algemene inleiding diagnostische cyclus 2 Flashcards
Schoorl en Kousemaker onderscheiden drie gespreksmodi.
de informatiemodus, praten het doel van
uitwisselen van informatie. Dit houdt onder andere in: het overdragen en verzamelen van zowel objectieve als subjectieve informatie.
consensusmodus, De consensusmodus heeft als doel consensus te bereiken. Zowel de cliënt als de diagnosticus moeten bereid zijn zich te laten beïnvloeden door argumenten
van de ander.
beïnvloedingsmodus, In de beïnvloedingsmodus heeft praten als doel het handelen van een ander te
beïnvloeden en te veranderen
algemene theorien
Algemene theorieën verklaren het cognitief, psychisch en sociaal functioneren van mensen of het functioneren van systemen.
ontwikkelingstheorien
Ontwikkelingstheorieën verhelderen specifieke ontwikkelingslijnen, zoals de gehechtheidstheorie.
probleemgerichte theorien
Probleemgerichte theorieën verklaren het ontstaan en de instandhouding van specifieke problemen. Hierbij wordt vaak gebruik gemaakt van kennis uit de algemene en ontwikkelingstheorieën.
voordelen classificatie systemen
- dat hulpverleners bepaalde psychiatrische
verschijnselen op dezelfde wijze benoemen, waardoor de communicatie bevorderd wordt. - Daarnaast hoopt men door deze systemen uiteindelijk meer inzicht te krijgen in de aard van diverse stoornissen
- een bepaalde classificatie aanwijzingen geeft voor de te volgen behandeling.
de twee stromingen in 1900 om de ontwikkeling van kinderen te volgen
1: empirische kinderstudies: richtte zich
aanvankelijk op het verzamelen van beschrijvende normatieve gegevens over gedrag van kinderen gedurende hun groei.
2: klinisch georiënteerd onderzoek: De klinisch georiënteerde traditie richtte zich op kinderen wiens ontwikkeling bedreigd werd.
het grootste verschil tussen de academische ontwikkelingspsychologie en de klinische
kinderpsychologie?
het grootste verschil tussen de academische ontwikkelingspsychologie en de klinische kinderpsychologie dat de eerste een nomothetische benadering hanteert (het vaststellen van algemene ontwikkelingswetmatigheden),
terwijl de klinische psychologie een idiografische benadering hanteert (het ontwikkelen van probleemgerichte theorieën).
het psychodynamische model
Volgens het psychodynamische model kunnen problemen uit de kinderjaren een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van latere problematiek
In de structurele component wordt de balans van de
verschillende krachten geanalyseerd met de volgende concepten:
Het ‘id’: de primaire behoeften van het individu.
Het ‘superego’: de geïnternaliseerde regels van de omgeving (vergelijkbaar met het
geweten).
Het ‘ego’: bemiddelt tussen het id en superego, organiseert het gedrag en reflecteert later in de ontwikkeling over gedrag.
In de dynamische component van de diagnostiek ligt de nadruk op conflicten tussen bovengenoemde krachten
de gehechtheidstheorie
Gehechtheid verwijst naar de duurzame affectieve relatie tussen een kind en zijn opvoeders.
- Sensitiviteit is het vermogen van een opvoeder om signalen van het kind waar te
nemen.
- Responsiviteit is het vermogen van een opvoeder om adequaat op de waargenomen signalen te reageren
leertheoretischmodel
Het leertheoretische model stelt dat probleemgedrag zowel ontlokt kan worden door antecedente variabelen (eraan voorafgaande stimuli) als bekrachtigd kan worden consequente variabelen (eropvolgende stimuli).
Het maken van analyses van uitlokkende factoren (betekenisanalyse) en bekrachtigende factoren (functieanalyse) is in de leertheoretische benadering een essentieel onderdeel van diagnostiek.
Vier groepen criteria voor normaliteit,
De norm van afwezigheid van stoornissen
De statistische norm
De norm van de ideale of gewenste toestand
Normaal als succesvolle adaptatie
Daarnaast zijn er 3 verschillende soorten informatie:
‘Questionnaire-data’ (Q-data): zelfbeschrijvingen en vragenlijsten.
‘Test-data’ (T-data): observaties van de reacties op bepaalde taken en opdrachten.
‘Life record-data’ (L-data): observaties van gedrag in natuurlijke situaties.
Er zijn 3 verschillende typen diagnostische informatie
:
Communicatiegericht: instrumenten waarmee een individuele beschrijving van het gedrag wordt gegeven zonder te refereren aan criteria of empirische normen. (interview/observatie)
Criteriumgericht: instrumenten waarbij iemands gedrag wordt vergeleken met vooropgestelde criteria.(denk aan toets einde van het hoofdstuk)
Normgericht: instrumenten waarbij empirisch vastgestelde statistische normen als ijkpunt worden genomen.
Er zijn verschillende vormen van causaliteit die van belang zijn:
Er zijn verschillende vormen van causaliteit die van belang zijn: o Monocausaliteit:
o Multifinaliteit:
o Equifinaliteit:
o Multicausaliteit:
o Gemedieerde causaliteit:
o Gemodereerde causaliteit:
o Circulaire causaliteit:
Het model van Belsky
Het model van Belsky biedt de mogelijkheid om de onderzochte aspecten van de context, de levensloop van ouders en kindeigenschappen op logische wijze te ordenen. Hierdoor wordt duidelijk welke factoren op welke manier de ontwikkeling van het kind beïnvloeden.