Hoorcollege 9: Romantische relaties Flashcards
Definities Romantische relatie
Onderscheidt romantische relatie en vriendschapsrelatie
- wederzijds erkend, reciprocaal
- vrijwillig
- aparte intensiteit (affectie/seksueel gedrag) (kritiek)
- commitment / betrokkenheid (kritiek)
- liefde staat aan de basis (kritiek)
- monogaam (kritiek)
Dimensionele benadering romantische relaties
Dimensie 1: romantisch / serieus / geconsolideerd –> casual / explorerend
Dimensie 2: seksueel–> a-seksueel
- in romantische relatie : met / zonder seks
- zonder romantische relatie: casual dating relatie (geen seks, geen relatie) / casual seksuele relatie (wel seks, geen relatie)
Typologische benadering romantische relaties
Op basis van:
- Affiliatie = vertrouwen / vriendschap / band / companionship
- Romantiek = aantrekingskracht / liefde / verlangen
1. Type 1 = volmaakte relaties: hoge scores op allebei van allebei de partners (hoog affiliatie en romantiek)
2. Type 2 = romantisch: beide partners gemiddel/ondergemiddeld of affiliatie, hoog op romantiek
3. Type 3 = Affiliatief; Hoog op affiliatie en laag op romantiek; broer/zus relatie
4. Type 4 = vrouw-georiënteerd: vrouw gemiddeld tot boven gemiddeld op beiden, man zwaar onder gemiddeld op beiden
5. Type 5 = man-georiënteerd: man bovengemiddeld op beiden, vrouw onder gemiddeld op beiden
6. Type 6 = liefdeloos: allebeide partners laag op beide dimensies, wel romantische relatie maar geen vertrouwen en aantrekkingskracht.
Uitkomsten typologische benadering
Gekeken naar jaloezie en conflict:
Jaloezie:
- laagste: man-georiënteerd en liefdeloos
- hoogste: volmaakte en romantische relaties (romantiek obsessieve component)
Conflict:
- laagste: volmaakte relatie / affiliatief
- hoogste: vrouw-georiënteerd en liefdeloos
Prevalentie romantische relaties bij jongeren
Onder jongeren neemt het hebben van een romantische relatie toe met de leeftijd, relaties gaan ook langer duren.
Ontwikkeling van romantische relaties
Ontwikkelingsfase theorieën van Brown
1. initiatie fase (vroege adolescentie 11-13 jaar)
- toegenomen interesse in peers van andere sekse
- aantrekking en verlangen –> maar nog niet zo zeer zelf romantische relaties aangaan, eerder persoonlijke ontwikkeling
- gelimiteerd contact
- gezamenlijke activiteiten
- meer crushes dan romantische relaties
2.Status (affiliatie) fase (midden adolescentie 14-16 jaar)
- de juiste soort romantische relatie hebben die status oplevert in de groep
- geaccepteerd worden , niet zo zeer de kwaliteit of compatibiliteit
3.Affectie (intieme) fase (late adolescentie 17-20 jaar)
- focus op de relatie in plaats van de context
- sterkere toewijding en langere duur
- toename in relatiekwaliteit
4.Bonding (gecommiteerde) fase (vroege volwassenheid 21 jaar)
- diepe band blijft uit de vorige fase, maar gaat veel meer denkend at de relatie langdurig kan zijn.
- toekomstperspectief
- behouden van aparte persoonlijke identiteit maar ook onderdeel van koppel zijn
Verschillen in ontwikkeling over de fases:
- volwassen uiterlijk
- aantrekkelijkheid
- tevredenheid met uiterlijk; meer zelfvertrouwen
- romantische betrokkenheid van vrienden ; vrienden met romantische relaties
Ontwikkeling van romantische relaties 2
Levinger’s stadia theorie
ABCDE
- Formatie fase: willen partner met positieve persoonlijkheidskenmerken en partners die vergelijkbaar zijn (similarity)
- na formatie fase: ontwikkeling in sociale gebeurtenissen (ouders ontmoeten), romantische gebeurtenissen (ik hou van je) en seksuele activiteit. Dit is ook de juiste volgorde
Zorgdragen / kluwen –> voorspelt seksuele activiteit
- beëindiging: onvervulde intimiteit of affiliatie behoeftes
Het proces van scheidingen
Aantal huwelijken neemt af en aantal scheidingen neemt toe
1. Emotionele scheiding = begin van achteruitgang, resulteert niet automatisch in scheiding, soms in therapie
2. Juridische scheiding = echtscheiding formele moment, scheiding van tafel en bed = apart leven maar huwelijk blijft in stand. Tot de jaren 70 alleen mogen scheiden door schuld.
3. Co-ouderschap scheiding = hoe regel je dingen als er kinderen bij betrokken zijn, een van de grootste bronnen van conflict; triangulatie is schadelijk.
4. Economische scheiding = hoe verdelen we alles?; kinderalimentatie / partneralimentatie
5. Gemeenschap scheiding = losmaken van sociale netwerk van partner (tijdelijke) afname sociale netwerk.
6. Psychische scheiding = losmaken van het ‘wij’ gevoel. Gevoel van individualiteit en autonomie terugkrijgen, kan heel moeilijk zijn afhankelijk van of het je eigen keuze was en de duur van de relatie.
7. Spirituele scheiding = breken van religieuze regels, crisis in geloof, schuldgevoel.
Leven na de scheiding
Veel variabiliteit; zowel positieve als negatieve gevoelens
Relaties na de scheiding:
1. Co-ouderschap
- Vurige vijanden = heel erg veel conflict / vijanden / triangulatie / conflict, meest negatieve gevolgen voor kinderen
- Boze kennissen = ook wel veel conflict, maar kunnen meer emotionele afstand tot elkaar bewaren en meer ruimte gunnen, iets minder vaak ruzie, kinderen meer buiten conflicten houden
- Coöperatieve collega’s = vriendelijke co-ouders, beste goede regeling, maar elkaar ook ruimte geven eigen ontwikkeling en identiteit, ouders doen niet zo lelijk tegen elkaar. Ruimte voor nieuwe romantische relatie.
- Beste vrienden = ze doen vrij veel hetzelfde als voor de scheiding, wel moeilijk om nieuw leven op te bouwen, minst negatief voor kinderen, afstand is voor je eigen ontwikkeling wel gunstiger.
- Ontbonden duo’s = één van de twee partners verdwijnt volledig uit beeld
2. Vormen van nieuwe romantische relatie; erg lastig na scheiding, hertrouwen vaak niet meer en eindigt anders vaak weer in echtscheiding.
Romantische relaties & welzijn
Relatiekenmerken gemiddeld effect op welzijn van mensen, kwaliteit van relatie groter effect dan het uit elkaar gaan.
1. Het hebben van een relatie:
- vroege adolescentie: hebben van relatie negatieve gevolgen (hogere externe/internaliserende symptomen en middelengebruik)
- vroege volwassenheid: hebben vna relatie positieve gevolgen (lagere externe/internaliserende symptomen en middelengebruik)
2. Kenmerken van relaties:
- ondersteunende relaties –> minder welzijnsproblemen
- negatieve interacties –> meer welzijnsproblemen
- ontwikkelingsverschillen –> sterkere associaties in vroege volwassenheid
3. Kenmerken van de partner:
- Persoonlijke kenmerken van de partner (zorgzaam, compatibiliteit/overeenkomst/similarity in gedrag en gevoel, selectie/invloed?). **
Consensuele niet-monogame relaties
Bewuste keuze voor niet-monogame relatie (meer dan 2 individuen). Alle betrokkenen zijn zich bewust en geven vrijwillig toestemming.
8 componenten van polyamoreuze motivaties:
1. Vervulling van behoeften die niet worden voldaan in een monogame relatie; je kunt niet alles bij één partner vinden:
2. Persoonlijke groei en autonomie; vrijheid/relationele en seksuele autonomie/vrijheid
3. Identiteitsontwikkeling en polyamorie; exploreren van alternatieve levensstijlen
4. Uiten van politieke waarden; seksueel liberalisme, feminisme
5. Exploreren avn minderheidsidentiteiten; seksuele fluïditeit, BDSM
6. Gevoel bij een community te willen behoren; gevoel van ‘belonging’ bij mensen met dezelfde normen en waarden.
7. Verlangen naar seksuele diversiteit; variatie in partners
8. Psychodynamische redenen; onveilige hechting