algemene inleiding diagnostische cyclus 3 Flashcards

1
Q

fasen regulatieve cyclus

A

1: probleemherkenning
2: probleemdefiniering
3: bedenken en afwegen van handelingsmogelijkheden
4: Planning en taakverdeling
5: interventie
6: evaluatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Binnen de verhouding tussen hulpvrager en hulpverlener kan onderscheid worden gemaakt tussen 4 afstemmingniveaus:

A

o Cognitief: overeenstemming over de interpretatie van de situatie.

o Affectief: voelt de hulpvrager zich ondersteund en is er sprake van wederzijds respect?

o Normatief: verschillen in visie op wat goed is, afhankelijk van kennis, normen en waarden.

o Gedragsmatig: de concrete verwachtingen van hulpvrager en hulpverlener.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

probleemherkenning bestaat uit

A
  • een methodische afstemming met client
  • screeningsonderzoek/ bredeband onderzoek
  • hypothesevorming
  • eerste inschatting van ernst adhv kwantitatieve criteria (frequentie,duur, intensiteit en omvang van het probleemgedrag)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

fout negatief

A

instrument toont geen positieve uitslag terwijl dit wel moest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

fout positief

A

instrument toont een positieve uitslag terwijl er geen sprake is van een probleem. het instrument is dan niet 100% specifiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

terecht positief

A

Als het instrument deze uitslag bij ieder probleem laat zien, is het 100% sensitief.
Hoe sensitiever een test, hoe vaker hij positief uitslaat als het gezochte probleem zich voortdoet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

discriminerend vermogen instrument.

A

Het discriminerend vermogen is de mate waarin een instrument in staat is om onderscheid te maken tussen de aan- en afwezigheid van een probleem. Als een instrument gevoelig wordt afgesteld, wordt ieder probleem gezien (hoge sensitiviteit), maar is de uitslag ook positief bij andersoortige problemen (lage specificiteit).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gardner en Sovnes maken onderscheid tussen behandeldoelen op drie niveaus:

A
  1. Behandeling (hoogste niveau): om het probleemgedrag te laten afnemen en de zelfredzaamheid te laten toenemen. Dit wordt gedaan door de probleemoplossende vaardigheden te vergroten, compenserende strategieën aan te leren en de situatie an te passen.
  2. Management (middelste niveau): het nastreven van beheersbaarheid van het probleem en rust, om de draaglast van het gezin te verminderen.
  3. Controle (laagste niveau): het nastreven van veiligheid en het voorkomen/beperken van materiële en emotionele schade
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

probleemdefiniëring

A
  • behandeldoelen
  • kosten baten analyse qua handelings mogelijkheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly