Hoorcollege 7: Autisme en Verstandelijke Beperking Flashcards

1
Q

Drie Theorieën rondom Autisme:

A
  1. Executieve Functies
  2. Centrale Cohesie
  3. Theory of Mind
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Drie Theorieën rondom Autisme: Executief Functioneren:

A

Uitvoerende functies:

  • Geschikte probleemoplossende strategieën en flexibiliteit
  • probleem met planning, verdelen van de aandacht en het onderdrukken van impulsen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Drie Theorieën rondom Autisme: Centrale Cohesie:

A
  • Moeite met het afleiden
    van betekenissen uit de context.
  • Moeilijkheden details en geheel te onderscheiden (bomen en bos, bos en bomen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Drie Theorieën rondom Autisme: Theory of Mind:

A

Vaardigheden om je te verplaatsen in de mentale processen (gevoelens, gedacht en bedoelingen van anderen). Daar adequaat op reageren is afhankelijk van interpretatie van mentale processen van de ander.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Autisme bij personen met een VB:

A
  • Gebrek aan cognitieve compensatie.
  • 75% van de mensen met ASS hebben een VB.
  • Alleen bij PDD-NOS (Pervasive Developmental Disorder) meer bij niet -VB dan wel-VB.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Communicatie-aspecten ASS en VB:

A
  • Problematische nonverbale communicatie en signalen (gezichtsuitdrukkingen, lichaamshouding en gebaren)
  • Staccato spreken en woorden letterlijk nemen
  • Niet aankijken, moeilijk tegelijk kijken en luisteren –> 1 zintuigkanaal tegelijk: overprikkeling (?)
  • Echolalie: dwangmatig herhalen van woorden of zinnen van een gesprekspartner of een andere bron
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Relatiestoornis VB en ASS:

A
  • De aandacht en relatie centraat zich rond objecten
  • Objecten bewegen niet –> veranderen dus niet
  • Geringer onderscheid tussen mensen en dingen
  • Dieren meer herkenbaar dan mensen en meer voorspelbare bewegingen
  • Affectiviteit is anders gericht
  • Geringe wederzijds- en wederkerigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Diagnostiek ASS en VB:

A
  • ASS en VB zijn twee afzonderlijke problemen
  • Scheiden van elkaar
  • Is er sprake van cognitieve compensatie?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Motorische Verschijnselen ASS en VB:

A
  • Houterig
  • Stereotype bewegingspatroon: uitgebreid en rijk repertoire (neemt toe): flapperen etc.
  • PDD: Sterkste predisponerende factor voor stereotype gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zintuigelijke Verschijnselen ASS en VB:

A
  • Blijven steken in vroegtijdig ontwikkeligsstadia: likken, proeven, tasten en voelen
  • Primaire zintuigen worden ordenend ingezet om
    de wereld te herkennen (aantikken etc,)
  • Vaak grote gehoorsgevoeligheid,
  • Indruksmoeheid
  • Kenmerkend vaak oren afdekken en sluizen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Weerstand tegen veranderingen: ASS en VB:

A
  • In zekere mate functioneel
  • “Desire of Sameness” op zeer veel terreinen
  • Vaste volgorde van gebeurtenissen
  • Voorwerpen op vaste plekken
  • Markeringpunt
  • Neurotisch
  • Structuur –> Voorspelbaarheid
  • Variatie is gewenst –> Ordenen van de oneindigheid voorkomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Mate van ASS:

A

Sterke variatie: in perioden en op een dag en in situaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bejegeningsafspraken in de Praktijk bij Cliënten met ASS en VB:

A

Vaak worden er bejegeningafspraken gemaakt die
algemeen worden toegepast, vaak afspraken over
de structuur van de dag en de handelingen
- Deze afspraken zijn vaak te licht
- Deze afspraken zijn vaak te strak
- Als de cliënt varieert, waarom dan niet de
afspraken?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Subgroepen binnen ASS en VB:

A
  • Aloof: inalerte groep, sterk in zichzelf
    gekeerd
  • Passieve: staat contact toe, maar geen initiatief
  • Actieve: zoeken contact op andere manier (odd)
  • Overformal: stijf, houterig, overmatig beleefd en vormelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Herhaalgedrag ASS en VB:

A
  • Herstellen/ in stand houden situationele gelijkheid
  • Beheersing
  • Zoeken naar voorspel-, zeker- en veiligheid
  • Hanteerbaar maken van spanning en het verminderen of vermeerderen van prikkel
  • Actief instellen
  • Opheffen deprivatie
  • Uitdrukking van positieve en negatieve emoties
  • Geen functie
    De functie van het herhaalgedrag hangt af van de combinatie en intensiteit van ander herhaalgedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

behandeling en Bejegening ASS en VB:

A
  • Begrip en begrijpen van ASS
  • Besef van verminderde cognitieve compensatie dat kan leiden tot vermeerdering primaire emoties (boosheid, agressie, etc.)
  • Voorspelbaarheid aanleveren, overzichtelijkheid en verduidelijken
  • Begrip afwezigheid nonverbale communicatie
  • Medicatie op grond van symptomen
  • Fluctuaties per dag/periode
17
Q

Resultaten Praktijkgerichte Werkwijze ASS en VB:

A
  • Minder problemen, meer authentiek gedrag, meer flexibiliteit, minder agressie en minder angst\
  • -> Bronnen zijn rapportages uit praktijk
18
Q

Visuele Waarneming ASS en VB:

A
  • Op 1 detail blijven hangen
  • Angst/onvermogen op 1 detail te focussen
  • Indringend aankijken zonder gevoel voor sociale context
  • Visuele beelden worden vaak als overweldigend ervafren
  • Stimuli langzaam aanbieden
  • Computer als goed communicatiemiddel
19
Q

Taalstoornis ASS en VB:

A
  • Taal vaak gering, zeer geringe behoefte communicatie, vaak instrumenteel voer dingen i.p.v. gevoelens
  • Taalgebruik zeer concreet
  • Monotoon, en neologisch (gekoppeld aan eigen beeld en gedachten, weinig ToM)
  • Ideografisch: uniek beschreven, ideologie waarin alles uniek is
  • Letterlijk
  • Grapjes worden niet begrepen
20
Q

Extreme schijnbaar onlogische angsten:

A

Kinderen vaak onlogische angsten, volwassenen situatiegerelateerde paniek

21
Q

Medicatie bij ASS en VB:

A
  • Druk en ongeconcentreerd gedrag
  • Driftaanvallen en agressie
  • Rigide gedrag en denken (tics)
  • Angst en depressie
22
Q

Parafernalia:

A
  • Comorbiditeit epilepsie (vooral puberteit)
  • Beperkte imitatiemogelijkheden –> Samenhangend / voorloper ToM
  • Samenhang met functioneren van het maagdarmkanaal? –> veel kinderen te zijn met
    maagdarmstoornissen en gedragsproblemen
  • Vragen rond voeding en autisme, vooral veel
    vragen en nog geen antwoorden (Hornstra)
    • genen