Gezondheid en uitsluitingsmechanismen Flashcards

HS 9 Emoties HS 10 Psychische Gezondheid

1
Q

Developmental Niche Model

A
  1. algemeen
    - Harkness & Super, 1994
    - 2 grote principes;
    - omgeving van een kind is een onderdeel van een breder cultureel/ecologisch systeem
    - de predispositie van een kind (attributies, temperament, skills) hebben een invloed op de ontwikkeling
  2. onderdelen:
    - gewoontes
    - etnotheorieën van de zorgbieder (vb. waarden, normen, overtuigingen)
    - fysieke en sociale setting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn emoties?

A
  1. betekenis
    - verschillende aspecten of componenten
    - bij werkelijke of ingebeelde situatie
    - focus: betekenis die mensen aan gebeurtenis geven = interpretatie van situatie
  2. doel
    - kennis over hoe iemand situatie beleeft + hoe situatie wil aanpakken of veranderen
    - neiging tot handelen = ‘actietendens’ of ‘gedragsbereidheid’ (vb. belangen van persoon, gezin of groep goed gesteld > blijdschap en trots);
    - gevolg: leidt tot actie of handelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

emotionele expressie

A
  1. betekenis
    - lichaamshouding (vb. gespannen houding)
    - stem (vb. luid praten)
    - gelaatsuitdrukking (vb. gefronste wenkbrauwen)
  2. gevoelens in plaats van emoties:
    - omdat we voelen in en met ons lichaam
    - emoties > gepaard met lichamelijke gewaarwording (vb. verdriet = brok in de keel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe geeft cultuur vorm aan ons emotioneel leven?

A
  1. algemeen
    - universeel en cultuurspecifiek
    - vb. boosheid > rol in dagelijks leven (in andere culturele contexten = actief boosheid vermijden);
    - geassocieerd met andere actietendensen = verschillend hoe emoties tot uiting komt in expressie en gewaarwordingen
  2. sociale functie
    - emoties = vorm en richting geven aan sociale relaties (vb. meermaals boos > stellingname in die relatie = confronteren)
    - onderzoek: verschillende emoties hebben verschillende functies
    - gevolg: verschillen begrijpen en voorspellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de frequentie en intensiteit waarmee emoties voorkomen, verschillen tussen culturen

A
  1. frequentie
    - emoties in lijn met culturele idealen en waarden > komen meer voor !!
    - spontaan interpreteren = cultuur gewaarde emotionele ervaringen oproept
    - westerse onafhankelijke context: gelukkig zijn en genieten (vb. ‘the American dream’);
    - Oost-Aziatische interafhankelijke context: ‘puur’ geluk wantrouwen > ‘goed’ en ‘kwaad’ zijn onlosmakelijk verbonden
  2. intensiteit
    - onderzoek over kwaadheid en schaamte;
    - conclusie: meer kansen om intense emoties te ervaren > idealen van hun culturele context behartigen en uitdragen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

verschillen in culturele idealen en waarden tussen verschillende individualistische culturele contexten

A
  1. algemeen
    - de Belgische cultuur = egalitaire of horizontale individualistische cultuur;
    - evenwicht tussen eigen belang en dat van de ander
    - ≠ de Amerikaanse cultuur > competitieve of verticale individualistische cultuur (focus: presteren en succes)
  2. toepassing: kinderboeken
    - schaamte weinig in Amerikaanse kinderboeken (1/4 in Belgische boeken)
    - kwaadheid meer in Amerikaanse (niet significant)
    - conclusie: kinderboeken of andere producten hebben socialiserende rol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de aard van de emotionele beleving tussen culturen

A
  1. algemeen
    - de aard of de kwaliteit
    - vb. verschilt Amerikaanse boosheid van Japanse boosheid?;
    - termen van interpretatie en vormen van gedragsbereidheid (ermee gepaard)
  2. onderzoek
    - twee types van kwaadheid:
    - Japanse type = 96% alle Japanse deelnemers (min mogelijk schade > knikken en lachen)
    - Amerikaans-Belgisch type = 73% Amerikaanse en 94% Belgische deelnemers (grens ‘zelf’ en anderen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

emoties veranderen als de culturele context verandert

A
  1. algemeen
    - sociale en culturele omgeving geven mee vorm aan emoties
    - emoties worden onderhandel + betekenis in de context
    - doel: richting geven aan sociale interacties en relaties (die past bij culturele (en persoonlijke) idealen van het ‘zelf’ en relaties)
  2. wat gebeurt er als mensen terechtkomen in andere culturele context?
    - andere culturele ideeën over het ‘zelf’ en relaties
    - studies: emoties veranderen mee en lijken op emoties van mensen uit culturele context
  3. nieuw emotioneel patroon ‘aanleren’
    - migranten die meer contacten hebben in nieuwe context > emotioneel sneller bewegen in richting
    - conclusie: emoties en sociale relaties zijn nauw verwant > emotioneel functioneren verandert ook
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een cultuurgebonden stoornis

A
  1. betekenis
    - psychische aandoening die zich uitsluitend of voornamelijk voordoet in bepaalde cultuur of culturele groep
    - oorspronkelijk: wetenschappers > uniek voor elke cultuur ≠ nu: unieke uitingsvorm van algemene psychische stoornissen
  2. voorbeelden
    - plotselinge aanval van razernij en blinde woede > zeldzame aandoening bij mensen in Maleisië en Indonesië
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

in hoeverre is psychische gezondheid cultureel bepaald?

A
  1. algemeen
    - verschillende perspectieven op de relatie tussen cultuur en gezondheid
    - psychische gezondheid kent universele en cultuurgebonden aspecten
    - stoornissen > neurobiologische basis
    - extreme visies: absolutisme en relativisme
  2. absolutisme (of universalisme)
    - menselijke psychologie = universeel hetzelfde over culturen heen > niet beïnvloed door cultuur
    - culturele verschillen = ‘ruis’ waar we doorheen moeten kijken
    - invloed van cultuur op mentale gezondheid > niet relevant en doorslaggevend;
    - prevalentie (hoe vaak het voorkomt) en aard van psychopathologie overal ter wereld grotendeels gelijk
    - visie: eigen cultuur > specifieke psychische stoornissen (vb. boulimia nervosa = westerse wereld)
  3. relativisme
    - cultuur = enorm grote invloed
    - menselijk denken, voelen en gedrag > begrepen in de context van cultuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

contextuele benadering

A
  1. algemeen
    - integratie van twee tegenstrijdige visies
    - psychische aandoeningen hebben universele kenmerken
    - intensiteit, frequentie en vooral verschijningsvorm van symptomen > onder invloed sociale en culturele factoren
  2. toepassing
    - depressie: centrale symptomen kunnen zeer variëren
    - schizofrenie: genetisch component grote rol + inhoud van psychosen > cultureel gekleurd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

uiting psychische gezondheidsproblemen: somatiseren vs. psychologiseren

A
  1. somatisatie
    - gebruikelijke en wijdverspreide menselijke reactie om met lichamelijke klachten te reageren (vb. buik-, hoofd- en rugpijn)
    - wanneer? = eisen die leven stelt (tijdelijk) boven hoofd groeien
    - gezondheidszorg: niet-westerlingen > klachten van onwelbevinden meer somatisch uiten ≠ westerlingen > meer psychologiseren
  2. psychologiseren
    - interpreteren en onder woorden brengen van klachten (in psychologische termen) (vb. somberheid, suïcide)
    - verschil tussen beide: feit = uiten van onwelzijn in psychologische termen > niet altijd gebruikelijk of geaccepteerd in bepaalde cultuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

somatiseren in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ)

A
  1. algemeen
    - somatiseren duidt op communicatieproblemen;
    - als hulpverlener en cliënt zich fundamenteel op andere wijze uiten > oplossing: lichaamstaal als communicatiemiddel (= enige taal die ieder mens (kennelijk) verstaat)
  2. marginale communicatie
    - ene partij = presenteert lichamelijke klachten zo duidelijk mogelijk
    - andere = voortdurend op zoek naar symptomen van ziekte
    - samenhang: feit dat mensen met migratieachtergrond minder goed weg kennen in gezondheidszorg van nieuwe land > somatisatie: uiting van benarde situatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ziekteverklaringsmodellen

A
  1. algemeen
    - betekenis aan psychisch onwelzijn > door cultuur gekleurd
    - in de DSM: idioms of distress (idiomen van onwelzijn) = cultuurgebonden uitingsvormen van lijdensdruk, cultureel gekleurde manier waarop je bepaalde klachten ervaart en beschrijft
  2. medische antropologie
    - concept van ziekteverklaringsmodellen: geheel van opvattingen over oorzaak, verloop en verwachtingen van ziekte-ervaring
    - ziekte-narratief > dynamische aard van opvattingen = ‘model’ klinkt als een statisch concept / ‘narratief’ = meer (langdurig) proces benadrukt;
    - verbonden met kennis- en waardensystemen > cultuur ook een rol (gevolg: verklaringsmodel van hulpverlener verschillen met dat van de cliënt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

validiteit van classificatie en diagnostiek

A
  1. algemeen
    - westerse hulpverlening = sterk georiënteerd op classificatie van psychische stoornissen;
    - zoals in DSM (= Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders)
    - is dat instrument wereldwijd bruikbaar?
  2. theorieën over psychische gezondheid en psychopathologie
    - westers perspectief: sterk individualistisch georiënteerd > focus: het zelf, geïsoleerd van sociale, politieke en culturele context;
    - collectieve aspect ontbreekt ≠ waarde aan groepsbelang
    - gevolg: DSM-categorieën > westers concept van gezondheid en welzijn = disfunctioneren op individueel niveau
    - ≠ collectieve contexten = ziekte en gezondheid gerelateerd aan relationele of collectieve dynamieken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

category fallacy

A
  1. betekenis
    - als één culturele setting wordt geclassificeerd op grond van diagnostische categorie uit andere cultuur
    - voorwaarde: zonder geldigheid van categorisering opnieuw te toetsen
  2. assessmentmaten om klinische stoornis te diagnosticeren:
    - niet gevalideerd in niet-westerse culturen
    - gevolg: stoornissen meten die niet bestaan in die cultuur of geen zekerheid meting correct ≠ DSM volledig onbruikbaar bij niet-westerse > voorzichtigheid + oog voor cultuur worden gebruikt
16
Q

in gesprek met een cliënt: het Culturele Formulering Interview

A
  1. algemeen
    - psychische gezondheid = universele en cultuurgebonden aspecten
    - CFI = hulpmiddel om invloed van cultuur en context in psychische klachtenvorming en -presentatie + verwachtingen over behandeling te duiden;
    - instrument voor volwassenen + toevoeging diagnostisch proces
    - lijst als hulpmiddel om culturele aspecten in diagnostisch en therapeutisch proces overzichtelijk maken
    - bruikbaar = individuele hulpverleners en teams op teamvergadering
  2. ‘culturele formulering’
    - introductie = mijlpaal geschiedenis (focus: meer aandacht voor cultuur in diagnostiek en behandeling)
    - periode voor DSM IV: weinig aandacht culturele aspecten
    - cliënt erkend voelen in hun cultuur > verhoogt therapietrouw
17
Q

verschillende factoren van het CFI

A
  1. algemeen
    - interview gaat concreet in op drie factoren
    - inzet: meer ruimte voor beleving van cliënt in klinisch contact > gehoord en serieus genomen;
    - positieve implicaties voor hulpverleningsrelatie + riscio op stereotypering en etnocentrisme gereduceerd
  2. culturele identiteit
    - verschillende dimensies van identiteiten
    - vb. in welke taal iemand denkt en spreekt
  3. culturele conceptualisatie van ziekte en gezondheid: ziekteverklaringsmodellen
  4. cliënt-hulpverlenerrelatie
    - aandacht aan interactie tussen beide partijen
    - besef: als hulpverlener ook referentiekader
18
Q

verschillende onderdelen van het CFI

A
  1. algemeen
    - basisinterview, een versie voor naasten en 12 aanvullende vragenlijsten
    - basisinterview = set van 16 richtvragen + veronderstel respectvolle, nieuwsgierige en niet-oordelende houding van hulpverlener
  2. kenmerken
    - CFI vraagt niet gericht en niet expliciet naar culturele repertoires van cliënt (wel open, uitnodigende vragen)
    - doelgroep: alle cliënten, ongeacht herkomst, etniciteit of cultuur > stimulatie: eigen perspectief naar voren
    - voordelen: openingen om klinische praktijk als cultureel fenomeen benaderen;
    - gedeelde visie op klachten en bijdrage aan persoonsgerichte en contextgevoelige toepassing van bestaand zorgaanbod
19
Q

mentale gezondheidsrisico’s bij mensen met een migratieachtergrond

A
  1. algemeen
    - migratiegolven = wereldwijd populaties > individuen meer dan één culturele achtergrond
    - ook in Nederland en België
    - bewustwording invloed cultuur op psychische aandoeningen = relevant in GGZ
  2. toepassing
    - onderzoek: mensen met migratieachtergrond > specifieke risicogroep: ontwikkeling psychische klachten
    - voorkomende klachten = angst, spanning en depressiegerelateerde klachten
    - 1/5 tot helft van vluchtelingen = Post Traumatische Stress Stoornis (PTSS)
    - hoge comorbiditeit met depressie, angststoornissen en somatische symptomen;
    - cultuur onterecht als oorzaak > meer factoren: contextfactoren en individuele factoren
20
Q

de kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van psychische symptomen bij vluchtelingenpopulatie

A
  1. algemeen
    - belangrijke voorspellers voor psychische klachten bij vluchtelingen
    - impact van post-migratieproblemen = risicofactor voor PTSS
  2. pre-migratiestressfactoren: vb. potentieel traumatisch gebeurtenissen > tijdens oorlogssituatie
  3. peri-migratiestressfactoren: als men gedwongen wordt om te migreren > tijdens de vlucht ‘stressfactoren’
  4. post-migratiestressfactoren
    - proces van hervestiging en acculturatie
    - verband: proces van wederopbouw van nieuw leven > uitdagingen (onderwijs- en werkgerelateerde problemen)
21
Q

risicofactoren voor mensen die opgroeien in twee of meerdere culturen

A
  1. culturele stressoren
    - stressvolle negatieve gebeurtenissen > uniek voor etnische minderheidsgroepen
    - gevolg: laag zelfbeeld, internaliserende psychische symptomen
    - meest voorkomende stressoren = discriminatie, familiecultuurconflicten en acculturatie- of biculturele stress
  2. discriminatie
    - of een gevoel van uitsluiting vanuit meerderheidscultuur
    - rol bij ontwikkeling psychologische symptomen
  3. familiecultuurconflicten
    - gerelateerd aan verschillen in culturele waarden (tussen biculturele jongvolwassenen en hun familie)
    - tegengestelde verwachtingen
    - gevolg: acculturatie- of biculturele stress
22
Q

cultureel identiteitsconflict

A
  1. betekenis
    - als individuen met migratieachtergrond > sterk hechten aan verschillende culturele identiteiten;
    - maar bijhorende normen, waarden en gedragingen als onverenigbaar gezien
  2. toepassing
    - gevolg: ontwikkeling stabiele culturele identiteit + gevoel van inclusie en nabijheid met culturele groep tegenhouden;
    - belangrijk onderdeel: psychische gezondheid
    - manifesteren in ervaring van spanning, stress, somberheid en angsten = afbreuk psychologisch welbevinden
    - conclusie: psychische gezondheidsproblemen bij migratieachtergrond > associatie met identiteitsgerelateerde uitdagingen
23
Q

het migratieproces

A
  1. algemeen
    - ieder mens anders = uitkomsten in termen van psychische gezondheid heel ‘divers’
    - lager psychisch welbevinden > gevoelens van verlies;
    - geringe beheersing nieuwe taal en lage sociale integratie > posttraumatische stress ≠ vasthouden tradities en cultuureigen gewoontes > hoger welbevinden
  2. oplossing
    - balans: goed functioneren in de westerse samenleving + recht doen eigen culturele achtergrond
    - doel: bescherming tegen ontwikkeling (posttraumatische) mentale gezondheidsklachten
    - veerkracht: leven actief in handen nemen > positieve uitkomsten (ook in context van moeilijke omstandigheden)
    - psychisch welzijn = meebepaald door maatschappelijke en historische context
    - conclusie: cultuur > buffer van steun en bescherming + stressor