Hoofstuk 10 Flashcards

1
Q

Drug

A

Elke andere stof dan voedsel die het lichaam of de geest beinvloedt, met inbegrup van alcohol, tabak en cafeïne.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Substance intoxication

A

Cluster van veranderingen in gedrag, emotie of gedachten veroorzaakt door stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stoornis in middelengebruik

A

Onaangepaste gedragspatronen en reacties veroozaakt door herhaaldelijke middelengebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Toleratie

A

Behoefte aan toenemende doses van stoffen om het gewenste effect te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ontwenning

A

Oonaangename en soms gevaarlijke symptomen die optreden bij het stoppen of afbouwen van drugs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Depressiva

A

Geneesmiddelen die de acitviteit van het CZS vertragen doordat zijn spanningen en remmingen verminderen en het beoordelingsvermogen, de moteriek en de concentratie kunnen verminderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Alchohol

A

Alchohol moleculen binden zich aan de GABA receptor. Waardoor GABA beter in staat is om neuronen te remmen.

De mate van verzwakking hangt samen met de hoeveelheid ethylalcohol in het bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Alcohol use disorder

A

Grote hoeveelheden alcohol consumeren waardoor het het dagelijkse en sociale leven beïnvloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Deltirium tremens DT

A

Extreme ontwenningsreactie met onderandere extreme hallicunaties en een benevelde geest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Het syndroom van Korsakoff

A

Vitamine B tekort door overmatig gebruik van alcohol. Gekenmerkt door door geheugenverlies. Problemen met het zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Foetaal alcholsyndroom

A

Afwijking in de foetus, doordat moeder tijdens de zwangerschap blijft drinken. Vooral te zien in vorm gezicht, gaat ook gekenmerkt met harproblemen, trage groei, verstandelijke handicap, en hyperacitiviteit en hebben later ook een kans om vroegtijdig te stoppen met school

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sedatief-hypnotische drugs

A

Maken je slaperig en ontspannen.

Twee soorten:
Lage dosis: Kalmerend effect
Hoge dosis: Maken slaperig
Barbituranten: verslavende en gevaarlijke drug die aan het begin van de 20ste eeuw werden voorgeschreven door sommige artsen
Benzodiazepinen: Verlagen anst. Verhogen GABA-activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Opioïden

A

Veroorzaken CNS depressie. Hier valt morfine en heroïne onder. Drug hecht aan endofrine gerelateerde hersenreceptoren. Vroeger werd het gebruikt als pijnstiller, maar het is zeer verslavend opium werd omgezet in morfine. Morfine is sterker dan opium.

Van morfine kun je heroïne maken, wat nog verslavender is.

Een overdosis van heroïne kan een verlamming van de ademhaling zorgen, en kan dus leiden tot de dood.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Opioïde gebruikstoornis

A

Overmatig gebruik van opioïde, dat het dagelijks functioneren belemmert

Gevaar, naast de dood, ook besmetting met naalden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Stimulerende middelen

A

stoffen die de activiteiten in het CZS verhogen door verhogging van de bloeddruk, hartslag en alertheid en die sne gedrag en denken veroorzaken omvatten:

Cocaïne = activieve stoffen van de cocaplant. Verhoogt het niveau van dopamine, noradrenaline en serotonine. Die het zenuwstelsel overstumuleren/

Cocaïnevergifting wanneer hoge doses wordt genomen kan dat leiden tot agressie, woede, grootheidswaarzin en dwangmatig gedrag, verwarring, angst en slecht beoordelingsvermogen.

Cocaïne kan ook psychoses veroorzaken.

Freebasing: techniek om cocaïne in te nemen waarbij de pure basisalkaloïde cocaïne chemisch wordt gescheiden van de bewerkte cocaïne, door hitte van een vlam wordt verdampt en met een pijp wordt geïnhaleerd.

Crack: het roken van cocaïne

Gevaar: Overdosis, te hoge doses - verminderen de ademhalingsfunctie van de hersenen en stoppen de ademhaling, hartfalen en verhoogde kans op een miskraam en op het krijgen van kinderen met afwijkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Amfestamines

A

In het labratorium gecreeërde stimulerende middelen, verhogen de activiteit van dopamine, norardrenaline en sertonine in het CZS en kunnen emotionele inzinkingen veroorzaken wanneer zij het lichaam verlaten.

kleine dosis: minder eetlust, verhoogt de energie van het lichaam
Hoge dosis: produceert een rush, roes en psychose
Methamfetamine: Kristal meth
Stoornis in het gebruik van stimulerende middelen = afhankelijk zijn van het gebruik van stimulerende middelen, wat het dagelijks leven verstoort

17
Q

Cafeïne

A

Stimuleert het CZS door afgifte dopamine, serotinine en norardrenaline. wat leidt tot verhoogde motorische activiteit en opwining en vermoeidheid vermindert

18
Q

Hallucinogenen

A

(psychedelische drugs) = stoffen die krachtige veranderingen in zintuiglijke waarnemingen teweegbrengen (= trips).

19
Q

LSD (lyserginezuurdiethylamide)

A

verhoogt en verandert zintuigelijke waarnemingen, psychologische veranderingen en lichamelijke symtomen en veroorzaakt een hallucinogene roes. Door binding aan sertoninereceptoren.

Gevaren, kans op angststoornis of psychose

20
Q

Cannabis

A

Soort drug in hennepplant

21
Q

Hesjiesj

A

Gestolde hars van de cannabisplant

22
Q

Marhiuana

A

mengsel van toppen, geplette bladeren en bloeiende toppen.

o Kan gebruikt worden voor medische doeleinden, om ziekten te behandelen en pijn te verlichten.

Op langer termijn voortplantingsproblemen

Gevaar:
tolerantie en ontwenningsverschijnselen
Paniekreacties, interfereert met motorische taak, geheugen en cognitief functioneren

Belangrijkste werkzame stof: THC, dat depressieve, stimulerende en hallucinogene veroorzaakt.

Stoornis = overmatigverbruik

23
Q

Polysubstantieel gebruik

A

Eén drug tegelijk gebruiken

24
Q

Kruistolerantie

A

Tolerantie voor middel dat je nooit hebt gebruikt, doordat je andere middelen hebt gebruikt met dezelfde werkzame stof

25
Q

Synergentisch effect

A

Verstekende effecten, doordat stoffen interacteren met elkaar. Werkt wanneer deze stoffen tegelijketijd inneemt

26
Q

Oorzaken stoornissen in middelen gebruik

A

Sociocultureel: mensen die meeste kans hebben deze te ontwikkelen

  • Leven in stressvolle sociaaleconomische omstandigheden
  • Hebben gezinnen die gebruik waarderen of tolereren
  • Worden regelmatig geconfronteerd door stress

Psychodynamisch
- Behoefte aan afhankelijkheid
- Verslavende persoonlijkheid

Cognitief gedragsmatig:
0 Opperant geconditioneerd door gebruik middelen
- de verwachting hebben dat de stoffen beloond worden
- Beinvloed door klassieke conditionering

Biologische visie:
- Genetische aanleg voor problemen met drugs
- Incentive sersization therorie = overgevoelig voor medicijnen door meermalig gebruik
- Reward-deficiency syndrome = verslaafd aan het pleziergevoel

Ontwikkels-psychopathologische opvattingen: genitsiche aanleg, als kind veel stress, slechte opvoeding, belonende ervaringen door gebruik.

27
Q

Behandeling stoornissen in middelen gebruik

A

Moeilijk te bepalen, doordat veel vroegtijdig stoppen met de behandeling. Soms is er herstel sommige interventie.

Psychodynamisch:
Cliënten bewustmaken van onderliggende behoeften en deze corrigeren

Cognitief-gedragsmatige visie:
Aversietherapie: Koppeling van een onaangename prikkel aan het gebruik van stoffen. Dus conditionering

Contifentiemanagement: Belonen van cliënten die afzien op middelen gebruik.

Terugvalpreventietraining: Bijhouden van middelen gebruik, leren van nieuwe copingstrategieen en vooruit plannen om voorbereid te zijn op risicovolle situaties.

Acceptatie en commitmenttraining: accepteren van gedachten in verband met middelengebruik en beseffen dat ze deel uitmaken van iets normaals.

Biologisch gezien:
Ontgiften: afkicken onder medisch toezicht

Anatonisten: Voor mensen die zich verzetten. Geen middelen meer geven

Drugsonderhoudstherapie: Krijgen een vervangend middel om te stoppen. Wordt onder toezicht gedaan

Socioculturele visie:
Zelfhulp

Alchoholic anonymous: biedt steun aan mensen een alcoholstoornis

Residentiëlebehandelcentra/therapeutische gemeenschappen = plaats waar voormalige drugsverslaafden kunnen werken en leven in een drugsvrije omgeving.

Cultuur- en gendersensitieve programma’s = programma’s die speciale aandacht besteden aan potentieel problematische sociaal-culturele druk.

Communautaire preventieprogramma’s = het op grote schaal voorkomen van stoornissen in het gebruik van drugs in plaats van het te behandelen.

28
Q

Terugvalpreventietraining

A

Bijhouden van middelen gebruik, leren van nieuwe copingstrategieen en vooruit plannen om voorbereid te zijn op risicovolle situaties.

29
Q

Aversietherapie

A

Koppeling van een onaangename prikkel aan het gebruik van stoffen. Dus conditionering

30
Q

Acceptatie en commitmenttraining:

A

accepteren van gedachten in verband met middelengebruik en beseffen dat ze deel uitmaken van iets normaals.

31
Q

Ontgiften

A

Afkicken onder medisch toezicht

32
Q

Drugsonderhoudstherapie:

A

Krijgen een vervangend middel om te stoppen. Wordt onder toezicht gedaan

33
Q

Anatonisten:

A

Voor mensen die zich verzetten. Geen middelen meer geven

34
Q

Gokstoornis

A

Herhaaldelijk gokken dat uiteindelijk tot levensproblemen leidt.

Oorzaken: genetische aanleg, verhoogde dopamine effecten, impulsiviteit, persoonlijkheidsstijl, en cognitieve fouten

Behandeling: terugvalpreventie. zelfhulp en opioïde antagonisten

35
Q

Internet gaming disorder

A

Overmatig gaan gamen op internet, wat het dagelijks leven verstoort

Nog niet opgenomen in de DSM-5