Hoorcollege 2: Sociale netwerken gedurende de levensloop Flashcards
Sociaal netwerk
Het netwerken van mensen met wie iemand direct contact heeft:
- er is een sociale realtie (contact)
- er zijn herhaalde sociale interacties
- er is een mentale representatie van de relatie (je moet het ook zien als een sociale relatie)
Typen sociale netwerken
- globaal netwerk
- persoonlijk netwerk
- vriendschapsnetwerk
- familienetwerk
- werknetwerk
Globaal netwerk
Alle sociale relaties die we hebben (allesomvattend)
Persoonlijke netwerk
Sociale steun netwerk; mensen die het dichtste bij je staan (vrienden of familie)
Vriendschapsnetwerk
Netwerk van vrienden wat je hebt
Familienetwerk
Netwerk van familie die je hebt (kan verschillen per persoon)
Werknetwerk
Iedereen op je werk, collega’s, supervisors
Ties
Sociale relaties of verbindingen tussen twee mensen, sterkte hangt af van;
- tijd
- emotionele intensiteit
- intimiteit
- reciprociteit
Strong ties
Scoren hoog op alle kenmerken (familie, vrienden, het persoonlijke netwerk)
Weak ties
Relaties met lage scores op de kenmerken (kennissen)
Absent ties
Toevallige ontmoetingen (de bakker, de buschauffeur, meisje op feest)
Sociaal-emotionele Selectiviteit Theorie
Verklaart hoe netwerkveranderingen plaatsvinden gedurende de levensloop. Wat vinden we belangrijk in het leven en wat zijn onze doelen? Deze doelen veranderen, waardoor sociale netwerken veranderen. Er zijn 2 doelen:
1. Kennisdoelen: exploratie en informatievergaring, vooral belangrijk bij jongvolwassenen.
2. Emotieregulatie doelen: bij ouderen wordt een diepe band belangrijker dan veel connecties. Tijdshorizon wordt kleiner, dan willen we steeds meer betekenis hebben.
- als er een tijdslimiet aanzit: zowel ouderen als jongeren kiezen voor het zien van goede vriend
- als er geen tijdslimiet aan zit: jongeren kiezen alle 3 de alternatieven even vaak / ouderen kiezen het vaakst voor het ontmoeten van een vriend.
Sociale konvooitheorie
Levensgebeurtenissen verklaren veranderingen in het netwerk. Je hebt een sociaal netwerk van mensen die meelopen met je leven, sommige mensen haken af, anderen komen erbij. Hoe centraler in de cirkel (sterkere ties/persoonlijke netwerk), hoe minder snel veranderingen plaatsvinden.
Hoe veranderen sociale netwerken per leeftijdcategorie?
- globaal netwerk: geen lineaire trend, lijn neemt toe tot eind 20 en begint daarna af te nemen en te stabiliseren
- persoonlijk netwerk: lineaire afname (1 persoon per 10 jaar), jonge mensen over het algemeen meer sociale steun dan oudere mensen
- famillienetwerk: blijft stabiel (grootte van netwerk)
- vriendschapsnetwerk: nagenoeg hetzelfde als persoonlijk netwerk, lineaire afname 1 persoon per 10 jaar
Sociale netwerken nemen dus toe tot aan de jonge volwassenheid en nemen daarna af. Het gaat om netwerkgrootte, niet om kwaliteit of belang van contact.
Closeness (oudere volwassenen vs. jongere volwassenen)
oudere volwassenen hebben gemiddeld minder, maar nauwere sociale relaties.