Hoorcollege 2 - Rechtsinstrumenten & Rechtsbronnen Flashcards
Waar wordt primair EU-recht gevonden
In de kernverdragen:
- EU-verdrag
- VWEU (werkingsverdrag)
- Eurotomverdrag (ook een kern verdrag ➞ gaat over kernenergie)
Verordeningen
Dit lijkt het meest op een wet in formele zin, want het is van algemene strekking dus heeft betrekking tot een onbeperkt aantal personen. ➞ verbindend in al haar onderdelen
“Rechtstreeks toepasselijke” in de nationale rechtsorde (art 288 VWEU). Legt direct rechten en verplichting op aan de burger, ondernemingen en nationale overheden.
Verordeningen mogen niet worden omgezet in het nationale recht ➞ komt door de rechtszekerheid (anders komt er verwarring aan mee)
Richtlijnen
Ze zijn overal te vinden ➞ want zijn gericht aan lidstaten
Verbindend ten aanzien van het resultaat (het is dwingend ➞ heeft als doelstelling om iets op te leggen)
Lidstaten hebben vrijheid ten aanzien van ‘vorm en middelen’. Het is niet vrijblijvend maar bindend
Een richtlijn moet worden omgezet in de nationale rechtsorde want anders heeft het geen werking
➞ het heeft een omzettingstermijn (moet op tijd). Anders zou het te lang duren (gemiddeld 2 jaar), als ze wel te laat zijn zijn hier sancties voor
Besluiten
Verbindend in al zijn onderdelen
Legt rechtstreeks rechten of verplichting op. Vaak alleen verbindend ten aanzien van een specifiek adressant of groep (dit is het verschil van een verordening)
Internationale overeenkomsten
Overeenkomsten gesloten tussen de EU en derde landen ➞ EU-instellingen en lidstaten zijn gebonden aan deze overeenkomsten
Sof law ➞ aanbevelingen, adviezen, etc
Deze zijn niet binden
Bedoeling: richting geven (bijvoorbeeld interpretatie van bepaalde regels)
Soft law is aan de ene kant niet bindend maar het gaat wel een autoriteit vanuit (gezag hebbend)
Is de Europese Unie democratisch? Voor en tegen argumenten
Voor:
- het parlement wordt gekozen
- Europese Parlement heeft Vetorecht
- Raad wordt indirect gekozen (in de nationale democratieën)
Tegen:
- de raadpleginsprocedure is er nog
- recht van initiatief bij de commissie
- triloog
Wat is de commissie
Ze hebben het recht van initiatief (zij doen het voorstel)
Art 17 lid 2 EU-verdrag
Ze zijn meesters over het voorstel ➞ kunnen ten alle tijde het voorstel wijzigen of intrekken. Als ze een voorstel hebben komt het terecht bij de raad en het parlement waar verschillende procedures voor zijn
EU wetgevingsprocedures
Gewone wetgevingsprocedure: dit is het uitgangspunt ➞ voor Lissabon verdrag: codecisie (medebeslissing)
Bijzondere wetgevingsprocedure: bijvoorbeeld het raadplegingsprocedure
Het verdrag zal zelf laten weten welke procedure je moet gebruiken
Gewone wetgevingsprocedure
(Dit is een meer ingewikkelde procedure)
➞ het Europees Parlement word hier serieus genomen
Art 294 VWEU:
- eerste lezing: overeenstemming tussen Raad en EP dan is het voorstel aangenomen… ➞ geen overeenkomst? Dan tweede lezing (als een van ze tegenstemt dan is het voorstel niet aangenomen want ze hebben VETO recht)
- tweede lezing: overeenstemming dan is het voorstel aangenomen, dan word het voorstel naar het Parlement gestuurd… ➞ hier kunnen ze het eens, niet eens zijn of nog iets over te zeggen… als ze er nog iets over te zeggen hebben dan bemiddeling
- bemiddeling fase: bemiddelingscomite van vertegenwoordigers uit de Raad en het Europees Parlement stelt een compromis voor
- derde lezing: zowel Europees Parlement als Raad moet compromis aannemen ➞ anders wordt voorstel verworpen
Raadplegingsprocedure
Het Europees Parlement mag hier eigenlijk alleen maar advies geven. De Raad is niet gebonden aan het advies, maar moet wel gedurende redelijke termijn het advies van het Europees Parlement afwachten
Beginselen voor wanneer de EU regelgeving vaststelt
Attributiebeginsel: de verdragen kennen de verschillende bevoegdheden aan de EU toe (art 5 lid 2 EU-verdrag (mag dus niet alles regelen, maar moet kijken waarvoor ze bevoegd zijn)
Subsidiariteitsbeginsel: de EU stelt alleen regelgeving vast indien de kwestie niet door de lidstaten geregeld kan worden (art 5 lid 3 EU-Verdrag). EU alleen onderwerpen neerleggen als dit op nationaal niveau niet beter kan of niet kan worden opgelost
Evenredigheidsbeginsel: de regelgeving van de EU gaat niet verder dan noodzakelijk (art 5 lid 4 EU-verdrag)