Hoorcollege 4: Ouder-kind relaties voorbij de kindertijd Flashcards

1
Q

Wat verandert er in de ouder-kind relatie tijdens de adolescentie?

A

Minder tijd met ouders, meer autonomie, en veranderingen in conflict, macht en steun. Separatie-individuatie theorie (Blos, 1967): conflict stimuleert autonomie. Conflicten pieken qua intensiteit rond 15-16 jaar, maar frequentie neemt af. Onderwerpen: huishoudelijke taken, bedtijd, huiswerk, enz.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Veranderingen in macht tijdens de adolescentie

A

De ouder-kindrelatie wordt gelijkwaardiger.
- sterkste daling van vroege tot midden adolescentie, blijft daarna dalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Veranderingen in steun tijdens de adolescentie

A

Steun neemt af van
- vroege tot midden adolescentie.
- steun neemt voor meisjes toe tijdens de midden tot late adolescentie
- steun stabiliseert voor jongens tijdens de midden tot late adolescentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zegt de separatie-individuatie theorie over conflict?

A

Volgens Blos (1967) stimuleert conflict het scheiden van ouders en autonomie. Conflicten worden intenser in midden-adolescentie, daarna nemen ze af. Geldt voor jongens, meisjes, moeders en vaders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het theoretisch framework voor ouder-kind communicatie?

A

Hoe kunnen we probleemgedrag van jongeren aanpakken!
Ouders vragen informatie (‘wat ga je doen?’), adolescenten delen actief, en ouders houden toezicht. Samenhang tussen delen, vragen, en toezicht voorkomt probleemgedrag.
Ouders blijven dus belangrijk in de adolescentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de hechtingsstijlen en hun kenmerken?

A
  1. Veilige hechting: lage verlatingsangst, hoge nabijheid.
  2. Avoidant: lage verlatingsangst, lage nabijheid.
    3.** Disorganized:** hoge verlatingsangst, lage nabijheid.
  3. Anxious: hoge verlatingsangst, hoge nabijheid.
    Er lijkt transmissie te zijn van hechting.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe beïnvloedt hechting sociale competentie van kinderen?

A

Ouders met veilige hechting hebben kinderen die sociaal competenter zijn. Onveilige hechting leidt tot minder sociale competentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de mechanismen van transmissie?

A

Sociaal leven ouders –> mechanismen –> sociaal leven kind
- sociale leermodellen
- hechtingstheorie; sensitieve responsiviteit (interne werkmodellen)
- ontwikkelingspsychopathologiemodellen
- erfelijkheidsmodellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zegt de sociale leertheorie van Bandura over opvoeding? (transmissie mechanisme)

A

Kinderen leren door observatie en imitatie (modelleren). Bijv. opvoeding, sociale relaties, of mishandeling worden geleerd door directe bekrachtiging en observatie. Kinderen gaan met peers om, zoals ouders met hen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Interne werkmodellen (mechanisme van transmissie)

A

Je hebt bepaalde mentale representaties waarmee je de wereld wilt begrijpen. Deze werkmodellen zijn de leidraad voor percepties en gedrag in relaties. Hechting is niet stabiel en kan veranderen.
Interne werkmodel is eigenlijk een mentale representaties van hoe we met elkaar om moeten gaan (als jouw ouders vroeger niet reageerden op huilen of boosheid, ga je dat in je eigen kinderen ook niet goed herkennen en zullen zij daardoor eenzelfde hechting ontwikkeling).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Psychopathologische modellen (mechanisme van transmissie)

A

Transmissie van kindermishandeling; mishandeling kan leiden tot psychopathologie –> kan gedrag van ouder weer beïnvloeden.
Mishandeling meegemaakt –> depressie / PTSS –> eigen kind mishandelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Genetische modellen (mechanisme van transmissie)

A

trekken/temperament, psychopathologie. Ze zeggen dat deze dingen ook gerelateerd zijn aan opvoeding. Ze verklaren individuele verschillen in opvoeding en mishandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is Filial Maturity?

A

Filial Maturity (kinderlijke volwassenheid):
1. Afstand nemen: beseffen dat ouders niet perfect zijn.
2. Begrijpen: ouders zien als individuen met een eigen geschiedenis.
Vooral in Jonge volwassenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is Filial anxiety?

A

Filial anxiety (kinderlijke angst) = rond de 40 jaar, ouders krijgen te kampen met gezondheidsproblemen –> kinderen krijgen zorgen over de gezonheid en sterfelijkheid van ouders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Grootouders

A

Belangrijke rol en emotioneel vervullend, geeft gevoel van vernieuwing en continuïteit.
- betere band met kind –> betere band met je kleinkinderen.
Grootouders hebben positief effect op de ontwikkeling van kleinkinderen en belangrijke bron van steun.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke theorieën verklaren steun?

A
  1. Intergenerationele solidariteitstheorie: meer solidariteit leidt tot meer steun.
    - 6 dimensies van solidariteit
  2. Contingentietheorie: balans tussen hulp nodig hebben en kunnen geven.
  3. Zorg voor ouders: : hoe kinderen hun ouders steunen als zij een bepaalde leeftijd bereiken
17
Q

Intergenerationele solidariteitstheorie

A

Meer contact/interactie –> betere band –> meer solidariteit –> meer steun
6 dimensies van solidariteit in ouder-kind relaties:
- Associatief: wat voor soort contact heb je en hoe vaak?
- Consensueel: ben je het met elkaar eens over normen en waarden (maatschappelijk)
- Functioneel: hoeveel support wissel je met elkaar uit?
- Normatief: normen wat het betekent om familie te zijn
- Structureel: welke beperkingen zijn er qua omgeving/context met betrekking tot het contact
- Affectief: emotionele band, zorg en liefde voor elkaar
De band/solidariteit is in de kindertijd het sterkte
In de adolescentie het laagste
Neemt weer toe in de volwassenheid

18
Q

Contingentie theorie

A

Theorie van support
Steun die volwassen kinderen wordt gegeven is een kwestie van balans. Hulp en behoeften zijn nodig en je bent in staat om die te geven.
Behoefte kan bestaan in:
- crisis situatie
- dagelijkse behoefte
Succesvolle kinderen krijgen meer steun.

19
Q

Zorg voor ouders

A

Theorie over support
Mantelzorg piekt rond de 50-60 jaar voor de kinderen. Wat kverklaart of mensen mantelzorg verlenen aan hun ouders?
- Solidariteitstheorie = meer (affectief/normatief) solidariteit = meer mantelzorg
- Contingentietheorie = ouders hebben meer behoefte aan steun dus ik geef meer steun (balans)
- Gelijkheidstheorie = we willen gelijke investeringen in een relatie (reciprociteit). Dus grotere investering van ouders in kindertijd zorgt voor meer investering in ouders later.
- Mulidimensioneel intergenerationeel support model = combineert de bovenstaande 3 modellen; wat zijn nou bepaalde bronnen en vereisten in de context waardoor mensen wel of geen steun aan elkaar geven:
Resources and demands: Sommige mensen kunnen meer steun geven door bepaalde bronnen (bijvoorbeeld hoog/laag inkomen).

20
Q

Conflict

A
  • Ontwikkelingsschisma hypothese
  • Intergenerationele ambivalentie theorie
21
Q

Ontwikkelingsschisma hypothese

A

Conflict hypothsee
Er is een verschil in ontwikkelingsbehoefte van ouders en kinderen waardoor er meer conflict ontstaat:
- onafhankelijkheid (thuis willen blijven wonen of naar verzorgingstehuis)
- verschil in belang relatie; ouders bekijken relatie anders dan kinderen.
- Ouders hebben een andere perceptie; ervaren minder conflict
- ouders rapporteren meer individuele spanningen
- kinderen rapporteren spanningen over dynamiek.
Ouders gaan vaak meer constructief om met conflict dan kinderen.

22
Q

Wat is de intergenerationele ambivalentie theorie?

A

Tegengestelde normen en verwachtingen zorgen voor ambivalentie (positieve en negatieve gevoelens in dezelfde relatie). Meer onbalans leidt tot meer ambivalentie en gezondheidsproblemen.