intelligentieonderzoek en leertest 11+12 Flashcards
definitie intelligentie
‘Intelligentie is een conglomeraat van
verstandelijke vermogen, processen en vaardigheden zoals abstract, logisch en consistent kunnen redeneren, relaties kunnen ontdekken, leggen en doorzien, probleemoplossen, regels kunnen ontdekken in schijnbaar ongeorganiseerd materiaal, met bestaande kennis nieuwe taken kunnen oplossen, zich flexibel kunnen aanpassen aan nieuwe situaties, in staat zijn leervermogen te vertonen zonder directe of bij onvolledige instructie.’
3 niveau’s van intelligentie
niveau A: genetisch bepaald
niveau B: uit zich in het functioneren
niveau C: zoals gemeten in een intelligentie test
disharmonisch profiel
een of een paar subtest exteem van het normgemiddelde afwijken
Bannatyne heeft onderscheid gemaakt van 4 profielen met factoren waarmee kinderen moeite hebben
o Begripsfactor, bestaande uit subtests Overeenkomsten, Woordkennis en Begrijpen. Deze subtests richten zich op het verbale begrip.
o Ruimtelijk-analytische factor, bestaande uit subtests Onvolledige tekeningen, Blokpatronen en Figuur leggen. Deze subtests vereisen het manipuleren van visueel ruimtelijk materiaal, zonder dat daarbij het aspect volgorde (ook wel sequencing genoemd) een rol speelt.
o Concentratie- of sequentiefactor, gevormd door de subtests Onvolledige tekeningen, Blokpatronen en Figuur leggen. Bij deze factor spelen de aspecten onthouden, ordenen en automatiseren een rol.
o Verworven kennisfactor, bestaande uit subtests Informatie, Rekenopgaven en Woordkennis. De score op de verworven kennisfactor geeft aan in hoeverre het kind zich heeft ontwikkeld op de gebieden die sterk afhankelijk zijn van de mate van stimulering. De factor meet in welke mate het kind zich feit
Iq score+ classificatie
<60 zeer moeilijk lerend
60-79 moelijk lerend
80-89 matig lerend
90-110 gemiddeld
111-120 bovengemiddeld
121-130 begaafd
>130 zeerbegaafd
Volgens Piaget’s theorie verloopt de ontwikkeling van de intelligentie in vier stadia
- 0-2 jaar: het sensomotorische stadium.
- 2-5 à 6 jaar: het pre-operationele stadium.
- 6-11 à 12 jaar: het stadium van de concrete operaties.
- Vanaf 11 à 12 jaar: het stadium van de formele operaties.
Vygotsky gaat ervan uit dat de leerling leert in aansluiting op wat hij al weet, maar het moet wel nieuw of uitdagend zijn om daadwerkelijk van leren te kunnen spreken. In de theorie van Vygotsky draait alles om twee concepten, namelijk:
internalisatie: dus eigen maken/leren door een ander na te doen.
de zone van naaste ontwikkeling (ZNO): het verschil tussen hetgeen dat een kind al kan en wat een kind met hulp van een volwassene kan bereiken
verschil e Test-Train-Test procedure (Budoff) en het Testingthe-Limits model
Budoff meent dat intelligentietests vaak niet geschikt zijn voor kinderen uit lagere sociaaleconomische milieus en migrantenkinderen, omdat zij minder voorschoolse ervaring hebben. en de achterstand inhalen.
De procedure van Grenzen-testen geeft de onderzoeker de mogelijkheid bij falen van het kind de test
te verlengen of verder door te vagen. T