Idioms Flashcards

1
Q

Estar en las nubes

A

Met je hoofd in de wolken zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ser pan comido

A

Een makkie zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Tirar la toalla

A

De handdoek in de ring gooien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Andarse por las ramas

A

Om de hete brij heen draaien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Meter la pata

A

Een blunder begaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Buscar tres pies al gato

A

Spijkers op laag water zoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Estar como una cabra

A

Gek zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

No tener pelos en la lengua

A

Geen blad voor de mond nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Costar un ojo de la cara

A

Een rib uit je lijf kosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Al pie de la letra

A

Letterlijk nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

No ver la hora

A

Niet kunnen wachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hacerse la vista gorda

A

De andere kant op kijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De tal palo, tal astilla

A

De appel valt niet ver van de boom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Tener la sartén por el mango

A

De touwtjes in handen hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Estar entre la espada y la pared

A

Tussen hamer en aambeeld zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Quedarse de piedra

A

Versteend blijven staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Ahogarse en un vaso de agua

A

Van een mug een olifant maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Estar hasta las narices

A

Er helemaal klaar mee zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Sacar de quicio

A

Op de zenuwen werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Dormirse en los laureles

A

Op zijn lauweren rusten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Llevarse el gato al agua

A

De overwinning behalen

22
Q

Matar dos pájaros de un tiro

A

Twee vliegen in één klap slaan

23
Q

Empezar la casa por el tejado

A

Het paard achter de wagen spannen

24
Q

Estar con la soga al cuello

A

Met het water aan de lippen staan

25
Q

Tirar la casa por la ventana

A

Met geld smijten

26
Q

Ponerse las pilas

A

Erttegenaan gaan

27
Q

Ir al grano

A

Tot de kern komen

28
Q

Quedarse con la boca abierta

A

Met open mond staan

29
Q

Salvarse por los pelos

A

Op het nippertje ontsnappen

30
Q

Llover a cántaros

A

Het regent pijpenstelen

31
Q

Estar como pez en el agua

A

Helemaal in je element zijn

32
Q

Ser el ombligo del mundo

A

Het middelpunt van de wereld zijn

33
Q

Tener un corazón de oro

A

Een hart van goud hebben

34
Q

Estar en apuros

A

In de problemen zitten

35
Q

Estar en boca de todos

A

Het gesprek van de dag zijn

36
Q

Dar en el clavo

A

De spijker op de kop slaan

37
Q

Irse por la tangente

A

Afwijken van het onderwerp

38
Q

No pegar ojo

A

Geen oog dichtdoen

39
Q

A otro perro con ese hueso

A

Laat dat een ander maar wijsmaken

40
Q

Tirar piedras sobre tu propio tejado

A

Je eigen ruiten ingooien

41
Q

Estar en el séptimo cielo

A

In de zevende hemel zijn

42
Q

Perder los estribos

A

Zijn zelfbeheersing verliezen

43
Q

Cambiar de chaqueta

A

Overlopen (van mening veranderen)

44
Q

Consultar con la almohada

A

Er een nachtje over slapen

45
Q

No ser trigo limpio

A

Niet helemaal eerlijk zijn

46
Q

Tener la cabeza en su sitio

A

Nuchter zijn

47
Q

Ser un cero a la izquierda

A

Volledig overbodig zijn

48
Q

Tener los días contados

A

Nog maar weinig tijd hebben

49
Q

Cantar las cuarenta

A

Iemand flink de waarheid zeggen

50
Q

Poner el dedo en la llaga

A

De vinger op de zere plek leggen