven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

algemeen TOPOI model

A
  1. algemeen
    - een meerwaarde in intercultureel gesprek:
    - interculturele communicatie = wanneer mensen uit verschillende culturen met elkaar communiceren
  2. op welke manier past he TOPOI model nog bij het vak DMS?
    - een hulpmiddel wanneer iets in de communicatie fout loopt, misverstand(en) opsporen
    - een leidraad waarin je ‘als detective kan uitpluizen’ op welk vlak communicatie misloopt of misgelopen is (tussen PC en ZV)
    - link met culturele nederigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

TOPOI model: taal

A
  1. analyse: wat kun je je afvragen?
    - betekenissen van de verbale en non-verbale taal:
    - in wiens taal spreekt ieder (dominantie van de eigen taal)?
    - wat is de betekenis van wat ieder zegt?
    - wat zijn de interpretaties van elkaars woorden en gedrag?
    - wat is de invloed van ieders omgeving op wat ieder zegt, doet en van elkaar begrijpt?
  2. interventies: wat kan je doen?
    - de woorden en non-verbale taal waarnemen met alle zintuigen
    - betekenissen onderzoeken ofwel navragen
    - feedback geven en vragen
    - onderzoeken wat de invloed is van ieders omgeving op de betekenisgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

TOPOI model: ordening

A
  1. analyse: wat kun je je afvragen?
    - zienswijze en logica:
    - wat is ieders kijk en logica?
    - wat is ieders invalhoek, belang of loyaliteit?
    - wat is ieders referentiekader; waarden en normen?
    - wat is gemeenschappelijk en wat zijn de verschillen?
  2. interventies: wat kan je doen?
    - vragen naar de zienswijze of logica van de ander
    - actief luisteren (erkennen)
    - inleven en invoelen
    - betekenissen onderzoeken en navragen
    - onderzoeken wat de invloed is van ieders omgeving op die zienswijze/logica
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

TOPOI model: personen

A
  1. analyse: wat kun je je afvragen?
    - identiteit en betrekking:
    - wie, in welke rollen, is men voor zichzelf?
    - hoe zijn in dit opzicht de wederzijdse verwachtingen?
    - hoe ziet ieder de onderlinge relatie?
    - wat is de invloed van ieders omgeving op wie men voor elkaar en zichzelf is?
  2. interventies: wat kan je doen?
    - onderzoeken vanuit welke rollen (als wie) en verwachtingen de ander spreekt
    - actief luisteren
    - inleven en invoelen
    - onderzoeken wat de invloed is van ieders omgeving op hoe een ieder zichzelf en de ander ziet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

TOPOI model: organisatie

A
  1. analyse: wat kun je je afvragen?
    - regelingen en machtsrelaties
    - wat is de invloed van de eigen organisatie; machtsposities, plaats van het gesprek, functie, verantwoordelijkheden, beschikbare tijd, de doelen, regels, afspraken, procedures?
    - wat is de invloed van de organisatie van de ander?
    - wat is de invloed van de communicatie van de ‘organisatie’ in ieders ruime omgeving?
  2. interventies: wat kan je doen?
    - rekening houden met de machtsrelaties
    - de eigen ‘organisatie’ uitleggen
    - de ‘organisatie’ van de ander onderzoeken en erkennen
    - de invloed van de ‘regelingen’ en de machtsrelaties in de ruimere omgeving op de communicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

TOPOI model: inzet

A
  1. analyse: wat kun je je afvragen?
    - motieven of beweegredenen:
    - wat zijn ieders motieven; beweegredenen, behoeften, angsten, wensen?
    - waar doet ieder zijn/haar best voor?
    - wat ziet ieders omgeving als ‘zijn best doen’ en welke invloed heeft dit?
    - voelt ieder zich gezien/erkend in hoe hij/zij zijn/haar best doet?
  2. interventies: wat kan je doen?
    - onderzoeken (erkennend vragen) wat de onderliggende motieven zijn van de ander
    - erkennen van de onderliggende motieven
    - (laten) kijken naar de effecten van hoe ieder zijn best doet
    - uitleggen waar men zelf zijn best voor doet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

interculturele ervaringen

A
  1. algemeen
    - cross-culturele communicatie ≠ interculturele communicatie
    - cross-culturele communicatie = in welk opzicht verschillende culturen van elkaar verschillen op vlak van communicatie,
    - vooraf aan het interculturele: je moet weten waarin culturen van elkaar verschillen > voordat je kan analyseren
  2. sociaal-cultureel bewustzijn als groeiproces
    - moet groeien en altijd in beweging
    - proces dat je als individu doorloopt = van weerstand tot integratie (vb. als je op reis bent of als uitwisselingsstudent)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

stappenplan: interculturele ervaringen

A
  1. eerste stap
    - het ontwikkelen van sociaal-cultureel bewustzijn
    - feit: dat je zelf deel uitmaakt van verschillende (sub)culturen die allemaal samenhangen (met sociale omgeving),
    - constante interactie tussen die subculturen
  2. tweede stap
    - vanuit bewustzijn respect tonen voor en rekening houden met verschillen tussen mensen
    - op basis: van cultuur in de communicatie
    - niet op basis van eigen referentiekader (vooroordelen) of vanuit ‘algemeen beeld’ (stereotype) !!
    - realiseer telkens nieuwe ontmoeting, wetende dat er op lijn altijd “culturele ruis” zit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

adviezen interculturele communicatie (1-3)

A
  1. je kennis activeren:
    - over de kennis die je hebt van de achtergrond van de ander
    - uit wat voor omgeving komt de ander? hoe beïnvloedt dat het doen en denken van de ander?
    - welke persoonlijke kenmerken zoals leeftijd en geslacht spelen hierbij ook een rol?
  2. je houding bepalen
    - eerst de houding van de ander ontdekken > 2 wegen: het bespreken of het al doende ontdekken
    - staan beiden open voor contact > duidelijk laten blijken, vb. ik vind het leuk om met jou samen te werken
    - weerstand? = vb. wij zijn niet gewend om met elkaar samen te werken maar ik wil daar graag het beste van maken
  3. je doelen en grenzen stellen
    - gesprek of samenwerking = altijd een doel of meerderde doelen
    - vb. vertel eens wat je ervaringen zijn? doorvragen (zie hoofdstuk ‘vragen stellen’)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

adviezen interculturele communicatie (4-6)

A
  1. acceptatie van cultuurverschillen
    - verschillen in cultuur = groot en divers (vooral op punt van taal, gebruiken, symbolen en dergelijke)
    - voorwaarde: geen waardeoordeel vellen > want beledigend aankomen bij de ander
    - tolerantie = je mening nog even uitstellen (traditionele vs. moderne culturen > positie vrouw, homoseksualiteit)
  2. adequate taal en hulpmiddelen
    - betekenis van woorden en gevoelswaarde > door beiden heel verschillend,
    - gevolg: misverstanden en emoties
    - korte zinnen gebruiken + moeilijke woorden vermijden (extra langzaam en duidelijk uitspreken)
  3. evalueren en leren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly