Hoorcollege 1: Vroege sociale relaties Flashcards

1
Q

Gezondheid

A

Zowel fysiek, sociaal als mentaal je goed voelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Reacties op angst

A

poging om in te grijpen voor een slachtoffer, om de situatie te verandren of de distress te verminderen zien we al op jonge leeftijd:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Empathie

A

Ontwikkeld al rond 2 jaar oud –> maar er is al veel eerder een reactie op angst van anderen (huilen bij het huilen van ander kind).
- 8 maanden oud = 4 fases wanneer een ander kind aan het huilen is
- 2 jaar oud = individuele verschillen ontstaan en meer uitgebreide responses; probleem oplossen/ agressie/amusement.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Delen

A
  • rond 1 jaar beginnen ze met afiliatief delen
  • rond 18 maanden oud = delen neemt toe wanneer er om gevraagd wordt
  • vanaf 24 maanden = kinderen beginnen spontaan te delen, maar niet delen komt ook nog vaak voor. Begrip van eigenaarschap.
  • 48+ maanden = delen neemt nog meer toe en is gerelateerd aan TOM, ook wanneer ouders er niet bij zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Samenwerken

A
  • 1 jaar oud = kinderen kunnen al ‘samenwerken’ (samen geluiden maken)
  • 2 jaar oud = complexere samenwerking, rond deze leeftijd komt er ook een keus tussen samenwerking en competitie –> conflict.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Conflict

A

conflict is functioneel; het oplossen van conflicten leert ons veel, conflict rondom speelgoed begint al rond de 1 jaar
- 1 jaar oud = conflicten oplossen door fysieke kracht
- 2 jaar oud = ook gebruik maken van verbale middelen

Er vindt reciprociteit plaats.
- oudere kinderen = hoeveelheid conflict blijft hetzelfde, maar onderwerp en gedrag verandert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dyadisch

A

Tweetal dat met elkaar in interactie gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Contingente reacties

A

Reacties die voortbouwen op wat de andere persoon heeft gedaan, begint al bij 6 maanden (terugkijken/teruglachen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Prosociaal gedrag

A

Vrijwillige acties die bedoeld zijn om een ander individu of een groep individuen te helpen of ten goede te komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Affiliatief delen

A

Delen met een bepaald doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gedeelde aandacht

A

Vermogen om aandacht te coördineren met een ander persoon (bijv. vrouw zien kijken naar blok, kind kijkt ook naar blok)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Emotieregulatie

A

Ben je in staat om je emoties te reguleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Inhibitiecontrole

A

Kun jij je inhibities/impulsen controleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Causaal begrip

A

Het begrijpen dat een ander een sociaal agent is (sociale gedragingen) die ook weer kan reageren op wat jij doet (positief of negatief)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Taal

A

Verbaal vermogen (gerelateerd aan hogere prosocialiteit en lagere agressie)
- vanaf 2 jaar oud = alsof-spel; je eigen wereld creëren, taalproblemen zorgen ook voor moeite in het vormgeven van pretendplay en dus problemen in peerrelaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Chinese vs Canadese kinderen in conflict

A
  • kinderen uit China lietel veel meer gedrag zien wat conflict reducerend was en vaker spontaan controlere over speelgoed opgaven, ze willen de relatie meer beschermen.
17
Q

Gender (samenwerken)

A

Samenwerken: meisjes meer samen spelen en delen, jongens meer competitie
Conflict: afname in trekken en gebruik fysieke kracht bij meisjes
- vanaf ongeveer 3 jaar oud gaan ze hun eigen gender labelen, daarna ontstaan genderverschillen in sociale relaties.