Hoofdstuk 7: Basisbegrippen van motivatie Flashcards
Hygiënefactoren
De werkcondities, zoals toezicht, beloning, bedrijfsbeleid, fysieke omstandigheden, relaties met anderen en werkzekerheid.
Interpersoonlijke rechtvaardigheid
Omgangsvormen waarbij managers hun medewerkers waardig en met respect behandelen.
Behaviorisme
De stroming in de psychologie die stelt dat alleen objectief waarneembaar gedrag onderwerp van wetenschappelijk onderzoek kan zijn en dat gedrag wordt bepaald door leerprocessen. In de meest extreme vorm gaat men er vanuit dat de mens zonder eigenschappen en gedrag wordt geboren: de tabula rasa (of schone lei)-gedachte.
Organisatierechtvaardigheid
Iemands totaaloordeel over de mate van rechtvaardigheid in zijn organisatie, gebaseerd op de combinatie van drie vormen van rechtvaardigheid: distributief, procedureel en interactioneel.
Behoeftehiërarchie
De hypothese van Abraham Maslow dat in ieder mens een hiërarchie van vijf universele behoeften bestaat.
Preventiefocus
Focus die mensen hebben die ernaar streven aan hun verplichtingen te voldoen en tegelijkertijd situaties te vermijden die hen verder van hun persoonlijke doelen afbrengen. Kortom: mensen die voorzichtig handelen. Tegengestelde van promotiefocus.
Doelstellingstheorie
Motivatietheorie die stelt dat hoe specifieker de doelstellingen zijn, des te groter de uitdaging, des te duidelijker de feedback en des te beter de prestaties zullen zijn.
Motivatie
Het proces dat de intensiteit, de richting en de volharding bepaalt van iemands pogingen om een of ander doel te bereiken.
Motivatoren
Maatregelen, omstandigheden of informatie die de bereidheid om zich in te zetten voor een bepaald doel bevorderen. Bij Herzberg: intrinsieke factoren die met het werk zelf samenhangen of daar rechtstreeks uit voortvloeien.
Betrokkenheid bij het werk
Motivatietheorie die stelt dat mensen meer energie in hun werk steken als ze zich sterk emotioneel bij het werk (of bij degenen voor wie het werk wordt gedaan) betrokken voelen.
Behoefte aan zelfverwerkelijking
Het verlangen te groeien, de eigen mogelijkheden te realiseren, zelfvervulling.
Driebehoeftentheorie
David McClellands motivatietheorie op basis van de relatieve sterkte van een drietal basisbehoeften waar het werk al of niet aan tegemoetkomt.
Informationele rechtvaardigheid
Is het geval wanneer managers cruciale beslissingen nader toelichten aan werknemers en hen op de hoogte houden van belangrijke kwesties in de organisatie.
Verdelende rechtvaardigheid
Het oordeel van medewerkers over de rechtvaardigheid van de verdeling van uitkomsten, zoals salaris, erkenning en promotiekansen.
Interactionele rechtvaardigheid
De perceptie van een individu over de mate van waardigheid, zorg en respect waarmee hij wordt behandeld.
Billijkheidstheorie
Theorie die stelt dat onze motivatie wordt beïnvloedt door onze perceptie dat we in vergelijking met anderen evenredig worden beloond voor een vergelijkbare inspanning.
Reinforcement-theorie
Theorie die stelt dat gedrag wordt veroorzaakt door prikkels en beloningen vanuit de omgeving. Gedrag wordt gestuurd door bekrachtigende gevolgen die, als ze onmiddellijk op het gedrag volgen, de kans vergroten dat het gedrag wordt herhaald.
Prestatiebehoefte
De innerlijke drang uit te willen blinken, de drijfveer om gestelde doelen te bereiken, het streven naar succes. Ook wel need for Achievement of nAch genoemd.
Behoefte aan affiliatie
Het verlangen naar sociale binding, de wens om goede en nauwe banden met anderen aan te gaan. Ook wel need for Affiliation of nAff genoemd.
Tweefactorentheorie
Frederick Herzbergs theorie dat werktevredenheid het gevolg is van intrinsieke kenmerken van het werk, en werkontevredenheid het gevolg is van extrinsieke werkomstandigheden.
Sociale leertheorie
De opvatting dat we zowel kunnen leren door te observeren als door directe ervaring.
Procedurele rechtvaardigheid
De waargenomen eerlijkheid van het proces waarmee de distributie van beloningen wordt bepaald.
Sociale behoeften
Genegenheid, het gevoel erbij te horen, acceptatie, vriendschap.
Verwachtingstheorie
Victor Vrooms theorie over motivatie als gevolg van een calculatie van de eigen capaciteiten om de taak aan te kunnen, de kans op beloning en de aantrekkelijkheid van de beloning voor een persoon.