Hoorcollege 9 Flashcards

1
Q

Emotie

A

Interne staat en onvrijwillige fysiologische respons op een object of situatie. zowel positief als negatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Affect

A

Bewuste, subjectieve mentale gevoelens over een stimulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uit welke verschillende gedragscomponenten bestaan emoties?

A
  • Autonome fysiologische reacties
  • Motorische reacties
  • Subjectieve emotionele ervaringen
  • Niet-bewuste handelingen en cognitieve processen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Autonome fysiologische reacties

A

hartslag, bloeddruk, doorbloeding. Bijvoorbeeld blozen, ademhaling, hormonale reacties, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Motorische reacties

A

Gelaatsexpressie, lichaamshouding, lachen/ huilen of stemgeluiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Subjectieve emotionele ervaringen

A

zelfrapportage; komt de ervaring overeen met de fysiologische reactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Niet-bewuste handelingen en cognitieve processen

A

bijvoorbeeld intuïtie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Darwin

A

Hij wilde emoties vanuit de evolutie verklaren. bijvoorbeeld wat roept het aantrekken van bepaalde gelaatsspieren voor emoties op bij de kijker?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Philip Bard

A

Deed onderzoek naar katten waar verschillende delen van de hersenen kapot gemaakt waren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Diencephalic cats

A

Wanneer het achterste deel van de hypothalamus intact is, krijg je een stam rage: sterke emotionele uitingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Decerbrate cats

A

Diencephalon is niet meer verbonden met het midbrain, wat ervoor zorgt dat er geen emotionele reacties meer worden vertoont

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Stimuleren hupothalamiscge gebieden

A

zorgt voor affectieve responses

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de theorie die door Philip Bard ontstond?

A

(Hypo)thalamus activeert cortex tijdens autonome arousal
Cortex inhibeert de (hypo)thalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

James Papes

A

Limbische kwab is de basis van emoties. Neocortex is noodzakelijk voor ervaring van emoties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kluver-Bucy syndroom

A

Bij een bilaterale verwijdering van de amygdala en de interieur temporal cortex is er een verlies van angstgevoel en dreiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Jacobson

A

Frontaalkwab verwijderd, leidde tot frontale lobotomie in mensen; sterke effecten op sociaal en affectief gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar is een emotionele ervaring een wisselwerking tussen?

A

de amygdala en de prefrontale (orbirofrontal/ ventromedial) gebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het effect van een bilaterale schade aan de amygdala bij dieren?

A

maakt dieren tam en zonder angst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het effect van een bilaterale schade aan de amydala bij mensen?

A

verlies angstreacties in reactie op externe, dus niet interne, stimuli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat doet de mid anterior PFC i.r.t. emotie?

A

sensorische genoegens; chocola, drank, drugs, sex, muziek, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat doet de ventromediale PFC i.r.t. emotie?

A

monitoren en voorspellen van beloning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Right-hemisfeer hypothesis

A

dominantie van rechterhemisfeer voor alle emoties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Met welke vormen kan je problemen hebben met de productie van emotioneel gedrag?

A

-klinisch waargenomen emotionele reacties
-gezichtsuitdrukking
-spontane spraak
-toon of prosodie van spraak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke emotie wordt er geuit bij laesies aan de linker hemisfeer?

A

catastrofale reacties, dus bijvoorbeeld blijven huilen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Welke emotie wordt er geuit bij laesies aan de rechter hemisfeer?
onverschilligheid
26
Door schade in welk gebied kan gezichtsuitdrukking verminderen?
frontale anteriore laesies in beide hemisfere, iets meer in de rechter
27
Motorische aprosodia
niet meer kunnen produceren van prosodie; rechter hemisfeer
28
Sensorische aprosodia
niet kunnen waarnemen van prosodie; rechter hemisfeer
29
Problemen met interpretatie van emotioneel gedrag
laesies van specifieke hersengebieden zorgen voor stoornissen in het vermogen om emoties van anderen waar te nemen en humor te begrijpen
30
Aan welk gebied is er schade als er minder begrip is voor humor?
de rechterfrontaalkwab
31
Aan welk gebied is er schade als er moeite is met het herkennen van gezichtsexpressies
laesies linker of rechter temporale- of frontale kwabben
32
Scherer & moors
Multicomponent emotion process model: emotie wordt gezien als een interface tussen organisme en zijn omgeving, met veranderde events, context en ervaringen
33
Lisa Feldmann Barett et al
the theory of constructed emotion: Hersenen behouden evenwicht in reactie op omgeving/ psychologische stress door intern voorspellend model over de wereld. de context bepaald de precieze neurale circuits
34
Damasio
Emotie is het resultaat van veranderingen in het lichaam/ hersenen na evaluatie van een stimulus/ event. Lichamelijke reacties spelen een belangrijke rol bij teweeg brengen van emotionele ervaringen. bijvoorbeeld ik loop weg dus ik ben bang
35
LeDoux
Onbewust mechanisme, detecteert en reageert op dreiging. Bewuste ervaring van angst door cognitief circuit. Effect van context op angst; amygdala. Amygdaloprefrontal circuits: belangrijk voor vorming van gedachten over beangstigende stimuli
36
Wat zijn voorbeelden van effecten van prefrontale (vooral orbirofrontale) en paralympische (cingulate gyrus) laesies?
- Minder sociale interacties - Positieverlies in de sociale hiërarchie - Abnormaal sociaal gedrag, bijvoorbeeld geen gevoel voor sociale hierarchie - verminderend affectief gedrag naar soortgenoten - Minder spontane affectieve vocale uitingen
37
insula-laesies
Het niet meer herkennen en voelen van pijn
38
Amygdala-laesies
niet meer kunnen herkennen en voelen van angst
39
bilaterale schade ventromediale PFC
beperkingen in sociaal gedrag schade rechter hemisfeer: pseudo-psychopathie kan ontstaan
40
Amydala netwerk
Orbitofrontale cortex, temporale cortex en amygdala
41
Wat is de functie van het amygdala netwerk?
lokt emotionele reacties uit en detecteert sociale relevante stimuli
42
Mentalizing network
superieure temporale sulcus en antérieure temporale cortex
43
Wat is de functie van het mentalizing network?
de mentale staat van anderen begrijpen -> Sally-anne test
44
Empathie netwerk
Insula en cingulate cortex
45
Wat is de functie van het empathie netwerk?
betrokken bij meevoelen met anderen en interacties tussen anderen begrijpen
46
Mirror/stimulatie/actie-perceptie netwerk
Spiegelneuronenen van pariëtale- en premotor cortex
47
Wat is de functie van het mirror/stimulatie/actie-perceptie netwerk?
Betrokken bij de ontwikkeling van het 'zelf'-concept
48
Topografisch geheugen
Vermogen om door de ruimte te bewegen van de ene plaats naar de ander, waarbij cognitieve maps worden gebruikt voor navigatie
49
Spatieël gedrag
gedrag om het lichaam dat door de ruimte bewegen, inclusief denkprocessen over de ruimte
50
Body space
plaats die je lichaam inneemt
51
grasping space
waar je bij kan, begeleid door de ventrale stroom
52
distal space
verder dan waar je bij kan, begeleid door de dorsale stroom
53
time space
jezelf in de tijd, je bent in het verleden en in de toekomst
54
topografische desoriëntatie
onvermogen om je weg te vinden in relatie tot opvallende omgevingscues
55
met wat voor trainingen kunnen mensen opnieuw leren navigeren in bekende omgevingen?
met geheugentraining
56
routes volgen
een route volgen of naar een bepaald object bewegen
57
Piloting
op een plaats komen die niet gemarkeerd wordt door een cue of route, maar waarbij de relatie tussen meederde cues belangrijk is
58
vogel hersenen en verzamelgedrag
verzamelen en opbergen om voedsel later weer te vinden, maken gebruik van vergelegen ruimtelijke cues
59
Dead reckoning
afhankelijk van interne feedback signalen om richting te bepalen en zo mogelijk te veranderen. Cue's worden gegenereerd door eigen beweging. Dit is van belang voor beweging in het donker
60
Waar bestaat topografische desoriëntatie uit
- retrograde amnesie: je weg vinden in een omgeving die je al kende voor de ziekte of laesie - anterograde amnesie: het maken van nieuwe ruimtelijke representaties van onbekende omgeving; consolidatie van nieuwe informatie
61
Hoe kun je de topografische desoriëntatie bij mensen testen?
door plaatjes in een raster te plaatsen en ze later te vragen welke afbeelding in welk hokje stond
62
Landmark agnosia
Herkennen van object categorieën, maar niet van individuele objecten, zoals het eigen huis
63
Waar is de schade bij landmark agnosia?
bilaterale of mediale rechter occipitaalkwab, waarbij ook de fusiform gyrus is aangedaan
64
Heading desoriëntatie
moeite om in de richting van een bedacht doel te gaan, wel landmarkt herkennen, weten waar je bent, maar niet welke kant je op moet. er is dus een verlies van richtingsgevoel
65
egocentrische desoriëntatie
problemen met de locatie van een object te bepalen ten aan opzichte van jezelf
66
Waar is de schade bij heading desoriëntatie?
achterste deel van de rechter cingulate gyrus
67
Waar is de schade bij egocentrische desoriëntatie?
unilaterale of bilaterale laesies in de posterior pariëtale kwab
68
spatial distortion
Problemen met de juiste ruimtelijke proporties waarnemen
69
Waar zit de schade bij spatal disortion?
posterieur pariëtale kwab en posterior cingulate, vooral bij laesies aan de rechterkant
70
place cells
relatie tussen omgevingskenmerken; reageren als je op een bepaalde plek in de ruimte bent. hierbij maakt het niet uit welke kant je in kijkt
71
head-direction cells
hierbij maakt het minder uit op welke plek je bent, maar naar welke richting je kijkt
72
Grid cells
om te kijken hoe groot een bepaalde ruimte bijvoorbeeld is
73
Dorsale stroom
van belang om te kunnen concluderen waar bepaalde objecten zijn ten opzichte van het lichaam
74
Ventrale stroom
waarneming en representatie van bepaalde objecten in een ruimte
75
Barry & Maguire
Hippocampus is niet alleen navigatie, ook belangrijk om een ruimtelijk coherente scene te creeëren (persoonlijk)