Hygiëne: Pest control Flashcards

1
Q

bruine rat

  • wetenschappelijke naam
  • leefgebied
  • voedsel
A
  • rattus norvegicus
  • riool (natte omgeving) => goede zwemmers
  • omnivoor, mr grotendeels vegetarisch -> carnivoor bij voedseltekort
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat doen knaagdieren?

A
  • contaminatie, infectie & verspilling van voedsel
  • transmissie zoönoses
  • mechanische schade aan gebouwen en materialen
  • overlast
  • kosten vr verdelging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat doen vliegen?

A
  • zorgen vr productieverlies (bloedverlies)
  • transmissie ziektes
  • overlast
  • kosten vr verdelging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

zwarte rat

  • wetenschappelijke naam
  • leefgebied
  • voedsel
A
  • rattus rattus
  • droge omgeving => goede klimmers
  • uitsluitend vegetarisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Belangrijke ziekte die overgedragen w dr ratten =

A

ziekte van Weil
= leptospirose
= L. icterohaemorraghiae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

verspreiding ziekte van Weil -> hoe?

A

dmv urine van geïnfecteerde ratten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

overdracht ziekte van Weil

A

infectie via krassen of sneden in huid OF via mond, keel en ogen na contact met geïnfecteerde urine of water met daarin geïnfecteerde urine (denk aan riolen, greppels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

symptomen ziekte van Weil

A
  • griepachtige symptomen

- zware hoofdpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

HPS =

hoe transmissie?

A

= Hantavirus Pulmonair Syndroom
= virale hemorragische koorts

dmv inademen van speeksel, urine of feces van knaagdieren OF dr eten/drinken van iets wat bevuild is dr knaagdieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe ga je nagaan of er ratten zijn id omgeving ?

A
  • feces zichtbaar (verse keutel he slijmlaagje)
  • knaagdieren zichtbaar (levend of dood)
  • zwarte, vette sporen (want veel talg in huid)
  • aangevreten zakken
  • loopsporen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

preventie knaagdieren: hoe?

A
  • eliminatie schuilplaatsen => zorg vr open vlakte
  • goede opslag voedsel => alles afsluiten
  • knaagdierbestendige constructies -> geen openingen groter dan 0,5cm diameter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bespreek de onderverdeling van rodenticiden

A
  • anticoagulantia -> interfereren met bloedstolling => bloed droogt op in lichaam rat => mummy
    = meestal eerstelijns verdediging
  • niet anticoagulantia -> gastro -of neurotoxische middelen = heel toxisch
  • > lokaas nodig!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

voorbeelden niet anticoagulantia

A
  • scillroside
  • crimidine
  • cholecalciferol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

voorbeelden anticoagulantia

A
  • warfarine
  • brodifacoum
  • pindone
  • caumachlor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

onderverdeling anticoagulantia rodenticiden (voorbeeld klasse 1 en 3)

A
  • klasse 1: meerdere keren voederen noodzakelijk, veel resistentie -> warfarine
  • klasse 2: meer toxisch dan klasse 1, mr nog steeds meerdere keren voederen noodzakelijk
  • klasse 3: zeer toxisch na 1x voederen, variabele weerstand (cross resistentie met klasse 1 anticoagulantia) -> brodifacoum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

werkingsmechanisme anticoagulantia

A

antagonisme van vit K => antistollingseffect want productie bloedstollingsfactoren w verhinderd => bloed droogt op in lichaam => mummy => dood

(latente periode nodig)

17
Q

klinische tekenen anticoagulantia

A

1: depressie & anorexie
2: anemie, bloeduitstortingen, bloederige mest/urine, spontaan neusbloeden, bloed ophoesten

18
Q

hond behandelen die anticoagulantia heeft gegeten (secundaire toxiciteit)

A

(behandeling gedurende 2-4wk om LT effecten te controleren)

vit K inspuiten met hele kleine naald op zoveel mogelijk plaatsen, subcutaan, om absorptie te verzekeren => productie stollingsfactoren

19
Q

stalvlieg =

A

stomoxys calcitrans -> stekende vlieg => zuigt bloed bij gastheer

20
Q

hoornvlieg =

A

haematobia irritans

bijna permanent parasitair => veel schade

21
Q

welk soort insecticide gebruik je om vliegen te controleren

A

neurotoxische insecticiden -> pyrethrines (natuurlijk) & pyrethroiden (synthetisch)

organofosfaten & carbamaten

22
Q

mechanisme pyrethrines & pyretheroiden

A

interfereren met neurotransmissie, met Na-K kanalen => neuromusculaire paralyse (spierverlamming)

(brede veiligheidsmarge)

23
Q

mechanisme organofosfaten & carbamaten

A

inhibitie van acetylcholine-esterase => Ach w niet meer afgebroken => spastische paralyse

(smalle veiligheidsmarge)

24
Q

formulaties pyrethrines

A
  • ‘bait’ = insecticide in suikeroplossing
  • spray
  • aerosol -> w verneveld
  • p-on -> formulatie op rug uitgegoten
  • oormerk
  • spot-on -> formulatie gaat dr huid van rund
25
Q

IGR’s =

soorten

A

Insect Growth Regulators

  • Insect development inhibitor
  • juvenile hormone mimics
26
Q

werking insect development inhibitor

voorbeelden

A

interfereert met chitine waardoor exoskelet niet gevormd kan w (niet toxisch vr zoogdieren want he geen chitine)

(vb: cyromazine, difubenzuron)

27
Q

werking juvenile hormone mimics

voorbeelden

A

producten maken juveniel hormoon na => larve blijft doorgroeien tot ze doodgaat (kan niet vervellen)
(vb: fenoxycarb, methopreen, pyriproxypeen)

28
Q

mechanismen van weerstand

A
  • verlaagde penetratie
  • verhoogde metabole afbraak of eliminatie
  • verminderde gevoeligheid van receptoren
29
Q

strategieën om weerstand te vermijden

A
  • eliminatie resistente individuen
    • > hoge dosissen
    • > versch insecticiden (mengsels, rotaties versch producten,..)
    • > enkel resistente vliegen behandelen
  • populatie sensitieve individuen verdunnen
    • > kortwerkende producten
    • > combinatie met chemische & biologische methoden