Hoorcollege 3 Flashcards
Cerebrale cortex (hoeveel neuronen)
ongeveer 16 miljard
Functie Dendrieten
verzamelen van informatie van andere neuronen
Functie cellichaam
integreren van informatie
functie van een axon
informatie versturen (output) vertakkingen aan het eind
3 onderdelen van neuronen
- dendrieten
- cellichaam
- axon
Richting van cellichamen informatie
- dendrieten - input
- cellichaam - integratie
- axon - output
Sensory neurons
brengen informatie naar het CZS
- lange dendrieten
- korte axon
Dendrieten + cellichaam buiten het CZS
Axon binnen het CZS (call in dorsale spinale ganglia)
Interneurons
associé sensory and motor activity in the central nervous system
- korte dendrieten
- korte axonen
Dendrieten, cellichaam + axon binnen CZS (in hersenen en ruggenmerg)
Motor neurons
signaal van het brein en ruggenmerg naar de spieren
- korte dendrieten
- lange axonen
Dendrieten + cellichaam binnen het CZS (in hersenstam en ruggenmerg)
Axon buiten het CZS
Gliacellen (functie)
ondersteunen neuronen bij informatieverwerking door;
- fysieke steun, bescherming
- voedingsstoffen
- verhogen van geleiding
- ‘lijmen’ letterlijk neuronen aan elkaar
Zijn zelf niet direct betrokken bij informatieverwerking
Vijf typen gliacellen
- epnedymcellen
- astrocyten
- oligodendrongliacellen
- Schwann cellen
Ependymcellen (glia)
productie van cerobrospinale vloeistof (CSV)
Astrocyten (glia)
bloed hersenbariere
- zorgen voor structurele ondersteuning van het CZS
- transporteren voedingsstoffen en andere chemische stoffen tussen bloedvaten en neuronen
- stimuleren “herstel” van beschadigd hersenweefsel door vorming van een litteken
- vormen nieuwe verbindingen tussen bloedvaten en neuronen -> bloed-hersenbariere
Microgliacellen (glia)
verdedigingcellen
- ontstaan in het bloed als onderdeel van het immuunsysteem en migreren daarna naar het CZS
- identificeren ‘lichaamsvreemd’ weefsel en vallen dit aan
Dringen beschadigd hersenweefsel binnen en stimuleren groeifactoren om herstel te bespoedigen
- consumeren dood en geïnfecteerd hersenweefsel
Oligodendroncellen en Schwann cellen (glia
axon isolatie
- myeliniseren axonen van neuronen (isoleren axonen)
- verbeteren geleiding van axonen -> verhogen de snelheid en efficiëntie van neurale transmissie
Interne structuur van een (zenuw) cell
- celmembraan
- nucleus
- nucleair membraan
- endoplastisch reticulum
- Golgi lichamen
- microtubuli
Celmembraan
scheidt intercellulaire van extracellulaire vloeistof
Membraan eiwit
het celmembraan is semipermeabel; alleen specifieke moleculen kunnen passeren
- kanaal; laat specifieke ionen door
- poort; laat specifieke ionen door als de poort open is
- pomp; actief transport gebruikt energie, pompt specifieke ionen de cel in en andere eruit
Celkern (nucleus)
- omgeven door een nucleair membraan
binnen de cellen bevinden zich de chromosomen
Chromosomen
de nucleus van elke menselijke cel bevat 23 chromosomen paren
voor elk paar geldt;
- 1 chromosoom van moeder
- 1 chromosoom van vader
(totaal 46 chromosomen)
- dubbelstrengs DNA molecuul, bevat het menselijk DNA
Paar 1-22 autosomen (chromosomen)
bepalen de fysieke kenmerken, gedragsfuncties
Paar 23 geslachtshormonen (chromosomen)
bepalen het geslacht
- XX = vrouw
- XY = man
Trisonomi in chromosoom 21
3 chromosomen van no21 ipv 2 = syndroom van down
Genen
een gen is een sigment van een DNA streng
- elk chromosoom bevat duizenden genen
Allelen
overeenkomstige paren binnen een chromosoompaar
- 1 allel moeder
- 1 allel vader
Homozygoot
als DNA-sequenties op beide alleen hetzelfde zijn
Heterosygoot
DNA-sequenties zijn op beide alleen verschillend
Meest voorkomende DNA sequentie
‘wild-type- allel
minder vaak voorkomend
mutaties
- neutraal (meestal) = doen niets
- voordelig (zelden) = hogere botdichtheid
- nadelig (zelden) = sikkelziekte, taalslijm ziekte
Wetten van mendel
Alleen kunnen dominant of resesief zijn -> leiden tot een bepaalde eigenschap of niet
Genen
- elk chromosoom bevat duizenden genen
- een gen is een segment van een DNA streng
- genen zijn de blauwdruk voor eiwitsynthese in het endoplasmatische reticulum
4 nucleotide basen in het DNA
Adeninen (A)
Guaninen (G)
Thymine (T)
Cytosine (C)
de ‘basen’ van gedrag
de sequenties van basen in een gen codeert in welke volgorde aminozuren , bouwstenen van eiwitten verzameld worden en aan elkaar moeten worden geplakt om zo een specifiek eiwit te vormen
Aminozuren
worden gecodeerd in DNA-sequenties van 3 nucleotide basen en getranscribeerd op mRNA (enkelstrengs)
Peptideverbindingen
verbinden aminozuren
Eiwitten
Lange peptideketens met een specifieke vorm
Golgi lichamen
eiwitten verpakken en voorzien van adres en postzegel