Hoofstuk 1: Inleiding op Gedrag in Organisaties Flashcards

1
Q

Overleven van de organisatie

A

De mate waarin en de voorwaarden waaronder een organisatie in staat is langere tijd voort te bestaan en zich te ontwikkelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Theorie X

A

Een overwegend negatieve visie van leidinggevenden op te verwachten gedrag van ondergeschikten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gedrag in organisaties (GiO)

A

Vakgebied dat de invloed bestudeert die individuele factoren, groepsprocessen en organisatiestructuren hebben op menselijk gedrag in organisaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Antropologie

A

De wetenschap die verschillende samenlevingen of organisaties vergelijkt om meer te weten te komen over de verschillen in basiswaarden, attitudes en gedrag tussen mensen uit verschillende landen en binnen organisaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Toegepaste wetenschap

A

Een wetenschap die kennis uit fundamenteel onderzoek toepast op praktijksituaties; handelingsgerichte wetenschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Positieve organisatiewetenschap

A

Wetenschappelijke studie van (gedrag in) organisaties die zich afvraagt waarom zoveel zaken goed gaan in organisaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Psychologie

A

Vakgebieden dat de verschillen tussen individuen en hun gedrag bestudeert en probeert deze verschillen te verklaren met behulp van persoonlijke factoren, de omstandigheden of de wisselwerking daartussen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Intuïtieve kennis

A

Vorm van verkregen kennis die niet op redenering, feiten, of harde kennis berust, maar meer op ervaring, gevoel en inzicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Systematisch onderzoek

A

Het methodisch en transparant onderzoeken van verbanden tusen verschijnselen en onderscheiden van oorzaken en gevolgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sociale psychologie

A

Vakgebied dat het gedrag van kleine groepen bestudeert en de invloed van groepen op het individuele gedrag van groepsleden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ethische dillema’s

A

Situaties waarbij je een keuze tussen twee of meer kwaden moet maken terwijl er een conflict is tussen bepaalde belangen enerzijds of ethische grondregels anderzijds.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Effectiviteit

A

Het voltooien van de juiste activiteiten voor het realiseren van de bedrijfsdoelstellingen, ofwel: de goede dingen doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Humanresourcemanagement (HRM)

A

Vakgebied dat zich richt op het optimaal kunnen functioneren van mensen in een organisatie met het oog op de aantrekkelijkheid, efficiëntie en effectiviteit van de organisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sociologie

A

Vakgebied dat grotere verbanden van mensen (groeperingen) bestudeert en hun gedrag in relatie tot hun sociale omgeving of cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Contingentievariabelen

A

Contextuele factoren die de relatie tussen onafhankelijke en afhankelijke variabelen beïnvloeden; anders gezegd: de voorwaarden die mogelijk maken dat stimulus X leidt tot respons Y of juist tot respons Z.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Theorie Y

A

Een overwegend positieve visie van leidinggevenden op te verwacht gedrag van ondergeschikten.

17
Q

Institutionele omgeving

A

De wetten, afspraken en bevoegde instellingen die mede bepalen wat in een organisatie is toegestaan en wenselijk is, wat juist niet.

18
Q

Voorbeeldig werkgedrag

A

Het vrijwillig op zich nemen van taken bijdragen aan de effectiviteit van de organisatie. Vrijwillig wil in dit geval zeggen dat het gedrag geen onderdeel is van de formele taakomschrijving.

19
Q

Fundamentele gedragswetenschap

A

Wetenschap die fundamenteel onderzoek doet op een bepaald gebied naar onderliggende relaties en wetmatigheden; kennisgerichte wetenschap.

20
Q

Evidence-based management

A

Management dat gebruikmaakt van de uitkomsten van systematisch onderzoek door beslissingen (mede) te baseren op de recentste wetenschappelijk bewijzen.