Hoofdstuk 13 Flashcards
Persoonlijkheidstoornis
Blijvend rigide patroon van innerlijke everarinf en uitlerlijk gedrag dat herhaaldelijk iemand gevoel van eigenwaarde, emtionelen ervaringen, doelen, vermogen tot empathie en intimiteit aantast.
Als iemand aan twee of meer stoornissen lijdt wordt dit co’moribideit genoemd.
DSM-5 noemt drie groepen:
- Vreemd of excentriek gedrag
- Dramatisch gedrag
- Hogere mate van angst
Paranoïde persoonlijkheidsstoornis
Gekenmerkt door een patroon van wantrouwe en achterdocht jegens andere
Uitleg:
-Psychodynamisch: Mensen zien de omgeving als bijandig als gevolg van de aanhoudende en onredelijke eisen van de ouder
- Cognitief- gedragsmatig: mensen hoduen er brede malaptieve verontstellingen op na
- Biologisch: Gentische oorzaken
BheandelingL
Wantouwen tgeen therapeuten
Objectrelatietherapeuten: richten zich op wat zij zien als een diepe wens voor een bevredigende relatie
Cognitieve gedragstherapie
antipsychotische medicijnen
Schizoïde persoonlijkheidstoornis
Aanhoudende vermijding van sociale relaties en weinig expressie van emoties
Uitleg:
PsychodynamischL Wort in onvevredige behoefte aan mensenlijk contact als gevolg van opvoeding
Cognitief gedragsmatig: Lijden aan tekortkomingen in het denken
Behandelingen:
Cognitieve gedragstherapie
Groepstherapie
Schizotypische persoonlijkheidsstoornis
gekenmerkt door extreem ongemak in nauwe relaties, zeer vreemde patronen van denken en waarnemen, en excentrieke gedragingen.
Uitleg:
▪ Vaak gekoppeld aan familieconflicten en psychologische stoornissen.
▪ Defecten in aandacht en kortetermijngeheugen.
▪ Biologisch: hoge activiteit van dopamine, vergrote hersenkamers, kleinere temporale kwabben en verlies van grijze stof
Behandeling
Weer contact maken met de werled en hun grenzen herkennen
Cognitieve gedragstherapie
Antipsychotica
Antisociale personlijkheid
Structureel over de grenzen van andere heen gaan
Psychodynamisch: wezens met afwijzigheid van ouderelijke liefde
Cognitief gedragsmatig: coditionering, modeeling en imitatie en hiuding die het belang van andermans behoeften begatelliseer
Biologisch: Genetice, lage activiteit van serptine gevrekkig functioneren.
Behandeling: Cognitieve gedragstherapie
Borderline persoonlijkheidsstoornis
gekenmerkt door herhaalde instabiliteit in interpersoonlijke relaties, zelfbeeld en stemming en door impulsief gedrag.
Uitleg:
Psychodynamisch: vroegtijdig gebrek aan acceptatie door ouders. Leidt tot verlies van eigenwaarde, grotere afhankelijkheid en onvermogen om met scheiding om te gaan
Biologsich: Gentetisch, lagere serotinine activiteit in de hersnenen, abnormale activiteit in bepaalde structuren
Sociocultureel: Ontstaat waarschijnlijk in culturen die snel veranderen
Biosociaal: Combinatie van interne krachten en externe krachten
Ontwikkelingspsychopathologie: Onvermogen om te mentaliseren
Behandeling:
Psychotherapie
Relationele psychoanalitische therapie = therapeuten nemen een ondersteunende houding aan.
Dialectische gedragstherapie DBT: Speciale nadruk op pogingen tot zelfbeschadiging en zelfmoord.
Histrionische persoonlijkheidsstoornis
Gekenmerkt door een patroon van buitensporige emotionaliteit en aandacht vragen.
Uitleg:
psychodynamisch: hadden koude en controlerende ouders die hen het gevoel gaven niet geliefd te zijn en bang om verlaten te worden, om zich te verdedigen tegen dramatisch gedrag.
Cognitief gedragsmatig: op zichzelf gerichte en emtioneel, algemene verontstelling dat ze hulpeloos zijn om voor zichzelf te zorgen
Sociocultureel: geproduceerd door culturele normen en verwachtingen.
Behandeling:
Cognitieve gedragstherapie
Groepstherapie
Psychodyanmische therapie
Nacistische persoonlijkheidsstoornis
Gekenmerkt door een breed patroon van drandioosheid, behoefte aan bewondering en gebrek aan empathie.
Uitleg:
Psychodynamisch: begint met koude ouders, die zich verdedigen tegen afwijzing door zichzelf wijs te maken perfect te zijn
Congnitief-gedragsmatige: mensen worden te positief behandeld, kinderen krijgen een supererieure en grandioze houding.
Sociocultureel: Gezinswaarden en sociale idealen in samenlevingen
Vermijdende persoonlijkhiedsstoornis
gekenmerkt door consequent ongemak en terughoudendheid in sociale situaties, overweldigende gevoelens van ontoereikendheid, en extreme gevoeligheid voor negatieve evaluatie.
psychodynamisch: schaamte van jeugdervaringen, herhaaldelijk straffen van ouders, ontwikkelen van negatief zelfbeeld.
cognitief-gedragsmatig: Harde kritiek en afwijzing in de kindertijd leiden tot de veronderstelling dat anderen in de omgeving hen altijd negatief zullen beoordelen en er niet in slagen effectieve sociale vaardigheden te ontwikkelen.
Behandeling:
Vertrouwen opbouwen
Psychodynamische therapie
Cognitieve gedragstherapie
Groepstherapie
Medicijntherapie
Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis
Grote behoefte om verzorgd te worden. Enorm afhankelijk van andere personen
Psychodynamisch: onopgeloste conflicten tijdens de kindertijd, vroeg ouderlijk verlies of afwijzing die leiden tot verlatingsangst of overbetrokken en overbeschermende ouders
Cognitief-gedragsmatig: onbedoeld beloond als kind bij het vertonen van aanhankelijk gedrag, het straffen van onafhankelijkheid, dichotomisch denken.
Behandeling:
Psychodynamische therapie
Cognitieve gedragstherapie
Groepstherapie
Antidepressive
Obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis
Gekenmerkt door zo’n intense focus op ordelijkheid, perfectionisme en controle dat de persoon flexibiliteit, openheid en efficiëntie verliest
Freudiaans anaal-retentief: te harde zinfelijkheistraining en fixeerd raken
Psychodynamisch: vroege strijd met ouders over controle en onafhankelijk
Cognitief-gedragsmatig: stellen voor dat onlogische denkprocessen het in stand houden
Behandeling:
Psychodynamische therapie
Cognitief gedragstherapie
SRRI’s
Alternatief voor DSM-5
Big five - Neuroticisme, extraversie, openheid voor ervaringen, aangenaamheid en consciëntieusheid.
Persoonlijkheidsstoornis - eigenschap gespecificeerd (PDTS) - Persoonlijkheidsstoornis die wordt bestudeerd met het oog op mogelijke opname in de DSM. Mensen zouden de diagnose krijgen als zij door een of meer zeer problematische trekken aanzienlijk in hun functioneren worden belemmerd
Negatieve affectiviteit - vaak en intens negatieve emoties ervaren.
Onthechting: Terugtrekken van andere mensen en sociale interacties
Antagonisme: zich gedragen op een manier die hen in conflict brengt met andere mensen
Ontremming: impulsief gedrag zonder na te denken over mogelijke toekomstige gevolgen
Psychoticisme: Ongewone en bizarre ervaringen hebben