inleiding tot de criminologie Flashcards

1
Q

Media dependency

A

wij zin afhnakelijk van de media voor info en om andere behoeftes te bevredigen. onspanning, amusement etc. //
Via kranten of websites van kranten’: 38%
‘Via televisie of websites van televisiekanalen’: 38%
“The images, ideas, and narratives that dominate the media influence how people think about crime and justice” (Surette, 2011)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Nut van mediaonderzoek in de criminologie

A

Meeste mensen halen informatie over criminaliteit uit de media
Media besteden veel aandacht aan criminaliteit
Ze beïnvloeden percepties, attitudes en gedrag …
…. en kaderen beslissingen van beleidsmakers (political agenda setting). Media-onderzoek lang verwaarloosd in de criminologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

2 soorten studies in de media

A

studies over representaite van crimi in de media, studies over gevolgen van crimi in de meida

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Studies over representatie van criminaliteit in de media

A

Hoeveel geweld wordt er getoond op televisie?
In hoeverre is het aantal moorden getoond op televisie in overeenstemming met het aantal geregistreerde moorden?
Op welke manier wordt er in kranten gerapporteerd over jeugdbendes?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Studies over gevolgen van criminaliteit in de media

A

Wat is het verband tussen televisie kijken en onveiligheidsgevoelens?
Wat is het verband tussen televisie kijken en attitudes tegenover de politie?
Wat is het verband tussen gaming en gewelddadig gedrag?
Wat zijn de gevolgen van het stereotiep afbeelden van jeugdbendes voor het gedrag van de betrokken jongeren zelf?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

inhoudsanalyse als onderzoeksmethode

A

om de kenmerken van verschillende communicatie boodschappen te analyseren. stap 1 steekproeftrekking, stap 2 dataverzameling, stap 3 data-analyse en rapportage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

kwantitatieve inhoudsanalyse: media

A

frquentie . Indicatoren media-aandacht
Plaats
Omvang kop
Lengte artikel
Rubriek
Omvang foto’s

Demografische kenmerken dader en slachtoffer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

kwalitatieve inhoudsanakyse media

A

frames, ligt focus op belang van kenmerk. gaat om welke kenmerken worden belicht in de media. bijv de samenvatting van een artikel door de schrijver kan stereotypen bevatten en framing, wat interessant is om te zien wleke frames worden gebruikt. bijv ene artikel wordt iemand eerder als dader gepresenteerd dan een ander artikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

kwalitatieve inhoudsanalyse context media

A

Toon
Aantrekkelijkheid van dader en slachtoffer
Realiteitsgehalte
Rechtvaardiging
Inbreuk op leven slachtoffer
Conclusie: programma per programma/scène per scène/misdrijf per misdrijf/artikel per artikel interpreteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De wet van tegengestelden” zoals Surette (1998, p. 47) stelt?

A

law of the opposite; mediapresentatie geeft tegenovergestelde van wat in realiteit gebeurd. niet volledige bevestigingen van de trends in crimi, recentelijk wel daling in aandacht en daling in officiele crimi cijfers, maar eerdere jaren aandacht niet de trends volgt van de officiele crimi cijfers. er is wel een discrepantie naar wat er echt voorkomt en wat er wordt gepresenteerd in media (meer over moord, verkrachting etc) terwijl dat relatief weinig voorkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Andere patronen en karakteristieken van de weergegeven criminaliteit in media-inhoud algemeen

A

Meer aandacht voor slachtoffers dan daders
Vertekend demografisch profiel
Daders: mannelijk, en
Lokaal nieuws: jong, en behoort tot een etnische minderheid
Nationaal nieuws: gemiddeld hogere leeftijd en status
Slachtoffers: blank, jong, vrouwelijk, hoge SES
Focus op jeugdcriminaliteit
Succesgraad politie overschat
Misdrijven als afzonderlijke incidenten met individuele oorzaken
Gevolgen misdrijven zeer ernstig en zichtbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Oorzaken van mediarepresentaties van criminaliteit

A

Twee theorieën om “newsmaking process” uit te leggen
“Crime news as hegemony in action” vs. “Crime news as cultural conflict”
Journalist als ‘gatekeeper’
“Agendasetting” & “framing” (zie cursus!)
Juridische, economische, technologische en organisatorische aspecten
Competitie en digitalisering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Nieuwswaardigheid chibnal 1977

A

(uitkomst staat al vast, gaat er van uit dat media altijd belangen van sterken in samenleving bevestigen)
Immediacy
Dramatisation
Personalisation
Simplification
Titillation
Conventionalism
Structured access
Novelty

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

moderne nieuwswaarden
jewkes 2015

A

(newsmaking wordt als interactie gezien, maar gaat er ook van uit dat bepaalde belangen oververtegenwoordiging krijgen)

threshold
Geweld of conflict
Visueel spektakel of grafische beelden
Celebrity or high-status persons
Individualism
Seks
Conservative ideology and political diversion
Predictability
Risk
Proximity
Children

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Massamedia kunnen criminaliteit veroorzaken o.a. door

A

Labeling
“Moral panics”
Opwekken imitatiedrang
Opwinding via seksuele of gewelddadige scènes
Desensibilisatie
Verheerlijking daderschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vele studies over verband TV-kijken/gaming en geweld

A

Meestal wordt geen sterk verband aangetroffen + In welke richting gaat het verband?
“For some children, under some conditions, some television is harmful” (Schramm et al., 1961, p. 11)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

immediacy nabijheid

A

dat het gaat om dringende kwestie in de maatschappij. Dus over specifieke gebeurtenissen inplaats van processen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

dramatisation

A

dramatische gebeurtenissen hebben hogere nieuwswaarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

personalisation

A

gaat vaak over beroemde mensen, makkelijker om met hun te identificeren dan met een onbekend iemand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

simplification

A

proberen samenvatting te geven van gebeurtenissen. graag zwart wit verhaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

titilation,

A

prikkeling, willen graag geprikkeld worden door het verhaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Conventionalism

A

dingen die de ideeen over de samenleving bevestigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

strucutred access

A

beroep op officiele bronnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

novelty

A

moet elke keer iets nieuws gepubliceerd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
risk
kwetsbaarheid en angst op voorgrond treedt
26
proximity
nabijheid. culturele, geografische nabijheid. geven meer aandacht over lokale feiten
27
labeling
media kan labelen met etiketten, daden bestempelen, kranten uitvoerig rapporteren over jongeren en kunnen hun criminele identiteit bij hun plakken
28
moral panics
morele paniek, de angst die door media gecreëerd is door ontwikkelingen van vluchtelingen. Maatschappelijke angstreacties Omstandigheid, gebeurtenis, persoon of groep personen wordt ervaren als bedreiging voor waarden en belangen van samenleving, niet in verhouding met ernst, risico of schade Rol van de media in creëren van moral panics: casus ‘Mods’ en ‘Rockers’
29
cultivatietheorie
Living with Television: The Violence Profile (Gerbner & Gross, 1976) Hypothese: Herhaaldelijke blootstelling aan televisieboodschappen heeft invloed op wereldbeeld kijkers de invloed van de media is ‘cumulatief’, en zal in de loop van de tijd bij individuen een bepaald wereldbeeld ‘cultiveren’. Zwaardere kijkers (> 4u/dag) -> ‘televisiewerkelijkheid. Gevolgen voor inschattingen: Mispercepties over prevalentie van bepaalde misdrijven Eerste orde cultivatie-effect Gevolgen voor meningen en attitudes (“mean world syndrome”): Tweede orde cultivatie-effect
30
eerste orde cultivatieffect
hebben impact op inschattingen
31
tweede orde cultivatieeffect
invloed op meningen en attitudes
32
mean world syndrome
door het kijken van vele media dat zij niet mensen om hun heen moeten vert0ruwen
33
Rol van de media in creëren van moral panics: casus ‘Mods’ en ‘Rockers
Overdreven rapporteren over ernst en hoeveelheid van gebeurtenissen Voorspelling van nog meer incidenten met nog ergere gevolgen Associatie van symbolen van deze jeugdbendes met delinquentie Ontstaan van maatschappelijke angstreactie op jeugdbendes Rol van beleidsmakers
34
‘Positieve’ relatie tussen criminaliteit en media
Positieve gevolgen voor gedrag: Campagne ‘Rijden onder invloed’ Media ter preventie van zelfmoord Bewustmaking rond maatschappelijke thema’s Positieve gevolgen voor percepties en attitudes: media als tool om gebeurtenissen te kaderen en te nuanceren: Zeldzaamheid van feiten benadrukken Macro-sociologische context
35
conclusie media
Criminaliteit komt disproportioneel veel voor in de media Zeer nieuwswaardig onderwerp Inhoudsanalyse is meest gebruikte methode om mediarepresentaties van criminaliteit te analyseren Media geven geen realistische weergave van criminaliteit Mediarepresentaties hebben invloed op hoe wij werkelijkheid zien Cultivatietheorie van Gerbner is belangrijkste denkkader Criminogene invloed op gedrag is minder duidelijk
36
Criminaliteit
plegen van strafbare feiten ~ tijd- en ruimtebepaald
37
Jeugddelinquentie
~ criminaliteit door minderjarigen ~ (door jongvolwassenen)
38
MOF
~ als misdrijf omschreven feit (nu: jeugddelict) ~ jeugddelinquentierecht (!)
39
VOS
~ verontrustende situatie ~ vroegere POS: problematische opvoedingssituatie
40
Twee soorten bronnen om (jeugd)delinquentie te meten
Officiële statistieken Politie Jeugdparket Jeugdrechtbank Uitvoering van maatregelen Zelfgerapporteerde criminaliteit Slachtofferenquêtes Zelfrapportagestudies
41
Politiestatistieken Federale Politie
http://www.stat.policefederale.be/criminaliteitsstatistieken/ Vanaf 2000 betrouwbare politiestatistieken Sedert kort (2017) onderscheid tussen minderjarige en meerderjarige verdachten
42
Gerechtelijke cijfers: jeugdparket
Proces-verbaal door politie opgemaakt ‘Vermoedelijke’ feiten en ‘verdachte’ minderjarigen Goede en betrouwbare cijfers sinds 2010; jaarlijkse publicatie van statistieken van de jeugdparketten op http://www.om-mp.be/stat/jeu/
43
Gerechtelijke cijfers: jeugdrechtbank
Zaken die vervolgd en berecht worden Geen statistieken
44
Enkele voorlopige conclusies jeugddelinquentie
Globaal gezien daling geregistreerde jeugddelicten tussen 2010 en 2020 (vnl. 2010-2015) 2020 uitzonderlijk jaar: corona-inbreuken! Betrokkenheid bij criminaliteit stijgt tijdens adolescentie en piekt op 16-18 jaar (‘age-crime curve’) Meerderheid door jongens (+/- 75%) Kleine groep jongeren pleegt veel criminele feiten (‘veelplegers’), grote groep jongeren gekend voor slechts 1 feit
45
Conclusies op basis van officiële statistieken jeugddelinquentie
Daling voor de meeste feiten in afgelopen 10 jaar (eigendomsdelicten in het bijzonder) Jeugdcriminaliteit wordt niet ernstiger of gewelddadiger
46
Beperkingen Conclusies op basis van officiële statistieken jeugddelinquentie
Beeld van de zaken waarmee politie en justitie in aanraking komen (selectie) Aangifte- en meldingsbereidheid Registratie-effecten bij de politie: werklast, prioriteiten… ≠ ‘werkelijke’ criminaliteit (dark number)
47
voordelen Zelfgerapporteerde criminaliteit
Gedeeltelijk zicht op het dark number Nieuwe trends (vb. verschuiving naar online criminaliteit) Ook bevraging van andere zaken mogelijk (vb. gezinssituatie, relatie met ouders etc.). Kan gebruikt worden om criminologische theorieën te testen
48
Conclusies op basis van zelfrapportage
Overeenkomst met officiële statistieken: Geen stijging, wel (lichte) daling of status quo voor de meeste feiten Leeftijdsgebonden karakter van criminaliteit Verschuiving naar online vormen van criminaliteit: Ook hier beperkingen Steekproef… Zelfrapportage subjectieve perceptie sociale wenselijkheid / geheugen effecten weinig zicht op de ernst van de feiten ≠ ‘werkelijke’ criminaliteit (dark number)
49
Travis Hirschi: sociale bindingstheorie
Vertrekpunt: iedereen komt wel eens in de verleiding om iets fout te doen… Vraag: … maar waarom plegen veel jongeren dan toch GEEN delinquentie ? Antwoord: omdat ze goede sociale bindingen hebben (4 elementen) Attachment Commitment Involvement Moral belief
50
Jack Katz: de verleidingen van criminaliteit
Vaststelling: criminologen focussen teveel op achtergrondfactoren (vb. slechte bindingen met ouders, slechte buurt etc.) ~ push factoren Vraag: wat vinden mensen nu zo aantrekkelijk/verleidelijk aan de criminaliteit zelf? ~ pull factoren Antwoord: verschillende vormen van misdrijven hebben hun eigen ‘geneugten’ ‘Thrills’ en ‘sensation seeking’… (winkeldiefstal, vandalisme,…)
51
conclusie jeugddelinquentie
Jeugddelinquentie is een leeftijdsgebonden fenomeen Wetenschappelijke methode kan helpen om populaire ‘mythen’ over jeugddelinquentie te nuanceren, MAAR jeugddelinquentie is zeer moeilijk te meten de manier van (be)vragen heeft een zeer grote invloed nood aan samenleggen van verschillende bronnen, met kennis van beperkingen en voordelen (jeugd)criminaliteit = complex, dus ook cijfers, verklaringen en aanpak van (jeugd)criminaliteit = complex
52
de trends van terrorrisme
Aanvallen en doden geconcentreerd in klein aantal niet-westerse landen Na piek in 2014 (33,438 doden dat jaar)  daling tot 7142 doden in 2021 -79% tussen 2014 en 2021 Aantal aanslagen wereldwijd +17% Vooral Sahel-regio, Aanslagen worden minder dodelijk
53
pejoratief karakter terrorisme
heeft sterke negatieve connotatie, niemand wil als terrorist bestempeld worden.
54
Radicalisering’ is proces
1. Radicalisme 2. Extremisme 3. Terrorisme
55
radicalisme
gedachtegoed; op zich niet slecht of illegaal, kan ook sociale voortuitgang bevorderen ‘radix’: ‘terugkeren naar de wortel’, een sterke drang koesteren voor verregaande sociopolitieke verandering Meestal in context van polarisering
56
Extremisme
mentale ingesteldheid, het hebben van motieven of opvattingen in strijd met democratische beginselen en mensenrechten + geweld = ‘gewelddadig extremisme’
57
Terrorisme: de academische consensus definitie
Tot op de dag van vandaag geen universeel aanvaarde definitie Schmid & Jongman (1988) kwamen dichtste bij ‘consensus’ Herziening in 2012 "“Terrorism is an anxiety-inspiring method of repeated violent action, employed by (semi-) clandestine individual, group, or state actors, for idiosyncratic, criminal, or political reasons, whereby – in contrast to assassination – the direct targets of violence are not the main targets. The immediate human victims of violence are generally chosen randomly (targets of opportunity) or selectively (representative or symbolic targets) from a target population, and serve as message generators. Threat- and violence-based communication processes between terrorist (organization), (imperiled) victims, and main targets are used to manipulate the main target (audience(s)), turning it into a target of terror, a target of demands, or a target of attention, depending on whether intimidation, coercion, or propaganda is primarily sought.” "
58
Een goede definitie van Radicalisering (Schmid, 2013)
Een individueel of collectief (groeps)proces waarbij, meestal in een situatie van politieke polarisatie, normale praktijken van dialoog, compromis en tolerantie tussen politieke actoren en groepen met uiteenlopende belangen, door één of beide partijen in een conflict dyade in de steek worden gelaten, ten gunste van een groeiende inzet voor confronterende conflicttactieken: Gebruik van (geweldloze) druk en dwang. Verschillende vormen van politiek geweld, andere dan terrorisme of Handelingen van gewelddadig extremisme in de vorm van terrorisme en oorlogsmisdaden Niet alleen individuen, maar ook staten kunnen radicaliseren! Geen inherente link met de islam of religie in het algemeen
59
Oud terrorisme
Uitgevoerd door herkenbare organisaties Gericht op specifieke doelstellingen Focus op bepaalde landen Geweld min of meer gelimiteerd: Vooral dreigen met geweld + aanslagen op symbolische objecten/mensen Vb. IRA, CCC, ETA, Rode Brigades,…
60
nieuw terrorisme
Uitgevoerd door fluïde, horizontale netwerken Diffuse doeleinden: verwerpen levensstijl, omverwerpen maatschappelijke organisatie Mondiale operatie Terrorisme als eigenlijke instrument Catastrofaal geweld Vb. Al-Qaida, Islamitische Staat, Boko-Haram, Al Shabaab
61
foreign fighters in belgie
Geradicaliseerden in eigen land en ‘vertrekkers’ ± 500 FFTs in België Profiel: uiteenlopend, maar grove lijnen te trekken Relatief jong Veelal lager geschoold Meerderheid heeft Belgische nationaliteit met migrantenachtergrond Meesten zijn tweede generatie moslims Hadden veelal geen/geringe band met de moslimgemeenschap >40% was als betrokken in criminele activiteiten In Nov. 2017, ± 125 teruggekeerd ± 140 nog actief in Midden Oosten, en ± 140 overleden Van de actieven, velen intussen dood of gevangen
62
Conclusie terrorisme
Zowel terrorisme als radicalisering zijn moeilijk definieerbaar Terrorisme heeft als doel om door middel van geweld en angst maatschappelijke verandering te bekomen: Directe slachtoffers zijn meestal niet het eigenlijke doelwit Radicalisering: het omarmen van confronterende conflicttactieken, waaronder het gebruik van (geweldloze) druk en dwang, vormen van politiek geweld en terrorisme Meer doden in Europa door separatistisch en links terrorisme in jaren ‘70 en ‘80 dan door jihadistische aanslagen EN: veel meer terrorisme in Afghanistan, Midden-Oosten, en Afrikaanse landen dan in Europa Hoog aantal Belgische FF, meerderheid niet gedreven door ideologische motieven Extreemrechts terrorisme is intussen ernstige dreiging
63
problemne kwantitatief crimi onderzoek
verborgen populaties (je maakt dan conclusies op een klein deel van de populatie die je hebt gekregen in je studie), dark number, scheve verdeling van criminaliteit (heel veel mensen plegen geen delicten, en heel weinig mensen plegen heel veel delicten), ethische belemmeringen(vaak onethisch, gebruikt vaak bedreigende vraagstelligen), afhankelijkheid van overheid,
64
dark number
niet door politie geregeistreerde crimi, 100 procent min procent van aangifte = dark number
65
reden dark number
iet alle delicten gemeld bij politie, niet alle gemelde dleicten geregeistreerd door politie.
66
grey number
gemelde maar niet door politie geregistreerde crimi. melding procent - aangift procent = grey number
67
beleidsgericht
vraagstelling gaat uit van overhied
68
fundamenteel
vraagstelling komt uit wetenschappelijk dispositief
69
kwantitatief onderzoek
gebaseerd op positivisme, statistisch te onderzoeken
70
kenmerken van positiivsitisch onderzoek
empirisme, determinisme/probalisme, reductionisme, wetenschappelijke methode, wetenschappelijke theorie
71
empirisme
filosofie over hoe doe ik onderzoek. uitgangspunt: kennis steunt op ervaring van externe wereld die obejctief meetbaar is.//Fysische realiteit die onderzocht kan worden Ervaring is bron van kennis: kennis wordt verworven door zintuiglijke waarneming, observatie en proefondervindelijke ervaring
72
kritiek op positivisme
objectiviteit is niet haalbaar, en zoeken naar algemene wetmatigheden is niet toepasbaar op mensen. daarom meer geneigd om naar kwalitatief onderzoek te gaan.
73
rationalisme
Ware kennis via logisch denken en redeneren Intern organiserend principe om waarnemingen te ordenen en interpreteren.//Fysische realiteit die onderzocht kan worden Werkelijkheid is opgebouwd volgens natuurwetten. Rede en logica zijn bron van kennis: kennis wordt verworven door logisch redeneren.
74
Constructivisme/interpretivisme
Wetenschappelijke concepten zijn sociale en culturele constructies Kennis is product van historische en sociale processen//Verschillende visies op realiteit Realiteit is subjectief: beeld bepaald door menselijke en sociale interacties
75
redenering rationalisme
wereld wordt gededuceerd vanuit acioma's en wiskunde, vanuit natuurwetten
76
locus van kennis en redenering empirisme
kennis is a posteriori, mens is tabula rasa bij geboorte en determinisme. Wereld wordt geïnduceerd vanuit (zintuigelijke) ervaring
77
locus van kennis en redenering sociaal consturctivisme
Kennisvergaring via begrip van interacties Agency, vrije wil: mensen bepalen hun eigen acties Kennisvergaring via ontwikkelen van begrip vanuit interacties, vooral inductief
78
determinisme
verleden bepaalt heden; gedragingen moeten worden verklaard door voorafgaande gebeurtenissen of factoren Causaliteit is centraal begrip
79
4 voorwaarden voor causaliteit
Constant samengaan van twee gebeurtenissen (moet altijd samen gaan, niet sommige momenten wel sommige momenten niet) Contiguïteit (zelfde plaats) Antecedentie (oorzaak dient vooraf te gaan aan gevolg) Uitsluiten van andere oorzaken (er is geen andere oorzaak dan de bedachte oorzaak)
80
kritiek op determinisme
Methodologisch: onmogelijk om aan alle voorwaarden voor causaliteit te voldoen Wetenschapsfilosofisch Causaliteit is geen objectief kenmerk van externe werkelijkheid, maar filosofisch construct Geen ruimte voor vrije wil Probabilisme
81
reductionisme
geobserveerde fenomenen kunnen worden herleid tot beperkt aantal verklarende factoren Verschillende soorten reducties Metafysisch Materieel/biologisch Temporeel
82
probalisme
gevolgen zullen meestal voorkomen wanneer oorzaken aanwezig zijn
83
wetenschappelijke methode3
Objectieve waarneming Gecontroleerde waarneming Publieke controle Wiskunde en statistiek
84
beperkingen van wetenschappelijke methode
Onmogelijke eisen Op zichzelf onvoldoende en ondergeschikt aan theorie Laat niet toe om complexe menselijke relaties en fenomenen te beschrijven Wetenschap is menselijke onderneming, geen monolithisch systeem Constructivisme: mensen niet gedetermineerd door natuurwetten en -krachten
85
wetenschappelijke theorie
Nodig om plausibele verklaringen voor werkelijkheid aan te dragen Positivistische definitie: “Theorie bestaat uit concepten die via expliciet geformuleerde verbanden en uitspraken over causaliteit met elkaar verbonden worden en waarbij nodige kennis beschikbaar is om deze verbanden te verklaren”
86
3 soorten doelen onderzoek
Theoretisch onderzoek Handelingsonderzoek/praktijkonderzoek Leeronderzoek
87
soorten onderzoeksvragen
Beschrijvend, verkennend of verklarend/toetsend Fundamenteel of praktijkgericht
88
theorie
bestaat uit concepten die via expliciet geformuleerde verbanden en uitspraken over causaliteit met elkaar verbonden worden en waarbij nodige kennis beschikbaar is om deze verbanden te verklaren
89
concepten
zijn abstracte begrippen, die weliswaar verwijzen naar werkelijkheid, doch op zichzelf niet grijpbaar noch meetbaar zijn
90
twee soorten definities van concepten
Conceptuele definitie: Operationele definitie:
91
Conceptuele definitie:
definitie in termen van andere concepten
92
Operationele definitie:
maakt duidelijk hoe betrokken concept kan worden gemeten
93
variabelen
zijn geoperationaliseerde concepten die verschillende meetwaarden kunnen aannemen
94
Storende variabelen:
variabelen die invloed hebben op relatie tussen onafhankelijke en afhankelijke variabelen
95
meetniveaus
ratio interval ordinaal nominaal
96
hypothesen
zijn specifieke stellingen betreffende (causale) relatie tussen twee of meer concepten, afgeleid uit theorie
97
Drie soorten hypothesen
Onderzoekshypothese: stelling die relatie tussen concepten weergeeft Nulhypothese: stelling die relatie tussen concepten ontkent Alternatieve hypothese: onderzoekshypothese die voorlopig aanvaard wordt na verwerping nulhypothese
98
Popperiaans falsificationisme
wetenschappers moeten niet streven naar verificatie van onderzoekshypothese, maar wel naar falsificatie van nulhypothese
99
Onderzoekseenheden kunnen zich op drie (aggregatie)niveaus bevinden
Microniveau: personen, gebeurtenissen Mesoniveau: buurten, steden Macroniveau: landen, samenlevingen
100
Theoretische en empirische onderzoekseenheden dienen samen te vallen
Ecologische fout: Atomistische fout:
101
Ecologische fout:
theoretische onderzoekseenheden op lager niveau dan empirische onderzoekseenheden
102
Atomistische fout:
theoretische onderzoekseenheden op hoger niveau dan empirische onderzoekseenheden
103
kwaliteit van kwantitatief onderzoek
betrouwbaarheid & valididteit
104
betrouwbaarheid
mate waarin metingen vrij zijn van toevalsfouten
105
Validiteit
Inhoudsvaliditeit van metingen: Interne validiteit van methode: Externe validiteit van methode:
106
Inhoudsvaliditeit van metingen:
mate waarin instrument alle aspecten van concept vat en meet
107
Interne validiteit van methode:
mate waarin oorzaak-gevolg relatie overtuigend wordt aangetoond
108
Externe validiteit van methode:
mate waarin resultaten van steekproef naar populatie veralgemeend kunnen worden
109
Externe validiteit van methode:
mate waarin resultaten van steekproef naar populatie veralgemeend kunnen worden
110
conclusie wetenshappelijk onderzoek
Verschillende aspecten bemoeilijken criminologisch onderzoek Verborgen populaties, dark number, scheve verdeling van criminaliteit, ethische belemmeringen en afhankelijkheid van overheid Naïef positivisme vertrekt van uitgangspunten waaraan geen onderzoek kan voldoen Empirisme, determinisme, reductionisme, wetenschappelijke methode en wetenschappelijke theorie Huidig kwantitatief onderzoek blijft geïnspireerd op deze uitgangspunten, maar wel in afgezwakte vorm Kwantitatief onderzoek gebruikt eigen jargon
111
ideologische religieuze oorzaken terrorisme
Bij de huidige FF’ers waarschijnlijk beperkt Niet religie an sich, maar grieven staan centraal Nadruk op jihadi-radicalisering door de media, terecht? Intussen wordt extreemrechts terrorisme een grotere dreiging in VS en Europa
112
conclusie terrorisme
Zowel terrorisme als radicalisering zijn moeilijk definieerbaar Terrorisme heeft als doel om door middel van geweld en angst maatschappelijke verandering te bekomen: Directe slachtoffers zijn meestal niet het eigenlijke doelwit Radicalisering: het omarmen van confronterende conflicttactieken, waaronder het gebruik van (geweldloze) druk en dwang, vormen van politiek geweld en terrorisme Meer doden in Europa door separatistisch en links terrorisme in jaren ‘70 en ‘80 dan door jihadistische aanslagen EN: veel meer terrorisme in Afghanistan, Midden-Oosten, en Afrikaanse landen dan in Europa Hoog aantal Belgische FF, meerderheid niet gedreven door ideologische motieven Extreemrechts terrorisme is intussen ernstige dreiging
113
Algemene conclusie Deel I
Gewone criminaliteit is meeste zichtbare vorm van criminaliteit Politiestatistieken geven maar een gedeeltelijk beeld Substantiële daling in westerse landen sinds 1990, in België sinds 2012, maar groei van geweldcriminaliteit Georganiseerde misdaad: organisaties of activiteiten? In België vooral criminele activiteiten Organisatiecriminaliteit heeft grote relevantie en zware kosten Strafrecht speelt maar kleine rol bij controle ervan Jeugdcriminaliteit krijgt veel aandacht in de media, maar is niet gestegen Terrorisme en radicalisering: ambigue begrippen, meest ernstige gevallen buiten EU Veel FTF uit België, Islamisme minder relevant dan gedacht Media geven geen objectief beeld van criminaliteit Geweldcriminaliteit is sterk oververtegenwoordigd Algemene conclusie Deel I
114
kritiek op kwantitatief onderzoek
Geen diepgang of betekenisverlening Vaak louter berekenen van onderlinge (cor)relaties tussen reeksen variabelen Veralgemening bevindingen (?) Eisen objectiviteit en neutraliteit (?) Perspectief van verdrukten in samenleving afwezig
115
wat is kwalitatief onderzoek
Interpreterende, naturalistische benadering Het begrijpen, interpreteren van een fenomeen/situatie/standpunt van de participant, In de diepte In de natuurlijke, alledaagse setting Verschillende vormen mogelijk, vb. gevalsstudie, biografie, etc.
116
biografisch onderzoek
“Studied use and collection of life documents that describe turning-points in an individual’s life” (Denzin, 1994) Varianten (klassieke versus interpretatieve)
117
types biografisch onderzoek
biuografie/levensgeschiedenis, autobiografie, verbale geschiedenis
118
fenomenologisch onderzoek
Structures of consciousness in human experience Begrijpen van subjectieve betekenissen, ‘geleefde ervaringen’, en perspectieven van participanten Introspectie, gespreks- en gedragsanalyse, nieuwe methoden Essence vb: Garfinkel’s ‘breaching experiments’ om komaf te maken met ‘natural attitude’ (Schutz). Afdingen bij prijzen in supermarkt – ouders als vreemden behandelen.
119
grounded theory
Onderzoeker moet zijn theorie ‘gronden’ in data in het veld Geen kant-en-klare theorie als vertrekpunt, maar theorie wel als einddoel Vertrekpunt zijn observaties in reële levensomstandigheden Ontwikkelen van concepten door systematische codering
120
etnografie
Beschrijving en interpretatie van sociale groep of sociaal systeem, gebaseerd op observatie van gedragspatronen, taal, en gewoonten van die bepaalde groep of gemeenschap Participerende observatie: veldwerk Nood aan goede gate-keepers; goede informanten; reciprociteit; eerlijkheid en bewustzijn van reactiviteit
121
casestudy
Langdurige exploratie van casus of meerdere casussen (gebeurtenis, instelling …) via diepgaande en gedetailleerde dataverzameling aan de hand van verschillende methodes Single case study Collectieve case study Intrinsieke case study Instrumentele case study Vaak (partiële) overlap met andere kwalitatieve onderzoeksmethodes
122
actie-onderzoek
Uitlokken en sturen van (toekomstige) ontwikkelingen in praktijk en beleid INDIEN effecten van wijzigingen onderwerp van observatie: “iteratief proces”
123
kwaliteitscriteria kwalitatief onderzoek
credibility, transferability, dependability, confirmability, theoretische veralgemening, triangulatie, saturatie, belang van politieke praxis/sociale bezorgdheid
124
credibiity
overeenstemming constructen deelnemers en die van onderzoekers
125
Transferability =
transfer van constructen van context A naar context B
126
Dependability
nauwkeurigheid van dataverzameling
127
Confirmability
“objectiviteit,” de band tussen data en hun bronnen is duidelijk
128
conclusie kwalitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek is interpreterende, naturalistische benadering van onderzoeksproblemen, die probeert de wereld vanuit perspectief van onderzochten te begrijpen Meerdere methoden binnen kwalitatief onderzoek Vb. biografie, fenomenologie, grounded theory, etnografie, gevalsstudie, actie-onderzoek) Kwantitatief en kwalitatief onderzoek verschillen in termen van onderliggende paradigmata, waardenkeuzes, onderzoeksobjecten, methodes en eindproducten MAAR: ze zijn eigenlijk twee polen op eenzelfde continuüm
129
meten van criminaliteit
“Criminografie” Meting aan hand van officiële cijfers: ‘Realistisch’ of ‘institutioneel standpunt’ vs. ‘legalistisch standpunt’ Alternatieve metingen (los van overheidsinmenging): surveymethodes: Zelfrapportages (self-reports) Slachtofferenquêtes
130
frequenties
absolute criminaliteitscijfers. geen context, moeilijk vergelijkbaar
131
prevalentie=
voorkomen. de porportie van totale aantal gevallen van een fenomeen in een populatie. (aantal personen drager van bepaald kenmerk in bepaalde tijdspanne (kenmerk A)) x (in functie van het aantal subjecten in de onderzoekspopulatie (100.000))/(aantal personen binnen populatie_
132
criminaliteitsgraad
het aantal criminele feiten binnen een populatie en binnen een bepaalde tijdsperiode als de criminaliteitsgraad In essentie: berekening prevalentie = criminaliteitsgraad als prevalentie toegepast op het voorkomen van misdrijffenomenen (aantal gepleegde delicten x 100.000)/(aantal personen binnne populatie)
133
Trend
vergelijking criminaliteitscijfers over tijd Stijging of daling Verschil berekenen tussen oude en nieuwe waarden ((nieuwe waarde – oude waarde)/oude waarde) en dan al dan niet uitkomst*100 voor %
134
Criminaliteitsindex
: gewogen graad met delicten die eerder ernstig zijn Relatief risico
135
Politiestatistieken: ontwikkeling in België
Vóór 1994 geen goede politiestatistieken Vanaf 1994: Geïntegreerde, interpolitionele criminaliteitsstatistiek (GICS) Ten volle functioneel vanaf 1997 Maar integratie doorheen het strafrechtsbedelingsapparaat nog niet bereikt! Problemen met cijfers 2001-2002 Sinds 2006: Politiële criminaliteitsstatistiek (PCS)
136
problemen met politiestatistieken
Registratie afhankelijk van verschillende factoren Officiële definities van criminaliteit Waarneming/kennis Aangifte (melding) Registratiebereidheid van politie Juiste ‘vatting’
137
politiestatistieken internatonaal:
Interpol Internationale vergelijkingen m.b.t. beperkt aantal feiten European Sourcebook of Crime and Criminal Justice Statistics Criminaliteitsstatistieken, doch eveneens cijfers over politie, aantallen veroordelingen, straffen en slachtofferschap, maar gepubliceerd met grote vertraging Eurostat Criminaliteitsstatistieken en cijfers over politie, onregelmatig gepubliceerd
138
problemen internationale vergelijkingen polititstatistieken
Verschillen kunnen gevolg zijn van … reële verschillen in criminaliteit, maar ook van verschillen tussen landen op volgende vlakken Definiëringen en nomenclatuur Aangiftebereidheid, pakkans Wetgeving en organisatie van strafrechtsbedeling Dataverzameling en –verwerking
139
conclusie problemen internationale vergelijkingen polititstatistieken
Internationale statistieken bij voorkeur uit European Sourcebook (gestandaardiseerde nomenclatuur) Internationale statistieken enkel voor trend- en distributive comparisons, niet voor level comparisons
140
self-reports
Ontstaan in VS, Later overgewaaid naar andere landen (Bv. JOP-monitor in België. International Self-Reported Delinquency Survey is momenteel grootste zelfrapportage-onderzoek
141
International Self-Reported Delinquency Survey is momenteel grootste zelfrapportage-onderzoek
Frequentie Omstandigheden: groep, pleegplaats, slachtoffer Sociale reacties (betrapping, school, ouders…) Sociale en demografische kenmerken Constructen uit bindingentheorie
142
Zelfrapportages: bevindingen
Delinquentie meer verspreid dan algemeen gedacht L-vormige verdeling van criminaliteit Relatie tussen frequentie en ernst Age-crime curve Verschillen tussen jongens en meisjes Onduidelijke relatie tussen delinquentie en sociale klasse
143
Zelfrapportages: toegevoegde waarde
Meer correcte visie op criminaliteit Vb. minder grote verschillen naar sociale klasse, sekse… Verandering in criminologische paradigmata Van traditionele paradigmata naar labeling en radicale paradigmata Van etiologie naar studie van instellingen en definiëringsprocessen Parallelle maat voor criminaliteit (?) Hulp bij theorie-toetsend onderzoek Evaluatie van beleid
144
zelfrapportages beperkingen
Beperkte doelgroepen Beperkt op vlak van bevraagde criminaliteitsvormen Weinig onderlinge vergelijkbaarheid Moeilijke vergelijkbaarheid tussen zelfrapportages en officiële statistieken Lage betrouwbaarheid en validiteit
145
Slachtofferenquêtes
Vanaf 1960 in VS Internationale slachtofferenquêtes: ICVS (www.rechten.uvt.nl/icvs/) België: Veiligheidsmonitor (www.fedpol.be) Kleinschalige enquêtes ter evaluatie van beleid in specifieke zones en op specifieke groepen Verruiming van inhoud van slachtofferenquêtes Naast slachtofferschap ook angstgevoelens, inschatting buurtproblemen, tevredenheid met politie en justitie …
146
Slachtofferenquêtes: internationaal International Crime and Victimization Survey (ICVS)
Tussen 1989 en 2010 ICVS en in 2004 EU ISC (EU Crime and Safety Survey) Telefonische bevraging van 11 delicten, waaronder delicten tegen huishouden en persoon Sinds 1992 ook gebruikersfraude en corruptie; appreciatie ernst delicten Tot op heden: zes bevragingsrondes (1989-1992-1996-2000-2004/05-2010) Onzeker of ICVS verder gefinancierd zal worden
147
Resultaten slachtofferschap 2004-2005
Gemiddeld 16% van bevraagden is laatste jaar slachtoffer geworden van minstens één van bevraagde misdrijven Slachtoffergraad in steden in ontwikkelingslanden is ongeveer kwart hoger dan slachtoffergraad in steden in Westen Diefstal van persoonlijke goederen komt vaakst voor van alle misdrijven Bijna 2% van huishoudens was tijdens vorig jaar slachtoffer geworden van inbraak Fietsdiefstal scoort hoog in landen waar fietsen populair is, zoals Denemarken en Nederland
148
Resultaten aangiftegedrag 2004-2005
Afhankelijk van soort misdrijf Autodiefstal v. seksuele incidenten Verschilt sterk tussen landen In België is het gemiddelde aangiftepercentage het hoogst Ongeveer 50% van personen die aangifte doen bij politie, is tevreden over hoe politie hun zaak verder behandelt Belgische politie ontvangt de hoogste score
149
Slachtofferenquêtes: nationaal Veiligheidsmonitor
Inschatting dark number, informatie over onveiligheid(sgevoel) en informatie over publieke opinie over politie Ondersteuning politioneel beleid en veiligheidsbeleid Sinds 1997 tot 2008-09 acht keer; opnieuw gelanceerd in 2018 Momenteel loopt bevraging 2021 Twee meetniveaus Huishouden Persoon
150
Slachtofferenquêtes: Toegevoegde waarde
Alternatieve maat voor criminaliteit Beter zicht op dark number Extra informatie over criminaliteit vb. Kostprijs, lichamelijke verwondingen, verzekeringskosten, modus operandi delict, beleving delict … Testen criminologische theorieën vb. relatie levensstijl en slachtofferschap vb. relatie daadwerkelijk victimiseringsrisico en angstgevoelens Beleidsinstrument: meting effecten van beleidsmaatregelen
151
Twee relevante delen in Veiligheidsmonitor 2018
Onveiligheidsgevoelens Vragen ook over mijdingsgedrag en risico-inschatting slachtofferschap Buurtproblemen Slachtofferschap en aangiftegedrag Preventie Waardering van de werking vd politiediensten in de eigen PZ
152
Veiligheidsmonitor: Mijdingsgedrag
Vrouwen, ouderen, lager geschoolden, en niet-beroepsactieven > mannen, jongeren, hoger geschoolden, en beroepsactieven Grote geografische verschillen in mijdingsgedrag
153
Drie soorten pijnpunten bij meting van onveiligheid
Ethisch-deontologisch Inhoudelijk-conceptueel Methodologisch
154
Pijnpunt 1. Ethisch-deontologisch
Onveiligheid is geen ‘objectief’ probleem Sociale problemen worden steeds vaker als veiligheidsproblemen gedefinieerd Beleidsonderzoek, waaronder meting van onveiligheid, loopt dan ook gevaar bovenstaande te ‘legitimeren’ Gebruikte constructen moeten worden geproblematiseerd
155
Pijnpunt 2. Inhoudelijk-conceptueel
Onderscheid nodig tussen fear of crime (angst voor criminaliteit) en concern of crime (bezorgdheid om criminaliteit) Angst voor criminaliteit afhankelijk van veel meer dan alleen criminaliteit Kwetsbaarheid Slachtofferschap: direct en indirect Fysieke en sociale omgeving: stad versus platteland Sociaal-psychologische factoren  ‘fear of crime-paradox’
156
Pijnpunt 3. Methodologisch
Operationalisering: gemeten via één enkele vraag (of slechts zeer beperkt aantal vragen) Dataverzamelingsmethode Schriftelijk vs. telefonisch: recentheidseffect vs. antwoordverdelingseffecten Gebruikte analysetechniek: te vaak bivariaat en beperkt tot eenvoudige statistische verwerking >>> De resultaten hangen heel sterk af van de verzamelmethode
157
Methodologische beperkingen bij surveymethodes
De kwaliteit van een survey (v.d. surveyresultaten) valt in essentie terug op twee centrale vragen: Werden de juiste vragen gesteld aan de juiste mensen? Hebben de respondenten naar waarheid geantwoord? Steekproeffouten (i.h.b. ‘dekkingsfout’) Non-responsfouten Meetfouten, door fouten in Methode Instrument Onderzoeker Respondent  “responsvertekeningen”
158
Methodologische beperkingen bij surveymethodes: responsvertekeningen
Responsset vs. responsstijl Sociaal wenselijkheid “Satisficing” Acquiescence (ook wel ‘agreement’ of ‘Yea-saying’) Cognitieve bias Vb. Overgeneralisering en representativiteitsheuristiek Geheugenfouten Vergeten Telescoping
159
Conclusie metingen van crimi
Prevalentie, criminaliteitsgraad, trend en index zijn belangrijke begrippen Criminaliteit kan gemeten worden aan hand van officiële cijfers, zelfrapportages en slachtofferenquêtes Elk van deze bronnen is nuttig, maar heeft ook beperkingen Beste beeld verkrijg je door verschillende bronnen, inclusief informatie van kwalitatief onderzoek, te combineren Sinds jaren ‘90 worden ook onveiligheidsgevoelens in slachtofferenquêtes bevraagd Wel ethisch-deontologische, conceptueel-inhoudelijke en methodologische pijnpunten Meerdere methodologische beperkingen bij alle surveymethodes
160
algemene conclusie deel 2
Verschillende problemen bemoeilijken criminologisch onderzoek Twee types onderzoek: kwantitatief en kwalitatief Verschillen in termen van onderliggende paradigmata, waardenkeuzes, onderzoeksobjecten, methodes en eindproducten MAAR: eigenlijk twee polen op eenzelfde continuüm Criminaliteit kan gemeten worden aan hand van officiële cijfers, zelfrapportages en slachtofferenquêtes Elk van deze bronnen is nuttig, maar heeft ook beperkingen Recentelijk ook onderzoek rond onveiligheidsgevoelens Ethisch-deontologische, conceptueel-inhoudelijke en methodologische pijnpunten
161
beperkingen slachtofferenquetes
geven enkel info delicten met duidelijk geindentificeerde slachtoffers, geven info uit oogpunt slachtoffer (geen ecologische theorie toetsen), methodlogische problemen
162
Cesare Beccaria
Grondlegger “klassieke paradigma” in criminologie (samen met Bentham)// ○ Recht tot straffen gerechtvaardigd door sociale contract
163
Cesare Lombroso
grondlegger van crimi positivistische paradigma en italiaanse of antropologische school § Deed onderzoeken § Theorieen § Crimi proberen te verklaren § Natuurwetenschappelijke methode binnen de studie van crimi § Biologische factoren als oorzaak van crimi § Grondlegger van criminologie als wetenschappelijke discipline.
164
Het klassieke paradigma in de criminologie
Kritiek op het oude strafsysteem en voorstel van nieuwe rationeel strafsysteem Gebaseerd op assumptie van rationele actor “Voor deze hervormers was het misdaadvraagstuk in de eerste plaats het strafvraagstuk” (Cohen, 1973, p. 3) Inspiratiebron voor de Franse/Europese strafrechtswetboeken na Franse revolutie Veel aandacht voor normatieve kwesties, geen empirisch onderzoek Heropleving van rationele actor-model vanaf 1980
165
Beccaria’s Dei Delitti e delle Pene (1764)
‘Recht tot straffen’ gerechtvaardigd door sociale contract Utilitarisme Rationalisme Hedonisme (proberen plezier te maximaliseren) Grondslag van klassieke denken en introductie principes (moderne) strafrecht (legaliteitsbeginsel, proportionaliteitsbeginsel, gelijkheidsbeginsel, publiciteitsbeginsel, personaliteitsbeginsel, subsidiariteitsbeginsel
166
Beccaria en preventie: “voorkomen is beter dan genezen"
Nood aan duidelijke wetten Nood aan sociale gelijkheid in de wetten Angst voor de wet boven angst voor elkaar Ga onwetendheid tegen: meer kennis = minder slachtofferschap Nood aan genoeg bekwame en eerlijke magistraten Beloon goed gedrag Nood aan vorming/opleiding van burgers
167
Evaluatie Beccaria
Zijn ideeën waren toen echt revolutionair Vele principes nog steeds terug te vinden in ons strafwetboek MAAR: ook invloed van “nieuwe richting” (Lombroso via Ferri, von Liszt, en Prins) Beccaria deed geen empirisch onderzoek
168
Jeremy Bentham
Leerling van Beccaria, gelijkaardige ideeën Belangrijk utilitaristisch denker Wet niet om moraliteit te garanderen, maar om schade te verminderen Vandaag beroemd voor “inspectiehuis”/Panopticon
169
Positivisme in de criminologie, Begonnen met Lombroso en gebaseerd op een aantal veronderstellingen:
Toepassing van natuurwetenschappelijke methodes op criminaliteit “Theorie-neutrale” feiten Hard onderscheid feiten en waarden, en tussen wetenschap en normatieve theorie Focus on (criminaliteits-)oorzaken, determinisme Focus op “natuurlijke”/gewone misdrijven
170
Ontstaan van het positivisme
19e eeuw: Industriële revolutie, wetenschappelijke ontwikkelingen, eerste empirische onderzoeken (cfr. Quetelet)  Verandering van denken en resulterend ontstaan nieuw paradigma Vroege voorloper: Quetelet Analyse eerste Franse nationale criminaliteitsstatistieken  Assumpties klassieke denken op een helling Niet alleen beschrijven, ook verklaren
171
Naast “geboren misdadigers”, drie hoofdcategorieën:
Passionele misdadigers Geestesgestoorde misdadigers Gelegenheidsmisdadigers
172
Lombroso’s beleidsaanbevelingen
Kritiek op klassieke strafrechtsbedeling, harde maatregelen voor geboren misdadigers Gevaarlijkheid van dader moet maatstaf zijn voor bepaling van straf Doodstraf, preventieve internering, opsluiting. Meer moderne preventieve maatregelen
173
Meer moderne preventieve maatregelen lombroso
Versterking (liberale) economie Verkleining kloof tussen arm en rijk Invoering volstrekte politieke vrijheid Modernisering personen- en familierecht Modernisering politiewezen
174
Evaluatie Lombroso en Italiaanse school
Lombroso’s bio-antropologische theorie tot 1920-1930, nadien in diskrediet geraakt Lombroso’s zoektocht naar criminaliteitsoorzaken had grote impact op criminologie Veel beleidsaanbevelingen gevaarlijk Lombroso’s methodologische benadering verdient respect Aanzienlijke invloed op beleid in Italië en elders, MAAR beperkte institutionalisering van criminologie in Italië
175
Franse “school”: eerste antwoord op Italiaanse positivisten
”: WEL gemeenschappelijke nadruk op sociale factoren (cfr. ‘sociologische’ of ‘milieu-school’) Hoofdvertegenwoordigers Alexandre Lacassagne Gabriel Tarde Emile Durkheim (met grote afstand)
176
Emile Durkheim
Grondlegger sociologie en sociologische positivistische benadering binnen de criminologie Revolutionaire visie op criminaliteit Gedraging is crimineel omdat zij harde kern van collectieve bewustzijn raakt Criminaliteit is dus vooral kwestie van maatschappelijke definitie Straf is passionele reactie op inbreuk op regels van het collectieve bewustzijn Elke samenleving krijgt criminaliteit die zij verdient Criminaliteit is normaal, noodzakelijk, en onvermijdelijk Criminaliteit kan ook nuttig zijn, tenminste wanneer het wordt bestraft
177
De la division du travail social (1893)
Mechanische solidariteit versus organische solidariteit Primitieve samenlevingen vs. complexe samenlevingen Snelle veranderingen kunnen “etat d’anomie” veroorzaken en solidariteit verstoren
178
Le suicide (1897)
Zelfs zelfmoord is “sociaal feit” Zelfmoorden hangen samen met maatschappelijke solidariteit Toename van egoïstische en anomische zelfmoorden als indicator van anomie
179
Evaluatie Durkheim en andere Franse positivisten
Durkheim is grondlegger van moderne sociologie Aanzet voor meerdere criminologische theorieën Chicago School: idee van criminaliteit als sociaal feit Anomie- en straintheorieën Labelingtheorieën: criminaliteit als maatschappelijke definitie Hedendaagse theorieën van bestraffing Imitatietheorie van Tarde inspiratiebron voor Differentiële Associatie theorie van Sutherland Geen empirisch bewijs voor enkele thesen (bv. collectieve bewustzijn) Weinig invloed op het beleid Geen institutionalisering van criminologie in Frankrijk
180
Duitstalige criminologen
Meerdere belangrijke figuren, maar geen “school”. Nadruk op individuele (vooral biologische, maar later ook psychologische) factoren Doel: strafrechtssysteem efficiënter maken Meer aandacht voor kenmerken van dader Grotere vrijheid in straftoemeting, meer differentiatie Gebruik van wetenschappelijke methoden in opsporing Maar ook gevaarlijke beleidsaanbevelingen met latere nabijheid aan eugenetica
181
belangrijke figuren in duitsland maar geen school
Franz von Liszt Integratie van criminologie in strafrechtswetenschap Grondlegger van ‘nieuwe richting’ van strafrecht Hans Gross Grondlegger van moderne criminele psychologie en moderne criminalistiek Voerde psychologie in strafrechtspleging in, met zijn Handbuch für Untersuchungsrichter. Adolf Lenz Oprichter van Kriminalbiologie
182
Kriminalpsychologie (Gross en Freud) gesplitst vanaf 1890
Met twee sporen: Psychologie van daad en dader, en van strafrecht en strafrechtspleging en twee doelen: Hervorming van strafrecht en zijn instellingen Afschaffing van strafrecht en bijbehorende instellingen
183
Kriminalbiologie
(lenz) Criminele mens gezien als ‘biologisch defect wezen’, gevaarlijke links met eugenetica
184
Evaluatie eerste Duitstalige criminologen
Geen school, maar gemeenschappelijk nadruk op individueel factoren en gezamenlijk doel (behalve Freud): strafrechtsbedeling efficiënter maken Veel beleidsaanbevelingen, vooral van Kriminalbiologie, waren gevaarlijk Delegitimatie criminologie na WOII Andere ideeën droegen wel bij tot modernisering strafrecht en strafrechtspleging Meer aandacht voor kenmerken van dader Grotere vrijheid in straftoemeting, meer differentiatie Gebruik van wetenschappelijke methoden in opsporing
185
conclusie ontstaan klassiek positivisme
Twee startpunten Met Beccaria klassieke paradigma: criminologie nog geen wetenschappelijke discipline Met Lombroso positivistische paradigma: begin van moderne criminologie Klassieke en positivistische paradigma’s: verschillende ontologische en epistemologische uitgangspunten, studieobjecten, aanpak en aanbevelingen (zie volgende slide) Positivistische paradigma bleef dominant tot 1960 (zie volgende les) Geschiedenis van criminologie verklaart ongelijke institutionalisering in Europa Vroege institutionalisering in België en grote expansie vanaf 1965
186
De Chicago school of sociology en haar theorie van sociale desorganisatie
§ Verantwoordelijk voor theorie van sociale desorganisatie § Criminaliteit resultaat van ‘sociale desorganisatie’ (Thomas) □ Vermindering van de invloed van bestaande sociale gedragsregel op individuele leden fan de groep ® Gefocust op buurten en gemeenschap ® Invloedrijk concept sociologie en in de criminolige ® Nuttig om het levne te beschrijven vooral in de arme buurten ® Snelle urbanisatie -> ontstaan van de ghettos ® Urbanisatie gekoppeld aan migratie
187
kritieken op sociale desorganisatietheorie
Zwakten in operationalisering van sociale desorganisatie Gebruik van officiële criminaliteitsstatistieken, weinig kritische houding Structureel determinisme Te nauwe band tussen delinquentie en status van lagere klasse Toepasbaar ook op impulsieve of emotionele misdrijven?
188
Sociaal-ecologische theorieën na Chicago School
Sociaal-ecologische theorieën kenden heropleving in jaren ’80 en ‘90 Robert Sampson is sindsdien sleutelfiguur Concept van ‘collective efficacy
189
Concept van ‘collective efficacy’:
sociale cohesie/sociaal vertrouwen + informele sociale controle Tegenovergestelde van sociale desorganisatie, maar bijkomende focus op ‘agency’ (eigen keuze, vrije wil)
190
Sutherlands Differentiële associatietheorie
Crimineel gedrag = aangeleerd gedrag Cultuur en cultuurconflict Uitbreiding sociale desorganisatietheorie
191
kritieken sutherlands differentiele associatietheorie
Zelfstandige theorie? Geen aftoetsen met kwantitatief onderzoek mogelijk Wel voorloper van sociale leertheorieën
192
Mertons anomie- en straintheorie (1938)
Structurele (macro) theorie Twee centrale concepten, op twee niveaus: Macro: Anomie Micro: Strain Belangrijke assumptie: Doelen en aanvaardbare middelen gedefinieerd door cultuur/samenleving
193
Macro: Anomie
Botsing idealen American Dream en de middelen om Dream te bereiken om te verklaren waarom sommige landen hoge criminaliteitscijfers hebben
194
Micro: Strain
Spanning tussen doelen en middelen om doelen te bereiken om individuele criminaliteitscijfers te verklaren 5 manieren om erop te reageren
195
kritieken mertons theorie
Nooit grondig empirisch getest Sociaal determinisme, weinig aandacht voor vrije wil Is er maar één cultuur in huidige maatschappij? Te veel gebaseerd op officiële criminaliteitscijfers Te veel gefocust op criminaliteit van lagere klassen Onderschatting van sociale controle Toepasbaar op alle criminaliteitsvormen?
196
subcultuurtheorieen cohen (1955)
Hoofddoel voor (werkende) jongeren status, niet economisch succes Criminele subcultuur geeft status
197
Cloward en Ohlin (1960) subcutluurtheorieen
Onderscheiden drie subculturen, afhankelijk van beschikbare (illegale) middelen in een buurt Criminele subcultuur gericht op diefstal Conflicterende subcultuur gericht op vechten Vermijdende subcultuur gericht op drugs
198
Controletheorieën: hirschi (1969): Sociale bindingen theorie
Assumptie: mensen zouden normaal wet overtreden om te voorzien in eigen noden  DUS: Waarom pleegt iemand geen criminaliteit? Of, Waarom conformeren mensen aan de wet?. Sociale controle over individu in de vorm van bindingen Verzwakte of verbroken bindingen met samenleving kan leiden tot criminaliteit Vier soorten bindingen: attachment, commitment, involvement, en belief
199
Hirschi en Gottfredson (1990): zelfcontroletheorie
Poging tot universeel verklaringsmodel Criminaliteit = alle gedragingen die met nastreven eigenbelang te maken hebben “Gebrek aan zelfcontrole hoofdbron van criminaliteit” Zelfcontrole is afhankelijk van opvoeding Impulsiviteit, risicovol gedrag, egoïsme, temperament,…
200
Kritiek op Hirschi’s sociale bindingen theorie
Richting causale verband tussen sociale binding en criminaliteit onduidelijk Is criminaliteit echt een natuurlijk verschijnsel? Theorie kan omvang en type criminaliteit niet verklaren Vier dimensies zijn niet wederzijds uitsluitend Geen bewijs voor involvement en belief
201
Drie uitdagingen voor het positivisme sinds jaren ‘60
. Labelingbenadering Afwijzing van causaliteit, focus op definities en deviantie Interpreterende, inductieve, sociologische aanpak, constructivistisch en soms relativistisch 2. Conflict, radicale, of kritische criminologie Politieke economie van criminaliteit en haar beheersing, focus op machstructuren, vaak Marxistisch “Political activist” en normatief: nieuwe sociale orde was einddoel 3. Realisme, neoclassicisme Rationele mens, focus op opportuniteiten Ook normatief: kritiek op vooruitstrevend beleid, focus op rechtvaardigheid Heropleving van gouvernementele project >> administratieve criminologie
202
Deviantie
inbreuk op formele en informele regels i.p.v. afwijking van ‘gezonde’ of ‘normale’ Visie op maatschappij: pluralistisch of conflictperspectief
203
‘Labeling’ is geen één alomvattende theorie, wel drie gemeenschappelijke kenmerken
Constructie deviantie Erkenning ongelijkheid in labelingproces Ervaring van gelabelde persoon en gevolgen
204
Lemerts Social Pathology (1951)
Primaire deviantie Secundaire deviantie Labeling = ‘deviance amplification’ door ‘self-fulfilling prophecy’
205
Beckers Outsiders: Studies in the Sociology of Deviance (1963)
Uitgangspunt: menselijk gedrag is inherent sociaal . Kansarme mensen hebben meer kans om etikettering te ervaren Maar geen passief subject, er is nog vrij wil ook voor geëtiketteerde individuen In latere verwerkingen verliest subject autonomie
206
evaluatie labelingbenadering
Een nieuw (sociologisch) benadering, maar geen volledig ontwikkelde theorie Problematisering van het begrip “criminaliteit” was innovatief (en nodig!) Maar: geen deviantie zonder sociale interventie? Voor Becker & Co. wel, voor sommige latere auteurs niet Devianten als passieve “slachtoffer”? Kritiek afhankelijk van het perspectief Voor positivisten: vaag, simplistisch en zonder empirische ondersteuning Voor fenomenologen: niet ver genoeg in “deconstructie” Voor kritische criminologen: niet genoeg aandacht voor machtsstructuren
207
persisters
personen die hun criminele carriere voortzetten tot in de volwassenheid
208
desisters
personen die hun criminele carriere hebben beeindigd
209
zigzag criminele carriere
personen bij wie de criminele carriere geen continuiteit kende en van tijd tot tijd werd toegepast
210
gemeentelijke administratieve sancties
meestal boetes, voro overtredingen oplgelegd die ze zelf in hun politieverordeinningen hbebne ingevoerd, maar ook voor lichte vormen van crimi, zoals winkeldiefstal, die de politie en de parketten omwille van andere beleidsprioriteiten of omwille van een gebrek aan middelen niet systemaitsch vervolgen
211
Hedonisme
mensen proberen hun eigen genot te maximaliseren
212
□ Pleasure pain principe:
pain te minimaliseren, pleasure te maximaliseren
213
§ Utilitarisme:
gedragingen beslissingen en keuzes worden beoordeeld in het licht van het geluk wat het voort gaat brengen □ Men moet kijken adhv gevolgen van het beleid en of dit het geluk van de meeste mensen bevorderd of niet
214
○ a. Legaliteitsbeginsel:
er is geen misdaad of straf zonder een wet
215
b. Proportionaliteitsbeginsel:
moet in verhouding staan tot het delict
216
c. Gelijkheidsbeginsel:
straffen moeten hetzelfde zijn voor alle burgers.
217
e. Personaliteitsbeginsel:
§ Moet gevolgen hebben enkel voor de dader en niet van bijv ook het gezin § Tegen verbeurdverklaring van goederen
218
f. Subsidiariteitsbeginsel:
optimale straf een minimale straf is die toch effect heeft
219
· Evaluatie beccaria:
○ Zijn ideen waren echt revolutionair ○ Vele principes nog steeds terug te vinden in ons strafwetboek ○ Maar: ook invloed van 'nieuwe richting' ○ Beccaria deed geen empirisch onderzoek
220
· Jeremy Bentham
○ Leerling vna beccaria, gelijkaardige ideen ○ Belangrijk utilitarisch denker § Wet niet om moraliteit te garanderen, maar om schade te verminderen ○ Vandaag beroemd door inspectiehuis panopticon § Wilde ook de gevangenen 16 uur per dag laten werken § Het idee van de gevangenne dat zij constant bekeken werden moest dat gevoel opwekken dat zij enkel goed gedrag wilde laten zien
221
§ · Ontstaan van het positivisme in de criminologie:
egonnen met Lombroso en gebaseerd op een aantal veronderstellingen: § Toepassing van natuurwetenschappelijke methodes op criminaliteit § “Theorie-neutrale” feiten □ Waarneming gebeurd rechtstreeks dus zijn de feiten observeren zonder beroep te kunnen doen van een theorie. Dit is een basis volgens hem van de wetenschap.
222
□ Compte :
sociale wetenschapper grondlegger sociologie. Zelfde natuurwetenschappen moet op sociale kwesties toegepast worden.
223
Quetelet
§ Probeerde trends te vinden in crimianliteit die determineerbaar waren door bepaalde factoren. § Correlatie tussen facotren en crimi § Analyse eerste Franse nationale criminaliteitsstatistieken -> Assumpties klassieke denken op een helling Niet alleen beschrijven, ook verklaren
224
Atavismen
criminele kenmerkne van de primitieve mens
225
§ Lombroso's beleidsaanbevelingen
□ Kritiek op klassieke strafrechtsbedeling, harde maatregelen voor geboren misdadigers ® Geboren misdadigers kunnen niet gered worden ® Gevaarlijkheid van dader moet maatstaf zijn voor bepaling van straf Doodstraf, preventieve internering, opsluiting
226
§ Alexandre Lacassagne
□ Beetje zelfde als lombroso □ Ook atavisme, geboren misdadigers maar deze zijn niet gevolg van biologische factoren maar eerder problemen in de maatschappij.
227
§ Gabriel Tarde □
Imitatietheorie, criminele gedrag geleerd van anderen. Vooral als het criminele gedrag werd beoefend die hoger in de plaats zijn dan diegene die het observeren.
228
§ Emile Durkheim
(met grote afstand) □ Grondlegger moderne sociologie □ Grondlegger sociologische benadering binnen crimi. § □ Grondlegger sociologie en sociologische positivistische benadering binnen de criminologie □ Straf is passionele reactie op inbreuk op regels van het collectieve bewustzijn □ Elke samenleving krijgt criminaliteit die zij verdient □ Criminaliteit is normaal, noodzakelijk, en onvermijdelijk Criminaliteit kan ook nuttig zijn, tenminste wanneer het wordt bestraft □ Gedraging is crimineel omdat zij harde kern van collectieve bewustzijn raakt ® Criminaliteit is dus vooral kwestie van maatschappelijke definitie ® Criminaliteit is iets wat tegen de normen en waardnen gaat ® Als de waarden en de normen veranderen, wordt ook wat gezien wordt in de samenleving als crimi verandert.
229
□ De la division du travai social 1893 en
® Er is geen individu, voelen zich deel van grotere groep. ® Versterkt collectieve bewustzijn ® Afhakelijk van mensen die we niet kennen. De solidariteit is gegarandeerd door deze interactie tussen mensen die elkaar niet kennen. En noodzakelijk dezelfde waarden hebben.
230
“etat d’anomie” veroorzaken en solidariteit verstoren
◊ Mensen moesten zich aanpassen aan nieuwe vorm van samenleving. Het geeft een onzekerheid. Mensen weten niet welke normen gelden en kan leiden tot criminaliteit.
231
□ le suicide:
® Deze zelfmoord word dus bevorderd door deze anomie die aanweizg was in de maatschappij. ® Zelfs zelfmoord is “sociaal feit” ◊ Dat ook zelfmoord wordt gedetemineerd door ontwikkelingen die breder zijn dan de beslissingen van de mens die zelfmoord pleegt. ® Zelfmoorden hangen samen met maatschappelijke solidariteit ® Toename van egoïstische en anomische zelfmoorden als indicator van anomie ® De groei van zelfmoord in frankrijk ook een indicatie was van de problemen van de maatschappij van de mechanische naar de organische solidariteit.
232
· Duitstalige criminologen ○ Meerdere belangrijke figuren, maar geen “school” ○ Gemeenschappelijke kenmerken:
§ Nadruk op individuele (vooral biologische, maar later ook psychologische) factoren § Doel: strafrechtssysteem efficiënter maken ○ Vele van hun ideeën droegen bij tot modernisering strafrecht en strafrechtspleging § Meer aandacht voor kenmerken van dader § Grotere vrijheid in straftoemeting, meer differentiatie § Gebruik van wetenschappelijke methoden in opsporing ○ Maar ook gevaarlijke beleidsaanbevelingen met latere nabijheid aan eugenetica
233
○ Franz von Liszt
§ Integratie van criminologie in strafrechtswetenschap § Grondlegger van ‘nieuwe richting’ van strafrecht
234
○ Hans Gross
§ Grondlegger van moderne criminele psychologie en moderne criminalistiek § Voerde psychologie in strafrechtspleging in, met zijn Handbuch für Untersuchungsrichter.
235
○ Adolf Lenz
§ Oprichter van Kriminalbiologie □ Hij was natuurwetenschapper, veel empirisich estudies van biologishce kenmerken daders
236
○ Kriminalpsychologie (Gross en Freud) gesplitst vanaf 1890 § Met twee sporen: Psychologie van daad en dader, en van strafrecht en strafrechtspleging § en twee doelen:
□ Hervorming van strafrecht en zijn instellingen □ Afschaffing van strafrecht en bijbehorende instellingen
237
○ Kriminalbiologie (Lenz)
§ Criminele mens gezien als ‘biologisch defect wezen’, gevaarlijke links met eugenetica □ Het zuiveren van het ras □ Nazi experimenten werden hierop gebasseerd.
238
· Evaluatie eerste duitstalige criminologen
○ Geen school, maar gemeenschappelijk nadruk op individueel factoren en gezamenlijk doel (behalve Freud): strafrechtsbedeling efficiënter maken ○ Veel beleidsaanbevelingen, vooral van Kriminalbiologie, waren gevaarlijk § Delegitimatie criminologie na WOII ○ Andere ideeën droegen wel bij tot modernisering strafrecht en strafrechtspleging § Meer aandacht voor kenmerken van dader § Grotere vrijheid in straftoemeting, meer differentiatie § Gebruik van wetenschappelijke methoden in opsporing
239
Labelingbenadering
§ Afwijzing van causaliteit, focus op definities en deviantie § Interpreterende, inductieve, sociologische aanpak, constructivistisch en soms relativistisch
240
. Conflict, radicale, of kritische criminologie (en feminisme)
§ Politieke economie van criminaliteit en haar beheersing, focus op machstructuren, vaak Marxistisch § “Politieke activisme” en normatief: nieuwe sociale orde was einddoel// ○ Belangrijke voorloper is Bonger (1905) § Kapitalisme voedt egoïsme in proletariaat en bourgeoisie, oorzaak van criminaliteit ○ Interpretatie van conflicten tussen groepen meestal gebaseerd op Marxisme § Vb. volgens Chambliss (1971) en Taylor, Walton & Young (1973) wordt criminaliteit veroorzaakt door, en functioneel aan, kapitalisme ○ Onderzoek verricht naar witteboordencriminaliteit: § Chambliss (1975): “crimes of the powerful” § Quinney (1977): “crimes of domination and repression” ○ + in kritische criminologie, “criminaliteit van de machtelozen” geïnterpreteerd als “actief verzet tegen machstructuren”
241
Neoklassieke stroming
§ Rationele mens, focus op opportuniteiten § Ook normatief: kritiek op vooruitstrevend beleid, focus op rechtvaardigheid Heropleving van gouvernementele project >> administratieve criminologie
242
§ Conflictssoicologie: focus op conflict
§ Radicale en kritische criminologie: meestal neomarxistisch, ○ Sellin (1938): primaire en secundaire conflicten ○ Vold (1958): minderheidsgroepen meer deviant omdat ze geen invloed hebben op de drie fasen van het legislatief/wetgevend proces ○ Turk (1964): opgelegde labels worden aanvaard als legitiem wegens dwang + beheersen van ‘legal images’ en ‘living time’ ○ Quinney (1970): criminaliteit als product van wettelijke omschrijvingen die een uitdrukking vormen van politieke machtsverhoudingen
243
§ Feministische cirminologische benaderingen:
focus op constructie van gender en vrouwenoppressie
244
○ ‘Crimes of domination and repression’ (‘misdaden van overheersing en repressie’):
§ ‘Misdaden van economische beheersing’ § ‘Criminaliteit van de regering’ § ‘Misdaden van controle’ § + ‘Sociale schade’
245
○ ‘Crimes of accommodation’ (‘misdaden van aanpassing’):
§ Traditioneel eigendomscriminaliteit § Geweldsdelicten
246
○ ‘Crimes of resistance’ (‘misdaden van weerstand’):
§ Vb. terrorisme of politieke criminaliteit
247
· Michel Foucault
(kritische wetenschapper, belangrijk om te weten) ○ Atypische kritische wetenschapper ○ Focus op machtsrelaties, maar niet vanuit marxistisch perspectief § Voor hem zijn macht en kennis met elkaar verbonden § Hij verdedigt niet het idee dat de verdeling van de economische middelen bepaalt wie de economsiche macht heeft binnen een maatschappij (want dat is het centrale idee van marx) § Voor Foucault is macht onmiskenabar aan kennis. Zonder kennnis is er geen macht en andersom ook niet. ○ In he tboek onderzoekt hij de trnaistie van lichamelijk estraffen tot de gevangenis.
248
□ Teleologie:
heeft niet met teologie te maken. Van 'thelos' hier betekent het dat bepaalde instelling wordt verklaard adh van de fucnties die deze instelling vandaag beoefend. Maar het feit dat een bepaalde instelling deze functie beoefend betkent not niet dat deze instelling is ontstaan. ® Bijvoorbeeld volgens de kritische criminoloigen was misdaad functioneel kapitalisme. Ze kijken niet waarom het is ontstaan.
249
□ Determinisme :
het gevolg treedt sowieso op door een bepaalde gebeurtenis. Maar ook de meeste arme mensen plegen geen criminaliteit.
250
□ Romantisering van misdaad :
de uiting van crimialiteit door lagere klassen wordt gezien van een uiting van verzet tegen de maatschappij.
251
□ Idealisme:
geloven an de criminologen die een transformatie naar socialistische smaenleving zou een daling van de criminaliteit zijn. Maar ook in de sovjet uni plegen de leden van de socialistische partij crimi. Het is geen wondermiddel om criminaliteit te voorkomen.
252
liberale stromingen
leggen de nadruk op de socialisatie en gelijke kansen
253
□ Genderratioproblem:
waarom vrouwen minder criminele daden plegen dan mannen
254
□ Veralgemeningsprobleem:
zijn de gewone criminologie wel van toepassing op vourwen? Het is meestal geschrevne door mannen. Hebben zij zich wel de vraag gesteld of dit geld voor vrouwen? ® Het verschil gender gap is vooral gevolg van verschillen in socialisatie van vrouwen en mannen. Vrouwen worden veel meer gecontroleerd, in vergelijking met mannen. Veel minder kansen om izch virj te bewegen op straat en daardoor minder kansen om criminaliteit te plegen.
255
® Emancipatiethese van Adlers in Sisters in Crime 1975 ◊
Hypothese: gendergap gevolg van ongelijke behandeling van vrouwen maar als vrouwen zich emanciperen en zich meer als mannen gaan gedragen, dan zullen zij ook meer criminaliteit plegen. ◊ Assumptie: gedrag is niet aangeboren maar kan veranderen, iemand is niet geboren als vrouw maar wordt er een.
256
§ Radicale stromingen
: nadruk op structurele ongelijkheid tussen mannen en vrouwen. □ Niet allene ongelijkhiedm, maar onderdrukking van vrouwen. ® Patriarchie belangrijk begrip. Mannen in onze samenleving willen macht uitoefenen op vrouwen.
257
® Chesney Lind:
Worden te veel als sexual property geobjectivieerd. Moeilijk om te ontsnappen aan dit misbruik. Vourwen die zijn uitgebuit door hun gezin en dan vluhcten, komen zij op straat en hebben geen andere optie meer om zich te prostitueren. Of andere crimniele feiten. Is volgens chesney lind altijd het gevolg van het verschil tussen deze geslachten.
258
Smart:
eerste die sprak van dubbele deviantie. Voruwen werden niet enkel gepresenteerd van regel overtreders, maar ook als overtreders van hun gender rol. En daarom gestigmatiseerd, dus niet alleen omdat zij de publieke regels overtreden. Maar ook omdat zij niet deden aan de gender verwachting
259
○ Neoklassieke:
leden van deze benadeirng hebben klassieke paradigma van becarria herontdekt en de assumptie van dat zij rationele wezens zijn en dat zij beslissen van kosten baten analyse of het plegen van criminaliteit in hun belang is.
260
□ Rationele keuzetheorie
: theoire was al gebruik door becarria maar was niet compitabel met determinisme van het positivisme. Het is herontdekt door criminaliteit te zine als een functie van de oppertuniteiten en de rationele afweging die de potentiele daders maken. Komt als de baten hoger zijn dan de kosten.
261
○ Gerelateerde theorie Routine Activiteitentheorie Cohen & Felson 1979
§ Criminaliteit is gegroeid omdat onze smaenleving rijker en vrijer zijn geworden. Daardoor zijn er veel meer interessante doelwitten. Omwille van de economische boem zijn er veel meer dingen te stelen. § Maar daarnaast ook daling van informele sociale controle omiwlle van de toegenomen virjheid van vrouwen. Vroeger bleven zij thuis, dus kon er een sociale controle uitgeoefend worden. Maar nu blijven de voruwen niet meer thuis en zijn de huizen leeg dus creeert het opportuniteit.
262
· Empirisch werk rond neoklassieke perspectief:
omgevingscriminologie. Geen aandacht voor de daders maar verschuift naar de opportuniteiten die in de omgeivng zijn. ○ Criminaliteit in de steden is geconcentreerd op plekken genaamd hotspots. Dus de beperkte resourcen van de politie daar te concentreren.
263
○ Onderzoek naar karakteristieken omgeving:
1) Ruimtelijke spreiding van criminaliteit 2) Processen die pselen bij herkennen van delictgevoelige sites en gelegenheden 3) Ruimtelijke en bouwtechnische aspecten van criminaliteitspreventie □ Werk rond de preventies vooral rond de technische aspecten van crimi preventie
264
: Defensible space ◊
(verdedigbare ruimte). We moeten residentiale gebouwen bouwen op een manier dat de inwoners de gebouwen kunnen beschouwen als delen van eigene omgeving van de bewoner. Kleinere gebouwen, het zou een terrirotirale bewustzijn bevorderen. Het gebouw en gebieden zien elkaar en kunnen elkaar beschermen
265
® Gerelateerd is de broken windows theory.
De omgevingsmanagement, zegt dat wij geen gebroken ramen moeten toelaten omdat dit ergere vormen van cirminaliteit uitlokken.
266
○ Gedragsgenetisch onderzoek:
§ Doel: de bijdrage van erfelijke en omgevingsfactoren aan individuele verschillen in een fenotype van belang te schatten □ Methode: bestuderen versch niveaus van gen verwantschap tussen familieleden ® Adoptiestudies, tweelingsstudies, tweeling onderzoeken (zie cursus)
267
○ Epigenetisch onderzoek
§ Uiting van gen-omgevingsreactie □ Invloed op genen, zonder aan het DNA zlef iets te veranderen -> genen 'aan' of 'uit' zetten □ Lichaamscellen hebben genetische info dat een handleiding is van wat die cel oet doen. Daar zitten biochemische knopjes op die zegt nu mag je die genetische info lezen, of nu niet. Dus dat is de activatie of deactivatie. De omgeving heeft impact op die knopjes.
268
1) Limbisch systeem:
staat in voor basisinstincten, het reptielenbrein. Fight or flight response. ® Verstoring amygdala -> verminderde angst response ® Bij een kind krijgen zij bijv het schuldgevoel niet. ® Mensen met psychopathie veel onderzoek met interacite van amygdala.
269
2) Prefrontale cortex:
impulscontrole, deel vd persoonlijkheid, empathie. Vorming van het geweten. ® Zorgt voor introspecitef element. Leert dingen zoals schaamte, gevolgen, schuldinzicht.
270
Perinataal
(tijdens geboorte): zuurstoftekort, gebruik forceps (?)
271
□ Prenataal:
stress van de moeder, roken, alcoholgebruik (stijgt lineair). Problemen cog capaciteiten. Latere agressie ® + epigenetische invloeden
272
□ Meest directe aanknopingspunt :
dual instinct theory (= alle driften die een mens ervaart gevoed door drie driften van de mens
273
§ Wikstroms Situational Action Theory SAT:
crimi is maar specifieke schending van morele regels die in de strafwet geschrevne staan. Crimi is geconstrueerd, geen natuurlijk fenomeen. Probeert te verklaren waarom mensen deze regels niet respecteren.
274
1) Propensity:
geneigheid tot criminaliteit ® Moraliteit (morele regels en emoties) ® Mogelijkheid om zlefcontrole uit te oefenen
275
2) Exposure:
criminogene blootstelling van omgeving. ® Morele regels van omgeving ® Niveua van naleving van morele regels van omgeving
276
1) Perceptie van alternatieven:
proces waarmee individue mogelijke opties voor actie erkent
277
2) Keuzeproces:
proces waarmee individu verchillende alternatieven evalueert en op
278
○ Vervolging:
inschirjving proces vebraal parket, eindigt bij afhandeling van buitegnerehctelijke procedure of na vonnis van een rechter. Samengesteld uit parketten generaal.
279
○ Dienst voor het Strafrechtelijke Beleid (DSB) van Ministerie van Justitie (z.d):
§ Deze definitie laat toe ruimer te kijken dan louter de in de strafwet strafbaar gestelde gedragingen. Het omvat het gehele veld van de veiligheidsketen: zowel de algemeen preventieve aanpak als de maatschappelijke beschermingsfactoren, en strekt zich tevens uit over de domeinen van de penologie (sanctionering van daders) en de victimologie (bejegening van slachtoffers)
280
○ Proactie:
eerste fase van preventie. Heeft te maken met wegnemen van structurele oorzaken van criminaliteit. Dus deze oorzaken reduceren. Grondige maatregelen (architecturale maatregelen).
281
○ Preparatie:
nemen van maatregelen die een goede reactie op in kritieke(?)gebeurtenissen mogelijk maken, bijv voorbereidingen politie, brandweer etc
282
○ Repressie:
alle fasen van strafrecht beleid. Ookwel van respons gepraat. Niet alleen de repressieve reacties aanduiden maar ook alle vormen van respons (blussen brand)
283
○ Nazorg:
daders en slachtoffers. Aandacht voor rehabilitatie, socialisatie
284
○ Politiemodel =
verwijst naar onderliggende politiefilosofie, of cultuur § Elk model ontstond als reactie op ander model § Supranationaal § "wat de politie zou moeten doen"
285
○ Politiebestel =
concrete interne organisatie van de politie, of structuur § Nationaal niveau § Volgen meestal meer dan 1 model.
286
1. Militair-bureaucratisch-model
§ Voor het eerst toegepast in Napoleontische tijd, maar heropleving in twintigste eeuw. § Napoleon richtte nationale politie in. § Hoofddoelstellingen: bewaren van openbare orde + bescherming van politie tegen corruptie en politisering □ Ook vaak toegepast voor niet democratische regimes. Voor hen is niet belangrijk wat deze filosofie zegt. Ze willen vooral geen rellen, geen oppositie hebben.
287
2. Lawful policing-model:
§ Reactie tegen militair-bureaucratisch model, tweede helft 19de eeuw § Hoofddoelstelling: misdaadbestrijding § Politie als law enforcement agency, dus repressieve aanpak en “juridisme” § Vooral de taak wet toe te passen en laten toe te passen. □ Legitimiteit komt van de wet zelf
288
3. Community-oriented policing-model
§ Reactie op grote afstand tussen bevolking en politie in eerdere modellen § Hoofddoelstellingen: verminderen van angst voor criminaliteit, verbeteren van levenskwaliteit en verbeteren van politiediensten en politielegitimiteit □ Politie moet de community dienen. □ Komt vooral door de burger zelf, nauwe samenwerking en interactie tussen politieambtenaren en burgers. Maar het nadeel dat er veel nadruk wordt gelegd op deze relatie maar wat de politie precies doet is niet helemaal duideijk. ® Het leidt aan means over end syndroom. Manier van werken van de politie wordt niet vast gelegd.
289
§ Problem oriented policing:
□ Geen apart model: variant op community-oriented policing ® Idee ontwikkeld door Godlstein in 1979 ◊ De belangrijkste problemen identificeren in de community en daarop de limited forces te sturen. ® Reactie op dominante means over end syndroom van community oriented policing □ Nadruk op eindproduct van politiewerk; oplossen van problemen van burgers
290
4. Public-private policing-model
§ Eerste globaliserende/innovatieve model § Gegroeid in privésector, beïnvloedt toenemend openbare politie □ Private veiligheidsbedrijven: politiefuncties en commerciele diensten en producten die zij aanbieden. Het is niet heel belangirjk om een persoon te bestraffen § Hoofddoelstellingen: “harm reduction”, kosten-efficiëntie en klanttevredenheid □ Crimi te voorkomen maar schade zo beperkt mogelijk te houden □ Pragmatische en opportunistische relatie met strafrecht + risico management
291
○ Historisch divers politiebestel:
zijn bestellen die zoals in frankrijk naast de politie nog een gendamerie (?) hebben. Bijv de militaire politie, vooral ontstaan voor orde handhaving. Traditioneel de hoofdtoestel.
292
· Frans politiebestel
○ Gendarmerie en nationale politie § Gendarmerie is nationaal verspreid, gecentraliseerd en functioneel geïntegreerd militair korps □ Focus op ordehandhaving § Politie is ook nationaal verspreid, gecentraliseerd en functioneel geïntegreerd □ Sinds 1800 Préfecture de Paris ○ Sinds 1966 zijn opnieuw autonome gemeentelijke korpsen in grote steden ontstaan
293
· Belgisch politiebestel
○ Geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus § Federaal niveau: federale politie per gerechtelijk arrondissement § Lokaal niveau: 187 politiezones ○ Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie zijn bevoegd § Lokale politiezones staan onder toezicht van burgemeester of politiecollege ○ 411 politieambtenaren per 100,000 inwoners in 2019 (Eurostat) § Maar vooral verdeeld tussen de corpsen ○ Meest gedecentraliseerd van Europa, maar wel meest geintegreerd. ○ Fundamenteel onder gefinancierd.
294
· Duitse politiebestel
○ Semi-gedecentraliseerd politiebestel § Autonome politiedienst (Landespolizei) in elke deelstaat ○ Landespolizei heeft geïntegreerde bevoegdheden § Schützpolizei § Kriminalpolizei ○ Twee federale politiediensten § Bundespolizei (voormalige grenspolitie) § Bundeskriminalamt
295
· Nederlandse politiebestel
○ Lange evolutie van gedecentraliseerd bestel naar nationale politie § Bestaat uit 10 regionale eenheden, één landelijke eenheid, één Politiedienstencentrum en één Politieacademie □ www.youtube.com/watch?v=rygFdzuIsXk ○ Nationale politie werkt onder gezag van nieuwe ministerie van Veiligheid en Justitie § Op lokaal niveau driehoeksafspraken met burgemeester en officier van justitie
296
§ Specifieke preventie
: afschrikking ter voorkoming van recidive
297
§ Algemene preventie:
afschrikking van anderen
298
○ Hoofdstraffen
§ Geldboetes § Vrijheidsstraf § Elektronisch toezicht § Werkstraf § Probatie
299
○ Bijkomende straffen, bv.
§ Verbeurdverklaring van goederen § Bekendmaking van de uitspraak § Beroepsverbod § Terbeschikkingstelling
300
§ Instrumentalisering:
normatieve visie op recht vervangen door economische logica dus dat vooral sprake is van burocratisering, managementisering, stroomleining. Zelfde principe als de macdonalisering op strafbeleid. □ Niet meer ‘schuld en boete’ primeren, wel ‘voeren van beleid’ en rationalisering □ Managementprincipes worden toegepast op justitiële organisaties □ Verbonden aan opkomst van veiligheidsbeleid en public-private policing model ® Men wil iets bereiken, niet enkel straffen, werkt vanuit een economische logica.
301
§ Moralisering:
vermaatschappelijking van recht >> punitief populisme. □ Politie wil burgers calmeren, behoefte vervullen naar veiligheid. Dus wel van zware straffen voorzien. □ Media speelt grote rol in het dramatiseren van crimi. □ Leidt tot strenger strafrecht: meer gevangenissen, strengere straffen,… □ Nadruk op uitschakeling van de daders en vermindering van rehabilitatie-programma’s
302
§ Risicojustitie: □
Wetenschappelijk onderzoek □ Voorspellen van criminaliteit en recidivekansen □ Ontwikkelen van methodes om risico’s in te perken □ Organiseren van interventies
303
§ Responsabilisering:
grotere rol voor niet-strafrechtelijke instellingen § Bestuur op afstand met nieuwe arbeidsverdeling □ Beleidslijnen uitzetten: overheid □ Precisering en uitvoering beleid: private netwerken □ Eindcontrole - toezichthouder: overheid § Gevaren van bestuur op afstand □ Bedoelingen van beleid kunnen ondermijnd worden door uitvoerende instanties □ Gevaar voor commerciële belangen private sector § Trend verbonden aan het veiligheidsbeleid en public-private policing model
304
* Criminaliteitspreventie:
“Alle maatregelen van burgers, particuliere instellingen en van de overheid, voor zover deze buiten de strafrechtspleging in enge zin liggen en die erop gericht zijn gedragingen die volgens de wet strafbaar zijn te voorkomen.” (Van Dijk & De Waard, 1991)
305
○ Proactie:
het wegnemen van structurele oorzaken
306
○ (Preparatie:
de daadwerkelijke voorbereiding op het bestrijden van de inbreuken) § Bjv dat de politie zich klaar maakt op de rellen tussen marokko en frankrijk
307
§ Gelegenheidstheorieën (rationele keuze en routine activiteiten): gelegenheid beperken
□ Gaan er van uit dat de meeste mensen crimi zouden plegen dat de baten hoger zijn dan de kosten. □ Vooral belangirjk dat pool van gemotiveerde daders bestaat en op korte termijn niet zo veel tegen kan doen. □ Aanbeveling is dat men moet vooral in de omgeving de gelegenheid voor crimi beperken. Men doet dat door interventies id omgeving (situationele crimi preventie)
308
§ Bio-psycho positivisme:
opvoeding, behandeling, rehabilitatie □ Belang van opvoeding, psych stoornissen/factoren
309
§ Wikstrom’s Situationele Actie Theorie: .
opvoeding, ontwenning, controles □ Hij zegt opvoeding belangrijk door ouders en scholen, vroege interventies zijn belangrijk. En slechts voor de mensen die crimi als een optie zien zijn externe controle belangrijk
310
§ Socio positivisme (bv. strain/ecologische theorieën):
macro-interventies, bv. achterstandsbeleid en bevordering sociale cohesie □ War on poverty, verschillen in vermogen tussen mensen reduceren. □ Vooral interventie die de soicale cohesie bevorderd.
311
§ Primaire of universele preventie:
gehele bevolking □ Bijv vaccinatiecampagnes
312
§ Secundaire of selectieve preventie:
risicogroepen □ Mensne die familieleden hebben die obesitas hebben of kanker hebben gehad. Zo vroeg mogelijk op te sporen en te behandelen
313
§ Tertiaire of geïndiceerde preventie:
daders/slachtoffers □ Mensen die al ziek zijn geworden, of dus al daders of slachtoffers zijn geweest. Plekken waarvan we weten dat er veel crimi is.
314
○ Drie mogelijke targets
§ (Potentiële) daders: dadergericht § Criminogene situatie: situationeel (specifieke plekken) § (Potentiële) slachtoffers: slachtoffergericht → Negen soorten criminaliteitspreventie
315
○ Dadergerichte preventie:
▪ Primair: □ Opvoeding: ontwikkelen van gewetensfunctie en zelfcontrole □ Onderwijs □ Voorlichting, sensibilisering □ Achterstandsbeleid: wegwerken van maatschappelijke achterstanden □ Voorbeeld: campagnes over alcohol- of druggebruik □ Sociale controletherie, situationele actie theorie ▪ Secundair: □ Focus op specifieke groepen die risico lopen om in criminaliteit te belanden (bv. risicojongeren) □ Achterstand beleid te reduceren □ Integratie imigranten te bevorderen □ Voorbeelden: straathoekwerk en speelpleinwerking ▪ Tertiair: □ Focus op specifieke daders (bv. gedetineerden of jeugddelinquenten) □ Voorbeelden: reclasseringswerk en behandelingsprogramma’s
316
○ Situationele preventie ▪
Primair □ Universele toepassing van elementaire preventiemaatregelen □ Voorbeeld: wetgeving omtrent stuurslot ▪ Secundair □ Focus op wijken/doelgroepen met verhoogde risico’s □ Voorbeeld: Oprichting Whatsapp-buurtpreventiegroep in risico-buurt/gemeente ▪ Tertiaire □ Focus op ‘hot spots’ van criminaliteit □ Voorbeelden: verlichting en camera’s in straten/buurten met veel criminaliteit
317
▪ Techno-preventie:
technische middelen die criminaliteit belemmeren
318
▪ Environmental design:
van kleine veranderingen in bestaande structuren tot ontwerpen van nieuwe buurten
319
▪ Socio-preventie:
aanmoedigen van informele sociale controle
320
□ Displacement ->
criminelen gaan naar andere buurten, en de displacement is kleiner dan de baten 'diffussion of benefits' men ziet dat interventies ook een positieve werking kan hebben rondom de hotspots.
321
* Slachtoffergerichte preventie
○ Primair ▪ Veranderen van attitudes en gedragingen van burgers d.m.v. voorlichting ▪ Voorbeeld: folders en brochures over beveiligen van woning ○ Secundair ▪ Focus op specifieke groepen die risico lopen om slachtoffer te worden ▪ Voorbeeld: instructies geven aan bejaarden ○ Tertiair ▪ Voorlichting aan slachtoffers om herhaalde victimisering te voorkomen ▪ Voorbeeld: nazorg van slachtoffers door de politie
322
2. Family group conference (of herstelgericht groepsoverleg, Hergo)
* Slachtoffer + dader + referentiepersonen langs beide kanten + (vaak) vertegenwoordiger van politie/justitie + facilitator * Eerste experimenten uitgevoerd in Nieuw Zeeland in de jaren 1980 * Veelal gebruikt bij jongere daders
323
3. Sentencing circle
* Slachtoffer + dader + strafrechtelijke actoren + lokale gemeenschap * Praktijk die geinspireerd is door tradities van indianen uit amerika dat er vertgenwoordigers zijn van de gemeenschap, die mee beslissen wat de sancties van de daders kunnen opleveren
324
○ HCA-diensten hebben vier handelingsmogelijkheden
1) Gemeenschapsdienst 2) Leerproject, verbintenissenproject en/of geschreven project 3) Herstelbemiddeling, op parketniveau of jeugdrechtbankniveau 4) Hergo
325
gewogen graad berekenen relatief risico
(diefst 40% + autodiefst 40% + schendingen integr 20% x 100.000)/inwonersaantal
326
Dekkingsfout:
populatie wordt niet goed afgedekt. Het kader is dan kleiner of groter dan de onderzoekspopulatie.