algemene inleiding diagnostische cyclus 1 Flashcards

1
Q

Diagnostisch onderzoek verloopt volgens de empirische cyclus

A
  • Observatie: het verzamelen en groeperen van gegevens
  • Inductie: het formuleren van hypothesen op basis van de waarnemingen
  • Deductie: het afleiden van toetsbare voorspellingen uit die hypothesen
  • Operationalisering: bij iedere voorspelling worden nu adequate onderzoeksmiddelen gezocht
    om de voorspellingen toetsbaar te maken
  • Toetsing: nagaan of de voorspellingen uitkomen door nieuwe gegevens te verzamelen
  • Evaluatie: het terugkoppelen van de uitkomsten van het onderzoek naar de hypothesen:
    kunnen zij de toetsing doorstaan of worden ze verworpen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De beschrijvende en verklarende hypothesen en toetsingen moeten aan twee eisen voldoen

A
  • Betrouwbaarheid: ze dienen zo onafhankelijk mogelijk te zijn van het moment van
    onderzoek, de onderzoeker of andere toevallige factoren
  • Validiteit: ze dienen daadwerkelijk betrekking te hebben op datgene wat bedoeld werd te
    beschrijven of te toetsen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

diagnostiek

A

: het verwerven en verwerken van informatie ter onderbouwing van besluiten die in het hulpverleningsproces genomen dienen te worden. Het gaat om het verkrijgen van een voldoende compleet, uniek en gedetailleerd beeld van de problematiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

screening

A

eerste, niet diepgravend onderzoek van een hulpvraag en haar context die een globale oordeelsvorming mogelijk maakt m.b.t. de aanwezige problemen en beschermende factoren, de aard en ernst van de situatie en de achtergronden van de hulpvraag.

o De onderzoeker gebruikt in dit stadium vaak een lijst met te onderzoeken aandachtspunten, ook wel een zoekschema of heuristiek genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

assesment

A

het vaststellen of meten van de onderscheidende kenmerken van het individu en zijn of haar situatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

classificatie

A

het onderbrengen van individuele kenmerken bij een algemeen bekend beeld, zonder uitspraken te doen over oorzaken of indicaties voor hulp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

monitoring

A

: onderzoek tijdens het uitvoeren van een interventie om het verloop en de
resultaten daarvan in beeld te brengen ten behoeve van eventuele bijsturing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

gericht onderzoek

A

het toetsen van hypothesen ten behoeve van een specifieke vraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

evaluatie

A

: onderzoek om het effect van een interventie te bepalen
o Een vast protocol hiervoor is de Routine Outcome Monitoring (ROM)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

regulatieve cyclus

A

o Probleemherkenning
- Wat is er aan de hand?
- Screening van probleem, context (biopsychosociaal, probleemelementen en
protectieve factoren) en voorgeschiedenis.
- Een aspect dat bij iedere interventie effectief is, wordt een algemeen
werkzame factor genoemd. Specifiek werkzame factoren zijn alleen bij
specifieke effectieve interventies aan de orde.
- Juridische aspecten, een voorlopige beoordeling van de aard en de ernst van
de situatie en van de veiligheid van het betrokken kind en organisatorische
afspraken bepalen of de hulpverlener verder moet gaan naar de volgende fase.

o Probleemdefiniëring
ƒ Wat is de verklaring?
ƒ Hierin wordt de vraag beantwoord wat de oorzaak is van het probleem. Dus
er wordt een theorie geformuleerd of een probleemdefinitie.
ƒ Er worden doelen geformuleerd, waarbij herstel van zelfregulatie en
empowerment belangrijk zijn, maar ook het benutten van protectieve
factoren.
o Het bedenken en afwegen van handelingsmogelijkheden
ƒ Deze fase bestaat uit het bedenken van mogelijke oplossingen
(brainstorming) en dan het afwegen van deze alternatieven (kostenbatenanalyse).
ƒ De ernst van het probleem en de zwaarte van de interventie moet in
evenwicht zijn, de hulp moet beschikbaar zijn in of dichtbij de leefsituatie
van de hulpvragen en moet goed aansluiten bij zijn motivatie.

o Planning van de interventie
ƒ Hoe gaan we het doen?
ƒ Er worden concrete afspraken gemaakt (wie, waar, wanneer, etc.) die de
effectiviteit van de interventie vergroten.

o Uitvoering van de interventie
ƒ Gaat alles volgens plan?
ƒ De monitoring moet twee aspecten van het proces bewaken
x Wordt de interventie uitgevoerd zoals deze gepland was (treatment
integrity of implementatin fidelity)
x Heeft de interventie het gewenste en verwachte effect

o Evaluatie van de effecten daarvan
ƒ Het doel van de evaluatie is te besluiten of de interventie voldoende heeft
gewerkt, afgesloten kan worden of juist dient te worden voortgezet – al dan
niet in aangepaste vorm – of dat er een verwijzing naar een andere vorm van
hulp nodig is.
ƒ Terugkoppeling naar voorgaande fasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

afstand en nabijheid de eigenschappen van een hulpverlener

A

eerlijkheid
betrouwbaarheid
betrokkenheid
respect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Acculturatietheorie van Berry

A
  • Behoud van eigen cultuur en contact met dominante cultuur: integratie
  • Behoud van eigen cultuur, geen contact met dominante cultuur: segregatie
  • Geen behoud van eigen cultuur, wel contact met dominante cultuur: assimilatie
  • Geen behoud van eigen cultuur, geen contact met dominante cultuur: marginalisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly