Hoorcollege 7 Flashcards

1
Q

Welke drie neurale vezelplaten zijn verbonden aan de neocortex?

A
  1. Associatiepaden
  2. Projectiepaden
  3. Commissurale vezels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Associatiepaden

A

Lange vezelbundels die verre neocorticale gebieden verbinden, of korte, subcorticale, U-vorminge vezels die aangrenzende neocorticale gebieden verbinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Projectiepaden

A

ascenderende (opstijgende) en descenderende (neerdalende) vezelverbindingen met de cortex. Bijvoorbeeld de tractus corticospinalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Commissurale vezels

A

Dwarsverbindingen tussen de linker- en rechterhemisfeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de twee voornaamste commissurale vezels?

A
  1. Corpus callosum: Verbindingen zijn het sterkst waar de twee hersenhelften nauw moeten samenwerken
  2. Commissura anterior: verbinding tussen anterieur temporale cortex, mediale temporale cortex en amygdala
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn drie klassen van de callosale verbindingen?

A
  1. Verbindingen zijn topografisch: ze verbinden met homotopische gebieden
  2. Verbindingen zijn homotopisch richting de contralaterale hemisfeer
  3. Diffuse terminale distributie: waarschuwen dat de andere hemisfeer actief is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Amnesie

A

Het verlies van herinneringen, of het onvermogen om nieuwe herinneringen aan te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat kunnen oorzaken zijn van amnesie?

A

Chirurgische ingreep, traumatisch hersenletsel, herseninfecties, ziekte van Alzheimer, Korsakoff, hersenschudding of kneuzing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn drie theorieën over hoe anterograde en retrograde amnesie apart kunnen ontstaan?

A
  1. System consolidation theory
  2. Multiple memory theory
  3. Reconsolidation theory
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

System consolidation theory

A

Hippocampus verstrekt herinneringen zodat ze permanent kunnen worden, dan worden ze ergens anders opgeslagen, waardoor ze niet verloren gaan bij schade aan de hippocampus, dit was het geval bij patiënt H.M.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Multiple memory theory

A

Er is niet één los geheugen, maar het bestaat uit verschillende onderdelen. Herinneringen veranderen in ons leven door ophalen, evaluatie en opnieuw opslaan. Verschillende soorten herinneringen worden anders aangetast door schade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Reconsolidation theory

A

herinneringen bestaan niet uit één neuronaal substraat. Elke keer al she ze ophalen en bespreken, verandert de herinnering waardoor het opnieuw wordt opgeslagen. Er zijn dus verschillende opslagplekken voor dezelfde ervaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geheugen

A

Het vermogen om informatie te onthouden. Dit kan zowel kennis als vaardigheden zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar bestaat het LTG uit?

A
  • Expliciet geheugen
    • Episodisch geheugen
    • Semantisch geheugen
  • Impliciet geheugen
  • Emotioneel geheugen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Expliciet geheugen

A

Herinneringen en herkennen van feiten en algemene kennis. Bestaat uit het episodisch- en semantisch geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Episodisch geheugen

A

Persoonlijke ervaringen en gebeurtenissen, gebonden aan tijd en plaats. Hangt af van het vermogen je in de tijd te verplaatsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke hersengebieden spelen een rol bij het expliciet geheugen?

A

De temporale-, prefrontale cortex en de hippocampus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Semantisch geheugen

A

Specifieke feiten en algemene kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke hersengebieden spelen een rol bij het semantische geheugen?

A

Temporaal-, posterieur pariëtaal- en frontaalkwabben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke hersengebieden spelen een rol bij het episodische geheugen?

A

Mediale temporaal kwab, hippocampus en centrale PFC en verbindingen tussen deze gebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Impliciet geheugen

A
  • Onbewust, vereist geen aandacht of actieve verwerking
  • Motorische en cognitieve vaardigheden
  • Dagelijkse gewoontes
  • Klassieke conditionering
  • Priming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Emotioneel geheugen

A

Emotionele associaties: worden automatisch opgewekt door een stimulus of geheugen item; cue

23
Q

Wat is kenmerkend voor het expliciet LTG?

A

Actief, snel, flexibel en onbetrouwbaar, omdat het aangepast kan worden

24
Q

Wat is kenmerkend voor het impliciet LTG?

A

Passief, langzaam, inflexibel en betrouwbaar

25
Q

Wat zijn de neurale substraten voor het expliciete LTG?

A
  • Hippocampus
  • Paralympische cortex
  • Amygdala
  • Prefrontale cortex
  • Mediale thalamus
26
Q

Consolidatie

A

Verwerking van informatie waardoor het in de hersenen wordt opgeslagen. Het expliciet LTG is hier een resultaat van

27
Q

Wat is de rol van de hippocampus?

A

Belangrijke rol bij consolidatie van allerlei vormen van het expliciet geheugen, in het bijzonder voor ruimtelijke locaties. Meer van belang voor episodisch- dan voor semantisch geheugen. Hoe erger de hippocampale laesie, hoe erger de retrograde amnesie

28
Q

Wat gebeurt er bij verwijdering van de hippocampus?

A

Volledige retrograde amnesie en anterograde amnesie

29
Q

Time travel

A

Wanneer het episodisch geheugen meer aangedaan is dan het semantisch geheugen is time travel aangedaan en is het lastig om naar het verleden en de toekomst, jezelf te kunnen verplaatsen in de tijd

30
Q

Wat is de functie van de paralympische cortex?

A

Belangrijk voor consolidatie van semantische geheugeninformatie

31
Q

Wat is de functie van de amygdala?

A

belangrijk voor emotioneel geheugen. Dit zorgt namelijk voor de emotionele kleur die vervolgens wordt opgeslagen in het langetermijngeheugen

32
Q

Wat is de functie van de PFC?

A

Betrokken bij het opslaan van informatie in het LTG:
- Linker PFC: opslag van informatie in het LTG
- Rechter PFC: ophalen van informatie uit het LTG

33
Q

Wat is de functie van de mediale thalamus?

A

Belangrijk voor consolidatie in het algemeen. Verhoogde connectiviteit met PFC en hippocampus tijdens consolidatie

34
Q

Reconsolidatie

A

Het ophalen en opnieuw opslaan in een gewijzigde vorm van herinneringen, soms wordt het ook op andere locaties opgeslagen

35
Q

Wat kunnen rechts- en linkszijdige laesies in de temporale cortex betekenen voor het LTG?

A
  • Rechtszijdige laesie: problemen met niet-verbaal materiaal
  • Linkerzijde laesie: problemen met verbaal materiaal
36
Q

Wat kunnen laesies in de achterste pariëtale cortex betekenen voor het LTG?

A

topografische amnesie; geheugenverlies voor ruimtelijke locaties van objecten en hun onderlinge relaties

37
Q

Welke neurotransmitters staan in verband met amnesie?

A

SE en Ach

38
Q

Welke neurotransmitters staan in verband met leerproblemen?

A

Ach en NA blokkeren

39
Q

Wat zie je in de hersenen gebeuren in een vroeg stadium van Alzheimer?

A

verlies van mediale temporaalkwab, vooral associatiegebieden worden aangedaan

40
Q

Welke andere gebieden worden er bij Alzheimer aangedaan?

A
  • Posterieur pariëtale: ruimtelijk geheugen
  • Inferieur temporal: herkenning en geheugen voor objecten en gezichten
    Vooral episodisch geheugen
41
Q

In welke volgorde verliezen mensen met Alzheimer hun geheugen?

A

Eerst verlies van het expliciet geheugen, later ook het impliciet geheugen, dus allerlei dagelijkse vaardigheden

42
Q

In welke volgorde ontstaat retrograde- en anterograde amnesie bij mensen met Alzheimer?

A

Eerst leidend tot anterograde amnesie; problemen met dingen opslaan, later tot retrograde amnesie; eerst problemen met onthouden van recente dingen, dat gaat steeds verder terug in de tijd

43
Q

Herpes simplex encefalitis

A

Hersenontsteking van de temporaalkwab, leidt tot ernstige retrograde amnesie en anterograde amnesie

44
Q

Syndroom van Korsakoff

A

Complete anterograde amnesie en toenemende retrograde amnesie

45
Q

Waardoor wordt Korsakoff ook wel gekenmerkt?

A

door confabulatie: zelf verzinnen hoe iets is gebeurt en dit aannemen als waarheid

46
Q

Tijdelijk globale amnesie

A

Kortdurende vorm van amnesie, meestal gevolgd door volledig herstel. Gaat meestal om het expliciete geheugen, betreft zowel retrograde amnesie als anterograde amnesie

47
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van een tijdelijke globale amnesie?

A

Hersenschudding, migraine, epilepsie, tijdelijke cerebrale ischemie

48
Q

Wat zijn de neurale substraten van het impliciet LTG?

A
  • Cerebellum: motorische responses
  • Amygdala: emotionele responses
  • Motorische cortex en basale ganglia: verminderde het leren van vaardigheden
  • Substantia nigra: dopamine projecties
49
Q

Hoe kan het impliciete geheugen van mensen met parkinson weer verbeterd worden?

A

Door L-dopa

50
Q

Wat zijn de neurale substraten van het emotioneel LTG?

A
  • Hypothalamus
  • Amygdala
51
Q

Fear-conditionering

A

Een negatieve stimulus wordt gepaard met een neurale stimulus om een emotionele reactie uit te lokken. Dit is net als bij impliciet leren gebaseerd op KC, maar nu is het wel afhankelijk van andere delen van het brein, namelijk de amygdala

52
Q

Wat voor informatie wordt er in het KTG bewaard?

A

Recente situaties en de volgorde waarin deze zijn ervaren. We kunnen sensorische informatie, beweging en cognitieve informatie hierin bewaren voor een korte periode

53
Q

Door beschadiging van welke hersengebieden wordt het KTG aangedaan?

A

Temporale- of pariëtale associatiegebieden of polymodale sensorische cellen binnen deze gebieden

54
Q

De prefrontale cortex is betrokken bij het werkgeheugen voor…

A
  1. Identiteit van objecten
  2. Hun spatiële locatie
  3. De volgorde waarin ze worden aangeboden