inleiding tot de criminologie Flashcards
Media dependency
wij zin afhnakelijk van de media voor info en om andere behoeftes te bevredigen. onspanning, amusement etc. //
Via kranten of websites van kranten’: 38%
‘Via televisie of websites van televisiekanalen’: 38%
“The images, ideas, and narratives that dominate the media influence how people think about crime and justice” (Surette, 2011)
Nut van mediaonderzoek in de criminologie
Meeste mensen halen informatie over criminaliteit uit de media
Media besteden veel aandacht aan criminaliteit
Ze beïnvloeden percepties, attitudes en gedrag …
…. en kaderen beslissingen van beleidsmakers (political agenda setting). Media-onderzoek lang verwaarloosd in de criminologie
2 soorten studies in de media
studies over representaite van crimi in de media, studies over gevolgen van crimi in de meida
Studies over representatie van criminaliteit in de media
Hoeveel geweld wordt er getoond op televisie?
In hoeverre is het aantal moorden getoond op televisie in overeenstemming met het aantal geregistreerde moorden?
Op welke manier wordt er in kranten gerapporteerd over jeugdbendes?
Studies over gevolgen van criminaliteit in de media
Wat is het verband tussen televisie kijken en onveiligheidsgevoelens?
Wat is het verband tussen televisie kijken en attitudes tegenover de politie?
Wat is het verband tussen gaming en gewelddadig gedrag?
Wat zijn de gevolgen van het stereotiep afbeelden van jeugdbendes voor het gedrag van de betrokken jongeren zelf?
inhoudsanalyse als onderzoeksmethode
om de kenmerken van verschillende communicatie boodschappen te analyseren. stap 1 steekproeftrekking, stap 2 dataverzameling, stap 3 data-analyse en rapportage
kwantitatieve inhoudsanalyse: media
frquentie . Indicatoren media-aandacht
Plaats
Omvang kop
Lengte artikel
Rubriek
Omvang foto’s
Demografische kenmerken dader en slachtoffer
kwalitatieve inhoudsanakyse media
frames, ligt focus op belang van kenmerk. gaat om welke kenmerken worden belicht in de media. bijv de samenvatting van een artikel door de schrijver kan stereotypen bevatten en framing, wat interessant is om te zien wleke frames worden gebruikt. bijv ene artikel wordt iemand eerder als dader gepresenteerd dan een ander artikel
kwalitatieve inhoudsanalyse context media
Toon
Aantrekkelijkheid van dader en slachtoffer
Realiteitsgehalte
Rechtvaardiging
Inbreuk op leven slachtoffer
Conclusie: programma per programma/scène per scène/misdrijf per misdrijf/artikel per artikel interpreteren
De wet van tegengestelden” zoals Surette (1998, p. 47) stelt?
law of the opposite; mediapresentatie geeft tegenovergestelde van wat in realiteit gebeurd. niet volledige bevestigingen van de trends in crimi, recentelijk wel daling in aandacht en daling in officiele crimi cijfers, maar eerdere jaren aandacht niet de trends volgt van de officiele crimi cijfers. er is wel een discrepantie naar wat er echt voorkomt en wat er wordt gepresenteerd in media (meer over moord, verkrachting etc) terwijl dat relatief weinig voorkomt
Andere patronen en karakteristieken van de weergegeven criminaliteit in media-inhoud algemeen
Meer aandacht voor slachtoffers dan daders
Vertekend demografisch profiel
Daders: mannelijk, en
Lokaal nieuws: jong, en behoort tot een etnische minderheid
Nationaal nieuws: gemiddeld hogere leeftijd en status
Slachtoffers: blank, jong, vrouwelijk, hoge SES
Focus op jeugdcriminaliteit
Succesgraad politie overschat
Misdrijven als afzonderlijke incidenten met individuele oorzaken
Gevolgen misdrijven zeer ernstig en zichtbaar
Oorzaken van mediarepresentaties van criminaliteit
Twee theorieën om “newsmaking process” uit te leggen
“Crime news as hegemony in action” vs. “Crime news as cultural conflict”
Journalist als ‘gatekeeper’
“Agendasetting” & “framing” (zie cursus!)
Juridische, economische, technologische en organisatorische aspecten
Competitie en digitalisering
Nieuwswaardigheid chibnal 1977
(uitkomst staat al vast, gaat er van uit dat media altijd belangen van sterken in samenleving bevestigen)
Immediacy
Dramatisation
Personalisation
Simplification
Titillation
Conventionalism
Structured access
Novelty
moderne nieuwswaarden
jewkes 2015
(newsmaking wordt als interactie gezien, maar gaat er ook van uit dat bepaalde belangen oververtegenwoordiging krijgen)
threshold
Geweld of conflict
Visueel spektakel of grafische beelden
Celebrity or high-status persons
Individualism
Seks
Conservative ideology and political diversion
Predictability
Risk
Proximity
Children
Massamedia kunnen criminaliteit veroorzaken o.a. door
Labeling
“Moral panics”
Opwekken imitatiedrang
Opwinding via seksuele of gewelddadige scènes
Desensibilisatie
Verheerlijking daderschap
Vele studies over verband TV-kijken/gaming en geweld
Meestal wordt geen sterk verband aangetroffen + In welke richting gaat het verband?
“For some children, under some conditions, some television is harmful” (Schramm et al., 1961, p. 11)
immediacy nabijheid
dat het gaat om dringende kwestie in de maatschappij. Dus over specifieke gebeurtenissen inplaats van processen.
dramatisation
dramatische gebeurtenissen hebben hogere nieuwswaarde
personalisation
gaat vaak over beroemde mensen, makkelijker om met hun te identificeren dan met een onbekend iemand
simplification
proberen samenvatting te geven van gebeurtenissen. graag zwart wit verhaal
titilation,
prikkeling, willen graag geprikkeld worden door het verhaal
Conventionalism
dingen die de ideeen over de samenleving bevestigen.
strucutred access
beroep op officiele bronnen
novelty
moet elke keer iets nieuws gepubliceerd worden
risk
kwetsbaarheid en angst op voorgrond treedt
proximity
nabijheid. culturele, geografische nabijheid. geven meer aandacht over lokale feiten
labeling
media kan labelen met etiketten, daden bestempelen, kranten uitvoerig rapporteren over jongeren en kunnen hun criminele identiteit bij hun plakken
moral panics
morele paniek, de angst die door media gecreëerd is door ontwikkelingen van vluchtelingen. Maatschappelijke angstreacties
Omstandigheid, gebeurtenis, persoon of groep personen wordt ervaren als bedreiging voor waarden en belangen van samenleving, niet in verhouding met ernst, risico of schade
Rol van de media in creëren van moral panics: casus ‘Mods’ en ‘Rockers’
cultivatietheorie
Living with Television: The Violence Profile (Gerbner & Gross, 1976)
Hypothese: Herhaaldelijke blootstelling aan televisieboodschappen heeft invloed op wereldbeeld kijkers
de invloed van de media is ‘cumulatief’, en zal in de loop van de tijd bij individuen een bepaald wereldbeeld ‘cultiveren’.
Zwaardere kijkers (> 4u/dag) -> ‘televisiewerkelijkheid.
Gevolgen voor inschattingen:
Mispercepties over prevalentie van bepaalde misdrijven
Eerste orde cultivatie-effect
Gevolgen voor meningen en attitudes (“mean world syndrome”):
Tweede orde cultivatie-effect
eerste orde cultivatieffect
hebben impact op inschattingen
tweede orde cultivatieeffect
invloed op meningen en attitudes
mean world syndrome
door het kijken van vele media dat zij niet mensen om hun heen moeten vert0ruwen
Rol van de media in creëren van moral panics: casus ‘Mods’ en ‘Rockers
Overdreven rapporteren over ernst en hoeveelheid van gebeurtenissen
Voorspelling van nog meer incidenten met nog ergere gevolgen
Associatie van symbolen van deze jeugdbendes met delinquentie
Ontstaan van maatschappelijke angstreactie op jeugdbendes
Rol van beleidsmakers
‘Positieve’ relatie tussen criminaliteit en media
Positieve gevolgen voor gedrag:
Campagne ‘Rijden onder invloed’
Media ter preventie van zelfmoord
Bewustmaking rond maatschappelijke thema’s
Positieve gevolgen voor percepties en attitudes: media als tool om gebeurtenissen te kaderen en te nuanceren:
Zeldzaamheid van feiten benadrukken
Macro-sociologische context
conclusie media
Criminaliteit komt disproportioneel veel voor in de media
Zeer nieuwswaardig onderwerp
Inhoudsanalyse is meest gebruikte methode om mediarepresentaties van criminaliteit te analyseren
Media geven geen realistische weergave van criminaliteit
Mediarepresentaties hebben invloed op hoe wij werkelijkheid zien
Cultivatietheorie van Gerbner is belangrijkste denkkader
Criminogene invloed op gedrag is minder duidelijk
Criminaliteit
plegen van strafbare feiten
~ tijd- en ruimtebepaald
Jeugddelinquentie
~ criminaliteit door minderjarigen
~ (door jongvolwassenen)
MOF
~ als misdrijf omschreven feit (nu: jeugddelict)
~ jeugddelinquentierecht (!)
VOS
~ verontrustende situatie
~ vroegere POS: problematische opvoedingssituatie
Twee soorten bronnen om (jeugd)delinquentie te meten
Officiële statistieken
Politie
Jeugdparket
Jeugdrechtbank
Uitvoering van maatregelen
Zelfgerapporteerde criminaliteit
Slachtofferenquêtes
Zelfrapportagestudies
Politiestatistieken Federale Politie
http://www.stat.policefederale.be/criminaliteitsstatistieken/
Vanaf 2000 betrouwbare politiestatistieken
Sedert kort (2017) onderscheid tussen minderjarige en meerderjarige verdachten
Gerechtelijke cijfers: jeugdparket
Proces-verbaal door politie opgemaakt
‘Vermoedelijke’ feiten en ‘verdachte’ minderjarigen
Goede en betrouwbare cijfers sinds 2010; jaarlijkse publicatie van statistieken van de jeugdparketten op http://www.om-mp.be/stat/jeu/
Gerechtelijke cijfers: jeugdrechtbank
Zaken die vervolgd en berecht worden
Geen statistieken
Enkele voorlopige conclusies jeugddelinquentie
Globaal gezien daling geregistreerde jeugddelicten tussen 2010 en 2020 (vnl. 2010-2015)
2020 uitzonderlijk jaar: corona-inbreuken!
Betrokkenheid bij criminaliteit stijgt tijdens adolescentie en piekt op 16-18 jaar (‘age-crime curve’)
Meerderheid door jongens (+/- 75%)
Kleine groep jongeren pleegt veel criminele feiten (‘veelplegers’), grote groep jongeren gekend voor slechts 1 feit
Conclusies op basis van officiële statistieken
jeugddelinquentie
Daling voor de meeste feiten in afgelopen 10 jaar (eigendomsdelicten in het bijzonder)
Jeugdcriminaliteit wordt niet ernstiger of gewelddadiger
Beperkingen Conclusies op basis van officiële statistieken
jeugddelinquentie
Beeld van de zaken waarmee politie en justitie in aanraking komen (selectie)
Aangifte- en meldingsbereidheid
Registratie-effecten bij de politie: werklast, prioriteiten…
≠ ‘werkelijke’ criminaliteit (dark number)
voordelen Zelfgerapporteerde criminaliteit
Gedeeltelijk zicht op het dark number
Nieuwe trends (vb. verschuiving naar online criminaliteit)
Ook bevraging van andere zaken mogelijk (vb. gezinssituatie, relatie met ouders etc.).
Kan gebruikt worden om criminologische theorieën te testen
Conclusies op basis van zelfrapportage
Overeenkomst met officiële statistieken:
Geen stijging, wel (lichte) daling of status quo voor de meeste feiten
Leeftijdsgebonden karakter van criminaliteit
Verschuiving naar online vormen van criminaliteit:
Ook hier beperkingen
Steekproef…
Zelfrapportage
subjectieve perceptie
sociale wenselijkheid / geheugen effecten
weinig zicht op de ernst van de feiten
≠ ‘werkelijke’ criminaliteit (dark number)
Travis Hirschi: sociale bindingstheorie
Vertrekpunt: iedereen komt wel eens in de verleiding om iets fout te doen…
Vraag: … maar waarom plegen veel jongeren dan toch GEEN delinquentie ?
Antwoord: omdat ze goede sociale bindingen hebben (4 elementen)
Attachment
Commitment
Involvement
Moral belief
Jack Katz: de verleidingen van criminaliteit
Vaststelling: criminologen focussen teveel op achtergrondfactoren (vb. slechte bindingen met ouders, slechte buurt etc.) ~ push factoren
Vraag: wat vinden mensen nu zo aantrekkelijk/verleidelijk aan de criminaliteit zelf? ~ pull factoren
Antwoord: verschillende vormen van misdrijven hebben hun eigen ‘geneugten’
‘Thrills’ en ‘sensation seeking’… (winkeldiefstal, vandalisme,…)
conclusie jeugddelinquentie
Jeugddelinquentie is een leeftijdsgebonden fenomeen
Wetenschappelijke methode kan helpen om populaire ‘mythen’ over jeugddelinquentie te nuanceren, MAAR
jeugddelinquentie is zeer moeilijk te meten
de manier van (be)vragen heeft een zeer grote invloed
nood aan samenleggen van verschillende bronnen, met kennis van beperkingen en voordelen
(jeugd)criminaliteit = complex, dus ook cijfers, verklaringen en aanpak van (jeugd)criminaliteit = complex
de trends van terrorrisme
Aanvallen en doden geconcentreerd in klein aantal niet-westerse landen
Na piek in 2014 (33,438 doden dat jaar) daling tot 7142 doden in 2021
-79% tussen 2014 en 2021
Aantal aanslagen wereldwijd +17%
Vooral Sahel-regio, Aanslagen worden minder dodelijk
pejoratief karakter terrorisme
heeft sterke negatieve connotatie, niemand wil als terrorist bestempeld worden.
Radicalisering’ is proces
- Radicalisme
- Extremisme
- Terrorisme
radicalisme
gedachtegoed; op zich niet slecht of illegaal, kan ook sociale voortuitgang bevorderen
‘radix’: ‘terugkeren naar de wortel’, een sterke drang koesteren voor verregaande sociopolitieke verandering
Meestal in context van polarisering
Extremisme
mentale ingesteldheid, het hebben van motieven of opvattingen in strijd met democratische beginselen en mensenrechten
+ geweld = ‘gewelddadig extremisme’
Terrorisme: de academische consensus definitie
Tot op de dag van vandaag geen universeel aanvaarde definitie
Schmid & Jongman (1988) kwamen dichtste bij ‘consensus’
Herziening in 2012
““Terrorism is an anxiety-inspiring method of repeated violent action, employed by (semi-) clandestine individual, group, or state actors, for idiosyncratic, criminal, or political reasons, whereby – in contrast to assassination – the direct targets of violence are not the main targets. The immediate human victims of violence are generally chosen randomly (targets of opportunity) or selectively (representative or symbolic targets) from a target population, and serve as message generators. Threat- and violence-based communication processes between terrorist (organization), (imperiled) victims, and main targets are used to manipulate the main target (audience(s)), turning it into a target of terror, a target of demands, or a target of attention, depending on whether intimidation, coercion, or propaganda is primarily sought.”
“
Een goede definitie van Radicalisering (Schmid, 2013)
Een individueel of collectief (groeps)proces waarbij, meestal in een situatie van politieke polarisatie, normale praktijken van dialoog, compromis en tolerantie tussen politieke actoren en groepen met uiteenlopende belangen, door één of beide partijen in een conflict dyade in de steek worden gelaten, ten gunste van een groeiende inzet voor confronterende conflicttactieken:
Gebruik van (geweldloze) druk en dwang.
Verschillende vormen van politiek geweld, andere dan terrorisme of
Handelingen van gewelddadig extremisme in de vorm van terrorisme en oorlogsmisdaden
Niet alleen individuen, maar ook staten kunnen radicaliseren!
Geen inherente link met de islam of religie in het algemeen
Oud terrorisme
Uitgevoerd door herkenbare organisaties
Gericht op specifieke doelstellingen
Focus op bepaalde landen
Geweld min of meer gelimiteerd:
Vooral dreigen met geweld + aanslagen op symbolische objecten/mensen
Vb. IRA, CCC, ETA, Rode Brigades,…
nieuw terrorisme
Uitgevoerd door fluïde, horizontale netwerken
Diffuse doeleinden: verwerpen levensstijl, omverwerpen maatschappelijke organisatie
Mondiale operatie
Terrorisme als eigenlijke instrument
Catastrofaal geweld
Vb. Al-Qaida, Islamitische Staat, Boko-Haram, Al Shabaab
foreign fighters in belgie
Geradicaliseerden in eigen land en ‘vertrekkers’
± 500 FFTs in België
Profiel: uiteenlopend, maar grove lijnen te trekken
Relatief jong
Veelal lager geschoold
Meerderheid heeft Belgische nationaliteit met migrantenachtergrond
Meesten zijn tweede generatie moslims
Hadden veelal geen/geringe band met de moslimgemeenschap
>40% was als betrokken in criminele activiteiten
In Nov. 2017, ± 125 teruggekeerd ± 140 nog actief in Midden Oosten, en ± 140 overleden
Van de actieven, velen intussen dood of gevangen
Conclusie terrorisme
Zowel terrorisme als radicalisering zijn moeilijk definieerbaar
Terrorisme heeft als doel om door middel van geweld en angst maatschappelijke verandering te bekomen:
Directe slachtoffers zijn meestal niet het eigenlijke doelwit
Radicalisering: het omarmen van confronterende conflicttactieken, waaronder het gebruik van (geweldloze) druk en dwang, vormen van politiek geweld en terrorisme
Meer doden in Europa door separatistisch en links terrorisme in jaren ‘70 en ‘80 dan door jihadistische aanslagen
EN: veel meer terrorisme in Afghanistan, Midden-Oosten, en Afrikaanse landen dan in Europa
Hoog aantal Belgische FF, meerderheid niet gedreven door ideologische motieven
Extreemrechts terrorisme is intussen ernstige dreiging
problemne kwantitatief crimi onderzoek
verborgen populaties (je maakt dan conclusies op een klein deel van de populatie die je hebt gekregen in je studie), dark number, scheve verdeling van criminaliteit (heel veel mensen plegen geen delicten, en heel weinig mensen plegen heel veel delicten), ethische belemmeringen(vaak onethisch, gebruikt vaak bedreigende vraagstelligen), afhankelijkheid van overheid,
dark number
niet door politie geregeistreerde crimi, 100 procent min procent van aangifte = dark number
reden dark number
iet alle delicten gemeld bij politie, niet alle gemelde dleicten geregeistreerd door politie.
grey number
gemelde maar niet door politie geregistreerde crimi. melding procent - aangift procent = grey number
beleidsgericht
vraagstelling gaat uit van overhied
fundamenteel
vraagstelling komt uit wetenschappelijk dispositief
kwantitatief onderzoek
gebaseerd op positivisme, statistisch te onderzoeken
kenmerken van positiivsitisch onderzoek
empirisme, determinisme/probalisme, reductionisme, wetenschappelijke methode, wetenschappelijke theorie
empirisme
filosofie over hoe doe ik onderzoek. uitgangspunt: kennis steunt op ervaring van externe wereld die obejctief meetbaar is.//Fysische realiteit die onderzocht kan worden
Ervaring is bron van kennis:
kennis wordt verworven door zintuiglijke waarneming, observatie en proefondervindelijke ervaring
kritiek op positivisme
objectiviteit is niet haalbaar, en zoeken naar algemene wetmatigheden is niet toepasbaar op mensen. daarom meer geneigd om naar kwalitatief onderzoek te gaan.
rationalisme
Ware kennis via logisch denken en redeneren
Intern organiserend principe om waarnemingen te ordenen en interpreteren.//Fysische realiteit die onderzocht kan worden
Werkelijkheid is opgebouwd volgens natuurwetten.
Rede en logica zijn bron van kennis: kennis wordt verworven door logisch redeneren.
Constructivisme/interpretivisme
Wetenschappelijke concepten zijn sociale en culturele constructies
Kennis is product van historische en sociale processen//Verschillende visies op realiteit
Realiteit is subjectief: beeld bepaald door menselijke en sociale interacties
redenering rationalisme
wereld wordt gededuceerd vanuit acioma’s en wiskunde, vanuit natuurwetten
locus van kennis en redenering empirisme
kennis is a posteriori, mens is tabula rasa bij geboorte en determinisme. Wereld wordt geïnduceerd vanuit (zintuigelijke) ervaring
locus van kennis en redenering sociaal consturctivisme
Kennisvergaring via begrip van interacties
Agency, vrije wil: mensen bepalen hun eigen acties
Kennisvergaring via ontwikkelen van begrip vanuit interacties, vooral inductief
determinisme
verleden bepaalt heden; gedragingen moeten worden verklaard door voorafgaande gebeurtenissen of factoren
Causaliteit is centraal begrip
4 voorwaarden voor causaliteit
Constant samengaan van twee gebeurtenissen (moet altijd samen gaan, niet sommige momenten wel sommige momenten niet)
Contiguïteit (zelfde plaats)
Antecedentie (oorzaak dient vooraf te gaan aan gevolg)
Uitsluiten van andere oorzaken (er is geen andere oorzaak dan de bedachte oorzaak)
kritiek op determinisme
Methodologisch: onmogelijk om aan alle voorwaarden voor causaliteit te voldoen
Wetenschapsfilosofisch
Causaliteit is geen objectief kenmerk van externe werkelijkheid, maar filosofisch construct
Geen ruimte voor vrije wil
Probabilisme
reductionisme
geobserveerde fenomenen kunnen worden herleid tot beperkt aantal verklarende factoren
Verschillende soorten reducties
Metafysisch
Materieel/biologisch
Temporeel
probalisme
gevolgen zullen meestal voorkomen wanneer oorzaken aanwezig zijn
wetenschappelijke methode3
Objectieve waarneming
Gecontroleerde waarneming
Publieke controle
Wiskunde en statistiek
beperkingen van wetenschappelijke methode
Onmogelijke eisen
Op zichzelf onvoldoende en ondergeschikt aan theorie
Laat niet toe om complexe menselijke relaties en fenomenen te beschrijven
Wetenschap is menselijke onderneming, geen monolithisch systeem
Constructivisme: mensen niet gedetermineerd door natuurwetten en -krachten
wetenschappelijke theorie
Nodig om plausibele verklaringen voor werkelijkheid aan te dragen
Positivistische definitie:
“Theorie bestaat uit concepten die via expliciet geformuleerde verbanden en uitspraken over causaliteit met elkaar verbonden worden en waarbij nodige kennis beschikbaar is om deze verbanden te verklaren”
3 soorten doelen onderzoek
Theoretisch onderzoek
Handelingsonderzoek/praktijkonderzoek
Leeronderzoek
soorten onderzoeksvragen
Beschrijvend, verkennend of verklarend/toetsend
Fundamenteel of praktijkgericht
theorie
bestaat uit concepten die via expliciet geformuleerde verbanden en uitspraken over causaliteit met elkaar verbonden worden en waarbij nodige kennis beschikbaar is om deze verbanden te verklaren
concepten
zijn abstracte begrippen, die weliswaar verwijzen naar werkelijkheid, doch op zichzelf niet grijpbaar noch meetbaar zijn
twee soorten definities van concepten
Conceptuele definitie:
Operationele definitie:
Conceptuele definitie:
definitie in termen van andere concepten
Operationele definitie:
maakt duidelijk hoe betrokken concept kan worden gemeten
variabelen
zijn geoperationaliseerde concepten die verschillende meetwaarden kunnen aannemen
Storende variabelen:
variabelen die invloed hebben op relatie tussen onafhankelijke en afhankelijke variabelen
meetniveaus
ratio interval ordinaal nominaal
hypothesen
zijn specifieke stellingen betreffende (causale) relatie tussen twee of meer concepten, afgeleid uit theorie
Drie soorten hypothesen
Onderzoekshypothese: stelling die relatie tussen concepten weergeeft
Nulhypothese: stelling die relatie tussen concepten ontkent
Alternatieve hypothese: onderzoekshypothese die voorlopig aanvaard wordt na verwerping nulhypothese
Popperiaans falsificationisme
wetenschappers moeten niet streven naar verificatie van onderzoekshypothese, maar wel naar falsificatie van nulhypothese
Onderzoekseenheden kunnen zich op drie (aggregatie)niveaus bevinden
Microniveau: personen, gebeurtenissen
Mesoniveau: buurten, steden
Macroniveau: landen, samenlevingen
Theoretische en empirische onderzoekseenheden dienen samen te vallen
Ecologische fout:
Atomistische fout:
Ecologische fout:
theoretische onderzoekseenheden op lager niveau dan empirische onderzoekseenheden
Atomistische fout:
theoretische onderzoekseenheden op hoger niveau dan empirische onderzoekseenheden
kwaliteit van kwantitatief onderzoek
betrouwbaarheid & valididteit
betrouwbaarheid
mate waarin metingen vrij zijn van toevalsfouten
Validiteit
Inhoudsvaliditeit van metingen:
Interne validiteit van methode:
Externe validiteit van methode:
Inhoudsvaliditeit van metingen:
mate waarin instrument alle aspecten van concept vat en meet
Interne validiteit van methode:
mate waarin oorzaak-gevolg relatie overtuigend wordt aangetoond
Externe validiteit van methode:
mate waarin resultaten van steekproef naar populatie veralgemeend kunnen worden
Externe validiteit van methode:
mate waarin resultaten van steekproef naar populatie veralgemeend kunnen worden
conclusie wetenshappelijk onderzoek
Verschillende aspecten bemoeilijken criminologisch onderzoek
Verborgen populaties, dark number, scheve verdeling van criminaliteit, ethische belemmeringen en afhankelijkheid van overheid
Naïef positivisme vertrekt van uitgangspunten waaraan geen onderzoek kan voldoen
Empirisme, determinisme, reductionisme, wetenschappelijke methode en wetenschappelijke theorie
Huidig kwantitatief onderzoek blijft geïnspireerd op deze uitgangspunten, maar wel in afgezwakte vorm
Kwantitatief onderzoek gebruikt eigen jargon
ideologische religieuze oorzaken terrorisme
Bij de huidige FF’ers waarschijnlijk beperkt
Niet religie an sich, maar grieven staan centraal
Nadruk op jihadi-radicalisering door de media, terecht?
Intussen wordt extreemrechts terrorisme een grotere dreiging in VS en Europa
conclusie terrorisme
Zowel terrorisme als radicalisering zijn moeilijk definieerbaar
Terrorisme heeft als doel om door middel van geweld en angst maatschappelijke verandering te bekomen:
Directe slachtoffers zijn meestal niet het eigenlijke doelwit
Radicalisering: het omarmen van confronterende conflicttactieken, waaronder het gebruik van (geweldloze) druk en dwang, vormen van politiek geweld en terrorisme
Meer doden in Europa door separatistisch en links terrorisme in jaren ‘70 en ‘80 dan door jihadistische aanslagen
EN: veel meer terrorisme in Afghanistan, Midden-Oosten, en Afrikaanse landen dan in Europa
Hoog aantal Belgische FF, meerderheid niet gedreven door ideologische motieven
Extreemrechts terrorisme is intussen ernstige dreiging
Algemene conclusie Deel I
Gewone criminaliteit is meeste zichtbare vorm van criminaliteit
Politiestatistieken geven maar een gedeeltelijk beeld
Substantiële daling in westerse landen sinds 1990, in België sinds 2012, maar groei van geweldcriminaliteit
Georganiseerde misdaad: organisaties of activiteiten?
In België vooral criminele activiteiten
Organisatiecriminaliteit heeft grote relevantie en zware kosten
Strafrecht speelt maar kleine rol bij controle ervan
Jeugdcriminaliteit krijgt veel aandacht in de media, maar is niet gestegen
Terrorisme en radicalisering: ambigue begrippen, meest ernstige gevallen buiten EU
Veel FTF uit België, Islamisme minder relevant dan gedacht
Media geven geen objectief beeld van criminaliteit
Geweldcriminaliteit is sterk oververtegenwoordigd
Algemene conclusie Deel I
kritiek op kwantitatief onderzoek
Geen diepgang of betekenisverlening
Vaak louter berekenen van onderlinge (cor)relaties tussen reeksen variabelen
Veralgemening bevindingen (?)
Eisen objectiviteit en neutraliteit (?)
Perspectief van verdrukten in samenleving afwezig
wat is kwalitatief onderzoek
Interpreterende, naturalistische benadering
Het begrijpen, interpreteren van een fenomeen/situatie/standpunt van de participant,
In de diepte
In de natuurlijke, alledaagse setting
Verschillende vormen mogelijk, vb. gevalsstudie, biografie, etc.
biografisch onderzoek
“Studied use and collection of life documents that describe turning-points in an individual’s life” (Denzin, 1994)
Varianten (klassieke versus interpretatieve)
types biografisch onderzoek
biuografie/levensgeschiedenis, autobiografie, verbale geschiedenis
fenomenologisch onderzoek
Structures of consciousness in human experience
Begrijpen van subjectieve betekenissen, ‘geleefde ervaringen’, en perspectieven van participanten
Introspectie, gespreks- en gedragsanalyse, nieuwe methoden
Essence
vb: Garfinkel’s ‘breaching experiments’ om komaf te maken met ‘natural attitude’ (Schutz). Afdingen bij prijzen in supermarkt – ouders als vreemden behandelen.
grounded theory
Onderzoeker moet zijn theorie ‘gronden’ in data in het veld
Geen kant-en-klare theorie als vertrekpunt, maar theorie wel als einddoel
Vertrekpunt zijn observaties in reële levensomstandigheden
Ontwikkelen van concepten door systematische codering
etnografie
Beschrijving en interpretatie van sociale groep of sociaal systeem, gebaseerd op observatie van gedragspatronen, taal, en gewoonten van die bepaalde groep of gemeenschap
Participerende observatie: veldwerk
Nood aan goede gate-keepers; goede informanten; reciprociteit; eerlijkheid en bewustzijn van reactiviteit
casestudy
Langdurige exploratie van casus of meerdere casussen (gebeurtenis, instelling …) via diepgaande en gedetailleerde dataverzameling aan de hand van verschillende methodes
Single case study
Collectieve case study
Intrinsieke case study
Instrumentele case study
Vaak (partiële) overlap met andere kwalitatieve onderzoeksmethodes
actie-onderzoek
Uitlokken en sturen van (toekomstige) ontwikkelingen in praktijk en beleid
INDIEN effecten van wijzigingen onderwerp van observatie: “iteratief proces”
kwaliteitscriteria kwalitatief onderzoek
credibility, transferability, dependability, confirmability, theoretische veralgemening, triangulatie, saturatie, belang van politieke praxis/sociale bezorgdheid
credibiity
overeenstemming constructen deelnemers en die van onderzoekers
Transferability =
transfer van constructen van context A naar context B
Dependability
nauwkeurigheid van dataverzameling
Confirmability
“objectiviteit,” de band tussen data en hun bronnen is duidelijk
conclusie kwalitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek is interpreterende, naturalistische benadering van onderzoeksproblemen, die probeert de wereld vanuit perspectief van onderzochten te begrijpen
Meerdere methoden binnen kwalitatief onderzoek
Vb. biografie, fenomenologie, grounded theory, etnografie, gevalsstudie, actie-onderzoek)
Kwantitatief en kwalitatief onderzoek verschillen in termen van onderliggende paradigmata, waardenkeuzes, onderzoeksobjecten, methodes en eindproducten
MAAR: ze zijn eigenlijk twee polen op eenzelfde continuüm
meten van criminaliteit
“Criminografie”
Meting aan hand van officiële cijfers: ‘Realistisch’ of ‘institutioneel standpunt’ vs. ‘legalistisch standpunt’
Alternatieve metingen (los van overheidsinmenging): surveymethodes:
Zelfrapportages (self-reports)
Slachtofferenquêtes
frequenties
absolute criminaliteitscijfers. geen context, moeilijk vergelijkbaar