Hoorcollege 5 Flashcards

Hf 13: Occipital lobe and networks Hf 14: The pariëtale lobes

1
Q

Wat is de bijnaam van V1?

A

Striate cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar komt (bijna) alle visuele informatie eerst terecht?

A

In de V1 (primaire visuele cortex)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar is het gebied in interblobs V1 in gespecialiseerd?

A

In vorm en beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar is het gebied blobs V1 in gespecialiseerd?

A

In kleur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Uit welke twee gebieden bestaat de V1?

A

Blobs en interblobs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Uit welke drie gebieden bestaat de V2?

A

Dikke strepen, dunne strepen en bleke strepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de functie van dikke strepen binnen de V2?

A

Vorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de functie van dunne strepen binnen de V2?

A

kleur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de functie van bleke strepen binnen de V2?

A

Beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de benaming voor specifieke visuele informatie die op een specifieke plaats in de hersenen wordt gecodeerd?

A

Topografische projectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de functie van gebied V3a

A

Vorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de functie van gebied V3

A

Vorm van bewegende objecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het effect van een laesie in gebied V3?

A

Verlies van vormperceptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de functie van gebied V4?

A

Kleur differentiatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het effect van een laesie in gebied V4?

A

Corticale kleurenblindheid en soms verlies van vermogen voorstelling of herinnering van kleuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de functie van gebied V5?

A

Bewegingsdetectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het gevolg van een laesie in gebied V5?

A

Het niet zien van bewegende objecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de functie van de dorsale stroom?

A

Automatische visuele geleiding van beweging in de richting van objecten of er vandaan, zoals grijpen, vangen en ontwijken; Waar route

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Naar welke hersenkwab gaat de dorsale stroom?

A

Naar de pariëtale hersenkwab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Egocentrische ruimtebepaling

A

Bepaling van ruimtelijke locatie van objecten ten opzichte van de waarnemer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de functie van de ventrale stroom?

A

Visuele herkenning van objecten, zoals voorwerpen, handen, gezichten, letters of symbolen; Wat route

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Naar welke hersenkwab gaat de ventrale stroom?

A

De temporale hersenkwab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de functie van de STS stroom

A

Visuospatiële functies, zoals ruimtelijke lokalisatie van objecten, ruimtelijk geheugen en perceptie van bepaalde typen biologische bewegingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Naar welk gebied van de hersenen gaat de STS stroom?

A

Naar de temporale sulcus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Waar bevinden zicht polysensorische neuronen?
In de superior temporal sulcus (STS)
26
Wat doen polysensorische neuronen?
Combineren van informatie uit de dorsale- en ventrale stroom
27
Allocentrische ruimtebepaling
Bepaling van ruimtelijke locatie van objecten ten opzichte van elkaar
28
Wat doet de frontale cortex wat betreft het zicht?
Actueel visueel zoekgedrag.
29
Visual attention
We hebben meet aandachtsmechanismen die zorgen dat we ons focussen op de belangrijkste visuele informatie voor het uitvoeren van bewegingen (pariëtaal) en het herkennen van objecten (temporaal)
30
Monoculaire blindheid
De retina of de optische zenuw van 1 oog gaat kapot; het verliezen van zicht in dat specifieke oog
31
Bitemporal hemianopia
een laesie van de mediale regio vanher optisch charisma; verlies van zicht in beide temporale velden
32
Nasal heminopia
een laesie van het laterale charisma zorgt voor een verlies van visie in het nasale visuele veld van 1 oog
33
Homonymous heminopia
Een probleem in het optische pad, de laterale geniculate nucleus of V1; blindheid in 1 visueel veld
34
Quadrantanopia
een deel, 25%, van het visuele veld is kapot
35
Macular sparing
Laesies in de orccipitale kwab sparen vaak de centrale regio van het visuele veld, waarschijnlijk omdat deze regio dubbele bloedtoevoer krijgt.
36
Scotomad
Kleine blinde vlekken in het visuele veld
37
Nystagmus
Constande kleine onvrijwillige oogbewegingen, waarbij de blinde vlek onbewust wordt opgevuld
38
Wat is het effect van een laesie aan het retina of de nervus opticus?
Blondheid aan één oog
39
Wat is het effect van laesies in V1?
Corticale blindheid
40
Wat gebeurt er als de ventrale stroom kapot is?
Geen bewuste visie, wel in staat om de handen goed te vormen bij het rijken van objecten, aangezien dit wordt gedaan door de dorsale stroom
41
Wat gebeurt er als de dorsale stroom kapot is?
Bewuste perceptie van objecten; door de ventrale stroom, maar niet in staat om goed te rijken
42
Blindsight
Patiënt kan plaats, kleur of beweging van de stimulus detecteren, zonder de stimulus bewust te zien of te herkennen
43
Welke vormen van agosie vallen onder visuele object agnosie?
1. Apperceptieve agnosie 2. Associatieve agnosie
44
Visuele object agnosie
Problemen met het herkennen van voorwerpen en ruimtelijke patronen, zoals handschrift
45
Apperceptieve agnosie
Welk waarneming van elementaire aspecten van de stimulus, zoals lijnen en kleuren, maar geen vormgeving van een geïntegreerd beeld, dus geen object herkenning. Meestal bij bilaterale of rechtszijdige laesies
46
Stimultaanagnosie
één object tegelijkertijd waarnemen
47
Associatieve agnosie
Wel vorming van geïntegreerd beeld, dit ook kunnen kopiëren, maar niet kunnen identificeren. Het object krijgt geen betekenis. Meestal bij linkszijdige laesies
48
Prosopagnosie
Herkennen van identiteit van gezichten, zelfs problemen met het herkennen van het eigen gezicht. Wel onderscheid kunnen maken tussen menselijke- en niet menselijke gezichten. Meestal bij bilaterale laesies, maar vaker bij rechtzijdige beschadiging
49
Visuospatiële agnosie
Geen waarneming en herkenning van de ruimtelijke omgeving. Ernstige vorm van topografische desoriëntatie. Meestal bij rechtzijdige laesies
50
Alexie
Geen problemen met het herkennen van letters, maar wel met de integratie tot een woord of herkenning van het geïntegreerde woord. Meestal bij linkszijdige laesies.
51
Welke twee stoornissen treden op als er schade is in het dorsale pad?
1. Optische ataxie 2. Stoornissen in ruimtelijke oriëntatie
52
Optische ataxie
Stoornissen in visueel geleide bewegingen, bijvoorbeeld grijpen of ontwijken van voorwerpen. Patiënt ziet object correct, maar kan de beweging er niet op afstemmen.
53
Uit welke gebieden bestaat de pariëtaalkwab?
1. Primaire somatosensorische cortex (anterieur) 2. Posterieur patiëtale cortex - Secondary somatosensorische cortex - Polymodaal gebied
54
Wat is de functie van het polymodaal gebied?
Ontvangt zowel somatosensorische, visuele als auditieve input en leidt tot integratie van verschillende zintuigelijke modaliteiten
55
Waar stuurt de somatosensorische cortex informatie naartoe?
1. De secundaire somatosensorische area; voor verdere verwerking van de tast van stimuli 2. De primaire motor cortex en de premotor cortex; geven feedback over de positie van ledematen tijdens een motorische actie 3. De posterior pariëtale cortex; voor ondersteuning van sensomotorische informatie: integratie vean bewegingen met feedback van deze bewegingen
56
Uit welke gebieden krijgt de posterior zone van de pariëtale kwab input van?
- Visuele- en auditieve cortex - M1 en premotorische cortex - Posterior cingulate gyri
57
Naar welke gebieden stuurt de pariëtale kwab informatie?
- M1 en premotor cortex: sturingen van bewegingen - Frontale eyefields: sturen van oogbewegingen om de omgeving te scannen - Dorsolaterale prefrontale cortex: werkgeheugen en ruimtelijke locaties - Hippocampus: lange termijngeheugen voor ruimtelijke informatie - Paralimbische cortex: vormen van lange termijn herinneringen en ruimtelijke navigatie (cortex om de hippocampus)
58
Wat is voornamelijk de functie van de anterieure kant van de pariëtale kwab?
Somatosensorische functies
59
Wat is voornamelijk de functie van de posterieure kant van de pariëtale kwab?
Ruimtelijke oriëntatie en het helpen met het sturen van bewegingen
60
Waar is de somatosensorische cortex van belang voor?
Verantwoordelijk voor het verwerken van somatische sensaties: tast, druk, pijn, trillingen, temperatuur, positie van het hoofd, de romp en de ledematen
61
Egocentrisch gezichtspunt
Actie van jezelf naar de ruimte om je heen
62
Allocentrische ruimtebepaling
objecten ten opzichte van elkaar, dit gebeurt in de temporaalkwab
63
Wat zijn voorbeelden van stoornissen die samen gaan met een laesie in de anterieure pariëtaal kwab?
- Schade post-centrale gyrus - Numb/ Blind touch - Extinction - Somatoperceptuele stoornissen - Asterognosis - Stimultaneous extinction - asmatognosie - anosognosia - anosodiaphoria - autopagnosia - asymbolia for pain
64
Wat is het effect van schade aan de post-centrale gyrus?
Verhoofde somatosensorische drempelwaarden Slechte lokalisatie van tastprikkels stereognosis afferent pareses
65
Afferent pareses
Verlies van kinetische feedback wat leidt tot onhandigheid
66
Numb/ blind touch
Somatosensorische stimulus niet voelen, geen stimulus detectie, maar wel kunnen lokaliseren
67
Extincion
Niet kunnen rapporteren van een tactiele stimulus die wordt toegediend op een lichaamsdeel
68
Astereognosis
Slechte herinnering van objecten op de tast
69
Stimultaneous extinction
Je kan aan beide lichaamskanten iets voelen als een aanraking, maar als je aan beide kanten tegelijkertijd wordt aangeraakt, voel je maar aan één kant een aanraking
70
Asmatognosie
Verlies van kennis of gevoel van je eigen lichaam of lichamelijke condities. Pijn niet meer waarnemen of een deel van je lichaam verwaarlozen bij het aankleden
71
Anosognosia
onbewust of ontkenning van ziekte of schade
72
Anosodiaphoria
Een onverschilligheid tegenover de ziekte of schade
73
Autopagnosia
Onvermogen om lichaamsdelen te benoemen.
74
Finger agnosia
Vingers niet aan kunnen wijzen of op kunnen steken als daarom gevraagd wordt
75
Asymbolia for pain
Afwezigheid van typische reacties op pijn
76
Wat zijn voorbeelden van stoornissen bij een posterieure laesie pariëtale cortex?
- Problemen met mentale manipulatie of rotatie van objecten - Contra lateraal neglect - Optische ataxie - Syndrome of balint
77
Hoe kun je testen op een contra lateraal neglect?
Door een klokken- of lijnentest
78
Wat is het syndromen of balint?
Een combinatie van: - Optische ataxie - problemen met fixatie van een visuele stimulus - beperking van de aandacht tot één object in de ruimte
79
Hoe kun je testen of iemand het syndrome van balint heeft?
Door een stimuli voor het gezicht te plaatsen en te kijken of diegene erop kan fixeren. Of de patiënt laten grijpen naar een object
80
Optische ataxie
Problemen met visueel gestuurde reikbewegingen
81
Apraxie
Niet meer kunnen uitvoeren van ervaren bewegingen zonder dat de motorische gebieden of het begrip van de beweging is aangetast
82
Constructieve apraxie
Problemen met ruimtelijke taken zoals bouwen, tekenen, puzzelen, knippen. Kan geen puzzel of tekening maken en kan een serie van gezichtsbewegingen niet nadoen
83
Ideomotorische apraxie
Problemen met het imiteren of maken van gebaren of een reeks van bewegingen
84
Agrafie
Problemen met schrijven
85
Dyscalculie
Problemen met rekenen als de taak enigszins een spatiële aard heeft
86
Waar zit de laesie als mensen ruimtelijke problemen hebben?
Meestal rechtszijdig pariëtaal
87
Waar zit de laesie als mensen verstoorde taalfuncties hebben?
Meestal linkszijdig
88
Disengagement
De pariëtale cortex is betrokken bij het kunnen verschuiven van selectieve aandacht van één stimulus naar de ander
89
Wat is de primaire functie van het achterste deel van de pariëtaal kwab?
Ruimtelijke cognitie
90
Two-point discriminatie test
Test de somatosensorische drempel
91
Seguin-Gaddard From Board Test
Een geblinddoekte patiënt moet 10 blikken van verschillende vormen in gaten van een vorm bord stoppen, en later moeten ze het bord waarin ze de vormen moesten doen natekenen
92
Line-bisection test van Schenkenberg
Het meten van contralateraal neglect. Het midden van de lijn aangeven die steeds anders wordt
93
Moony closure faces test
Het afnamen van gezichten of objecten. Kan wijzen op laesies in de rechter pariëtale temporale kruising -> ventrale stroom
94
Het onderscheiden van links en rechts
Sensitief voor linker pariëtale laesies
95
De Token Test
Een test van taalbegrip
96
De kimura box test
Series van handbewegingen wat apraxie kan identificeren