Inleiding in de crossculturele psychologie Flashcards
1
Q
superdiversiteit
A
- algemeen
- maatschappij met veel diversiteit,
- in termen van: etniciteit, religie, taal, seksuele oriëntatie, gender, … - toepassing
- het Vlaams Gewest wordt steeds diverser
- 25% buitenlandse herkomst in 2022 (3x dan in het jaar 2000) > toenemende diversiteit
2
Q
uitdagingen voor de samenleving
A
- algemeen
- Stad Gent wordt steeds diverser
- op vlak van gender, leeftijd, scholingsgraad
- gevolg: uitdagingen + zeer verrijkend (verschillende perspectieven) - discriminatie op de arbeidsmarkt
- feit: groepen worden divers = sociale cohesie verdwijnt > ideale voedingsbodem voor discriminatie
- focus: hoe kunnen mensen zich inclusief voelen, erbij horen
3
Q
uitdagingen voor de psychologisch consulent
A
- begrijpen van culturele eigenheid;
- van cliënten
- wie is deze persoon? = belangrijk inzoomen op unieke cliënt die voor ons zit
- rekening houdend met juiste afstemming - aanbieden van diensten: die rekening houden met deze eigenheid
4
Q
wat is cultuur?
A
- definitie
- een systeem van waarden, normen, opvattingen (ideeën en attitudes) en gedragingen die door een groep gedeeld wordt
- bepaalt lens/bril waarmee we naar werkelijkheid kijken & hoe we ermee omgaan - cultuur volgens experts
- collectieve mentale programmering die leden van een groep onderscheidt (Hofstede)
- gemeenschappelijke wereld van ervaringen, waarden, symbolen, … die sociaal systeem kenmerkt (Hoffman)
- wat een bepaalde groep doet met die menselijke natuur (Claes & Gerritsen)
5
Q
cultuur is gedeeld, overgeleverd en dynamisch
A
- algemeen
- cultuur heeft altijd betrekking op een groep mensen (vb. gezinscultuur, jongerencultuur) - “change is the past, present, and future”
- cultuur wordt door mensen gecreëerd en doorgegeven: via socialisatieproces
- mensen veranderen/evolueren & dus culturen veranderen ook steeds (doorheen de jaren);
- vb. in België vroeger > de man = kostwinner en vrouw huismoeder, nu oké indien omgekeerd
- vb. begroeting voor vs. na COVID-19
6
Q
het socialisatieproces
A
- primaire socialisatie
- door directe familie (opvoeding door gezin)
- overdracht cultuur bij directe contacten (bewuste en onbewust: vb. de norm in ons gezin) - secundaire socialisatie
- de omgang met anderen (vb. onderwijs, werk)
- jongere jaren = school ‘bron’ van socialisatie - tertiaire socialisatie
- socialisatie via (sociale) media zoals tv, spelletjes, internet of reclame
- vaker onbewuste beïnvloeding
7
Q
waarden en normen
A
- waarden
- wat we belangrijk of goed vinden
- bevatten vaak een oordeel over gedrag
- ze beïnvloeden vaak normen
- vb. vrijheid, respect, beleefdheid - normen
- gedragsregels (‘gepast’ of ‘normaal’ gedrag)
- krijgen vorm door en zijn uitingen van waarden
- vb. in België: de norm dat we op tijd zijn voor onze afspraken (waarde = respect)
8
Q
opvattingen en gedragingen
A
- opvattingen
- denkwijzen, overtuigingen
- kan worden beïnvloed door waarden (vb. familie op eerste plaats)
- vb. “het is egoïstisch om enkel aan mezelf te denken, ik moet altijd rekening houden met de groep” - gedragingen
- wat we doen, wat we zeggen, hoe we dingen doen, hoe we dingen zeggen
- worden beïnvloed door normen (en ook waarden)
9
Q
kruispuntdenken (intersectionaliteit)
A
- algemeen
- intuïtief linken we cultuur vaak aan bepaalde etnische en radicale groepen
- MAAR cultuur > binnen alle sociale groepen
- vb. queergemeenschap, mensen van kleur
- niemand behoort tot 1 sociale groep - kruispuntdenken
- overzicht van allerlei sociale identiteiten
- bepaald mee of iemand privileges of discriminatie krijgt
- de context speelt een belangrijke rol
10
Q
reflectie sociale groepen
A
- waarom belangrijk?
- herkennen van privileges & discriminatie;
- bewustwording maatschappelijke ongelijkheden
- begrijpen hoe anderen ons zien > beter zicht op bepaalde interpersoonlijke dynamieken en meer empathie
11
Q
cultural humility (culturele nederigheid) (1-2)
A
- basishouding 1
- je bent geen expert over de cultuur van de ander (de ander is expert)
- nederige, open, respectvolle en nieuwsgierige houding - basishouding 2
- voeling hebben met eigen waarden, normen, opvattingen en gedragingen (gelinkt aan sociale groep)
- inclusief bepaalde vooroordelen over andere groepen
12
Q
cultural humility (3-4)
A
- basishouding 3
- cultuur is dynamisch > nooit “uitgeleerd” zijn over culturen
- levenslang actief leren over verschillende culturen - basishouding 4
- erken dat sommige sociale groepen meer privileges of discriminatie ervaren
13
Q
crossculturele psychologie
A
- definitie
- wetenschappelijke studie van gelijkenissen en verschillen in het menselijk psychologisch functioneren;
- over verschillende culturele groepen heen - kenmerken
- onderzoekt wisselwerking tussen individu en culturele omgeving (cultuurvariaties)
- “in hoeverre beïnvloedt cultuur onze psychologie?”
- kritische blik op onze kennis van de menselijke psychologie
- helpt ons ook meer te weten te komen over onze eigen cultuur/culturen
14
Q
crossculturele psychologie: benaderingen
A
- absolutisme (of universalisme)
- menselijke psychologie > universeel hetzelfde over culturen heen;
- niet beïnvloedt door cultuur
- culturele verschillen = ‘ruis’ waar we doorheen moeten kijken - relativisme
- cultuur heeft enorm grote invloed op onze psychologie > menselijk denken, voelen en gedrag begrijpen vanuit context van cultuur
15
Q
wat houdt de superdiverse samenleving in?
A
- sociale groepen en cultuur
- meerdere sociale groepen
- iedere sociale groep heeft een eigen cultuur
- ieder van ons behoort tot meerdere sociale groepen - invloed van de groepen op ons gedrag:
- hoe we denken, ons voelen en gedragen ten opzichte van onszelf en anderen
- hoe anderen ons zien en behandelen, en hoe wij anderen zien en behandelen
16
Q
waarom is culturele nederigheid essentieel voor hulpverleners?
A
- in een superdiverse samenleving:
- open, veilige en onbevooroordeelde ruimte creëren voor cliënten
- écht ontvankelijk kunnen zijn voor wat de cliënt brengt (verbaal en non-verbaal)
- interventies beter afstemmen op specifieke noden van onze cliënten