diagnostiek van motorische problemen 15 Flashcards

1
Q

De Internationale Classificatie
van het Menselijk Functioneren voor Kinderen (ICF-CY) maakt onderscheid tussen drie niveaus van motorisch functioneren

A
  1. Lichaamsfuncties: bijvoorbeeld spierkracht en mobiliteit van gewrichten.
  2. Activiteiten: basismotorische vaardigheden, zoals staan en lopen, en dagelijkse activiteiten, zoals aankleden en eten.
  3. Participatie: de deelname aan het maatschappelijk leven, zoals sporten bij een vereniging.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

verschil grof motorische vaardigheden en fijnmotorische vaardigheden.

A

t tussen grofmotorische (bijvoorbeeld
lopen en klimmen) en fijnmotorische vaardigheden (bijvoorbeeld tekenen en knippen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Cerebrale parese (CP)

A

Cerebrale parese (CP) is een houdings- of bewegingsstoornis als gevolg van een blijvende, maar niet-progressieve hersenbeschadiging die vóór eenjarige leeftijd is ontstaan. Er is aanvankelijk sprake van negatieve symptomen, zoals een verminderde spiertonus (hypotonie) en spierzwakte
(parese), en daarna positieve symptomen, zoals een verhoogde spiertonus (hypertonie) en spasticiteit. De Surveillance of Cerebral Palsy in Europe (SCPE) hanteert een leeftijdsgrens van 5 jaar voor de definitieve classificatie CP. Kinderen met CP vormen de grootste groep kinderen met motorische problemen binnen de kinderrevalidatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

etiologie Cerebrale parese (CP)

A

De combinatie van prematuriteit en een te laag geboortegewicht is de belangrijkste factor voor het
ontstaan van CP. Daarnaast zijn er nog andere factoren, die in verband worden gebracht met het
ontstaan van CP. Voorbeelden van prenatale factoren zijn afwijkingen in de aanleg van de hersenen
en intra-uteriene infecties. Een voorbeeld van een perinatale factor is zuurstoftekort door
complicaties tijdens de bevalling. Postnatale factoren zijn bijvoorbeeld trauma of mishandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

coördinatieontwikkelingsstoornis?
Definitie en criteria

A

Kinderen met een coördinatieontwikkelingssstoornis (‘developmental coordination disorder’; DCD)
worden gekenmerkt door het feit dat ze meer problemen hebben met het uitvoeren van dagelijkse activiteiten die bewegingscoördinatie vereisen dan op grond van hun leeftijd en intelligentie mag worden verwacht

Bij Criterium A moet worden vastgesteld dat dagelijkse activiteiten die coördinatie vereisen onder het te verwachten niveau voor de leeftijd zijn.

Criterium B houdt in dat de motorische problemen van het kind significant interfereren met de schoolprestaties of activiteiten in het dagelijks leven.

Criterium C stelt dat er geen sprake mag zijn van een aantoonbare neurale aandoening.

Criterium D stelt dat de motorische problemen in het geval van een verstandelijke beperking (VB) ernstiger moeten zijn dan de problemen die normaliter samenhangen met een VB.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  • Procesgerichte interventies
A
  • Procesgerichte interventies. Deze richten zich veelal op het verbeteren van tekorten in de onderliggende processen die een rol spelen bij het uitvoeren van dagelijkse activiteiten. Het idee achter deze benadering is dat herstel en verbetering van de onderliggende processen die nodig zijn om een bepaalde beweging uit te voeren leiden tot een verbetering van functionele vaardigheden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  • Taakgerichte interventies
A
  • Taakgerichte interventies. Deze richten zich veelal op het oefenen van taakgerichte functionele bewegingen en blijken aanzienlijk effectiever dan de procesgerichte interventies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly