Huisvesting: Stallucht & Stalwanden & Energiebalans Flashcards
De 4 E’s van huisvesting
* economie
* ecologie
* ergonomie
* ethologie
Absolute vochtigheid =
massa waterdamp uitgedrukt per massa droge lucht
Relatieve vochtigheid =
RV = hoeveelheid waterdamp die de lucht kan bevatten
RV = ( dampspanning / verzadigingsdampspanning bij die T ) x 100
(uitgedrukt in %)
Relatie relatieve vochtigheid vs temperatuur
Als je temperatuur doet zakken zal de relatieve vochtigheid stijgen MAAR als de buitentemperatuur onder de 5°C is zal bij een temperatuursdaling de RV ook zakken
Dauwpunt =
= verzadigingspunt = punt waarop de maximale hoeveelheid waterdamp aanwezig in de lucht (verzadigde lucht) => condensatie
soortelijk gewicht:
* vochtige vs droge lucht
* koude vs warme lucht
Vochtige lucht < Droge lucht
Warme lucht < Koude lucht
(Inkomende lucht is droog en koud dus hoger soortelijk gewicht, uitgaande lucht is warm en vochtig dus lager soortelijk gewicht)
Enthalpie =
Energieinhoud van de lucht
= latente warmte + sensiebele warmte
Latente warmte =
de energie die opgenomen wordt bij heto mzetten van vloeibaar H2O naar waterdamp
Relatie RV en latente warmte
(Latente warmte = energie die vrijkomt bij het omzetten van vloeibaar H2O naar waterdamp)
Hoge RV = veel water zit opgelost in de lucht dus hoge latente warmte => lucht voelt kouder aan
(denk aan lucht voorbehandelen dmv evaporatieve koeling)
Wanneer spreken we van isenthalpie?
Als een daling van de latente warmte in de ruimte gepaard gaat met een stijging van de visibele/sensiebele warmte en omgekeerd => enthalpie blijft dus gelijk (maar verhouding van latente tov sensiebele warmte wijzigt)
Maak een tekening om isenthalpische veranderingen te verduidelijken.
* benoem de assen
* toon het drogend vermogen aan
* teken isenthalpische lijnen
* duidt het dauwpunt aan
Dauwpunt = verzadigingspunt = punt waarop 100% RV is
Drogend vermogen is bij max luchtvochtigheid heel heel klein en stijgt naarmate de RV kleiner wordt
Warmtestroom (fie) door een wand is afhankelijk van:
* warmtegeleidingscoëfficiënt (lambda)
* warmte overgangscoëfficiënt (alfa)
* warmte overgangsweerstand (R)
Wat weet je over de volgende waarden in het geval van een goed geïsoleerde wand?
* warmtestroom (fie)
* warmtegeleidingscoëfficiënt (lambda)
* warmte overgangscoëfficiënt (alfa)
* warmte overgangsweerstand (R)
* warmtestroom (fie) = laag (want hoe hoger fie, hoe slechter het materiaal isoleert en dus hoe lager, hoe beter)
* warmtegeleidingscoëfficiënt (lambda) = laag (want hoe lager de lambda, hoe slechter het materiaal gaat geleiden en dus hoe beter het gaat isoleren)
* warmte overgangscoëfficiënt (alfa) = laag (want hoe lager alfa, moeilijker de warmte-energie van de lucht in de wand trekt en dus hoe beter de isolatie)
* warmte overgangsweerstand (R) = hoog (want hoe hoger R, hoe beter de overgang van fluïdum naar vast materiaal zal tegengehouden worden, dus hoe beter de isolatie)
Wat is de formule voor de warmte overgangscoëfficiënt alfa en wat kan je hieruit afleiden ?
alfa = (v.W) / (m².K)
=> alfa is dus afhankelijk van v = luchtsnelheid
hoe groter de luchtsnelheid, hoe groter de alfa en dus hoe makkelijker de warmte-energie van de lucht in de wand zal trekken (enkel stilstaande lucht is goeie isolator => isolatiemateriaal moet winddicht zijn)
Beschrijf de 3 facetten van warmtedoorgang in een enkelvoudige wand. Geef de formules weer.