Integratiecolleges + Patiëntdemonstraties Flashcards
longfibrose effect op RV
RV wordt kleiner
grootte VC tov FVC
normaal: VC = FVC
bij ziekte is VC groter dan FVC
wet van fick
diffusie is afhankelijk van de structuur en de chemische samenstelling van het membraan, temperatuur, de oplosbaarheid en het molecuulgewicht van het gas
anatomische shunt
waar bloed van het ene naar het andere bloedvat kan lopen of bijvoorbeeld van de rechter naar de linkerkant van het hart door een gaatje zonder eerst door de kleine bloedsomloop te gaan
(of AV-malformaties)
niet-anatomische shunt
bloed dat ‘voor niks’ door alveolaire capillairen stroomt omdat de betreffende alveoli of luchtweg afgesloten/opgevuld zijn
risicofactoren levensbedreigend astma
- langer bestaand astma (met slechte astmacontrole)
- afhankelijkheid van OCS
- medicatie-ontrouwheid of slechte begeleiding
- psychosociale factoren
- oudere leeftijd
- roken
- aspirine overgevoeligheid
- eerder opgenomen in ziekenhuis en invasieve beademing gehad ivm astma
biologicals voor astma
hele specifieke antistoffen, werken op IgE en bepaalde groeifactoren geproduceerd door Th2-cellen (IL4, IL5, IL13)
- veilig in gebruik met weinig bijwerkingen, ze zijn alleen wel heel duur
bronchiëctasieën
uitzettingen van de luchtwegen met daarin ophopingen van mucus; hierin zijn de trilhaartjes beschadigd en hoopt slijm zich dus op -> hoestprikkeling
- wordt veroorzaakt door kinkhoest
vroege en late allergische respons
bij astma krijg je meestal een allergische respons gelijk (binnen half uur) als je met een allergen in contact komt, en je krijgt nog een latere respons ongeveer 8 uur erna
vormen van selectiviteit van de filterbarrière in de glomerulus
grootte en lading
structuren van de filterbarrière
- endotheelcellen glomerulus
- basaalmembraan
- podocyt
angiotensine II en prostaglandines werking
vasoconstrictie in de afferente arteriole -> daling van de glomerulaire capillaire druk en de renale plasmaflow -> GFR daalt
intercalair cellen
in de verzamelbuis:
type A: scheidt H+ uit
type B: reabsorbeert bicarbonaat
megaline en cubiline
stoffen in de microvilli, kunnen aan eiwitten in de proximale tubulus binden en die via endocytose afbreken
reabsorptie glucose
- SGLT-2 transporter transporteert 1 natriumion samen met 1 glucosemolecuul
kan dus glucose transporteren tegen lage prijs, doet in PT de bulk van het glucose reabsorberen - SGLT-1 transporter transporteert 2 natriumionen samen met 1 glucosemolecuul
kost meer energie om 1 glucosemolecuul te transporteren, maar kan daardoor in de DT goed de laatste restjes glucose uit de voorurine halen
remmen SGLT-2 transporter effect
glucosurie; gunstig voor bijv. diabetespatiënten om het bloedsuiker te laten dalen
transport maximum
op dit moment kan de reabsorptie van glucose niet meer toenemen want er zijn geen transporteiwitten meer over
- dit maximum kan lager liggen als gevolg van een pathologie
manieren waarop de GFR gereguleerd kan worden
- autoregulatie
- RAAS
- tubuloglomulaire feedback
autoregulatie GFR
nier houdt zijn eigen bloedflow constant door de arteriolen te verwijden of te vernauwen
- afferente verwijden en efferente vernauwen -> flow omhoog -> hogere GFR
- afferente vernauwen en efferente verwijden -> flow omlaag
RAAS werking
beschermt tegen een te lage bloedflow: angiotensine zorgt voor vasoconstrictie -> hogere bloeddruk en aldosteron zorgt voor vochtretentie
- systeem wordt aangestuurd door de macula densa: meet Na en Cl concentraties; als de GFR laag is zijn deze concentraties ook laag, en dan wordt als reactie renine afgegeven wat angiotensinogeen om kan zetten in angiotensine en de aldosteronproductie stimuleert
tubuloglomulaire feedback
als de Na-concentratie hoog is, wordt met adenosine een signaal afgegeven aan de afferente arteriolen, die gaan contraheren waardoor er minder bloedflow in de glomerulus is en de GFR dus daalt
tegenstroomprincipe nieren
de lis van henle loopt tegengesteld aan de vasa recta; door het tegenstroomprincip vindt waterreabsorptie makkelijker plaats
nefrosclerose
sclerose aan de glomeruli = globale schade
fanconi syndroom
syndroom waarbij de functies van de PT niet meer werken (de transporters); hierdoor belanden er allerlei stoffen in de urine die eigenlijk gereabsorbeerd zouden moeten worden
niershock
bloeddruk is zo laag dat de nier er niet meer voor kan corrigeren -> schade aan de nier
nierinfarct
plaatselijke verstopping van bloedtoevoer, een deel van de nier kan hierdoor afsterven