Hoofdstuk 2: Attitudes en werktevredenheid Flashcards

1
Q

Verzuim

A

Ongeplande afwezigheid van medewerkers tijdens werktijden. Het verzuim kan geoorloofd zijn, bijvoorbeeld bij ziekte (apart geregistreerd en gemeten als ziekteverzuim) of bestaan uit ongeoorloofd wegblijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Negatief zelfbeeld

A

Mensen met zo’n zelfbeeld hebben vaak een hekel aan zichzelf, zijn onzeker over hun capaciteiten en zien zichzelf als machteloos tegenover de omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Organisatiebinding

A

De mate waarin een werknemer zich identificeert met een organisatie en haar doelstellingen en lid wenst te blijven van die organisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Werkomstandigheden

A

De fysieke, sociale en psychologische aspecten van van de werkplek die van invloed zijn op iemands welbevinden, tevredenheid en betrokkenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Positief zelfbeeld

A

Mensen met zo’n zelfbeeld houden van zichzelf, zien zichzelf als effectief en capabel, denken dat ze controle hebben overhun omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Cognitieve dissonantie

A

Elke mogelijke inconsistentie die een individu waarneemt tussen twee of meer attitudes of tussen gedrag en attitudes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Werkbetrokkenheid

A

De mate waarin een werknemer zich met zijn werk identificeert, inzet toont en werkprestaties belangrijk vindt voor zijn gevoel van eigenwaarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ongewenst werkgedrag

A

Gedrag dat niet strookt met de organisatiewaarden, waardoor de effectiviteit van de organisatie en de relaties tussen worden geschaad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Job embeddedness

A

DE mate waarin het werk door de werknemer wordt ervaren als ingebed. Het gaat hier om hun persoonlijke band met het werk en met de andere werknemers, hun werktevredenheid en de kans op verloop. Als het werk sterk ingebed is, daalt de kans op verloop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)

A

Het bedrijfsleven baseren op principes van duurzaamheid, milieubehoud en sociaal personeelsbeleid zodanig dat er een evenwicht is tussen deze aspecten en de economische levensvatbaarheid (volgens sommigen omvat MVO ook diervriendelijkheid).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Klanttevredenheid

A

De mate waarin de klant positief reageert op de kwaliteit van de producten of diensten, het proces van levering of dienstverlening en de bejegening door medewerkers van de organistaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Affectieve binding

A

Een emotionele gehechtheid aan de organisatie en geloof in de waarden daarvan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Moderatievariabelen

A

Variabelen die bij bepaalde waarden het het verband tussen twee verschijnselen onderdrukken, dus dit als ware onzichtbaar maken. Het omgekeerde kan ook, dan wordt de relatie juist versterkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Cognitieve component (kenniscomponent)

A

Een oordeel of mening, onderdeel van een attitude.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bevlogenheid (employee engagement)

A

De energie, toewijding en het enthousiasme waarmee mensen hun werken uitvoeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Voorbeeldig werkgedrag

A

Het vrijwillig op zich nemen van taken die bijdragen aan de effectiviteit van de organisatie. Vrijwillig wil in dit geval zeggen dat het gedrag geen onderdeel is van de formele taakomschrijving.

17
Q

Attitude

A

Een houding die je hebt tegenover mensen, dingen of gebeurtenissen.

18
Q

Tevredenheid met het leven

A

De mate waarin de wijze waarop men het leven heeft ingevuld, inclusief de persoonlijke carriere, het gezinsleven en het werken dat men doet voldoet aan de persoonlijke behoeften.

19
Q

Loyaliteitsreactie

A

Passief maar constructief gedrag: vertrouwen in de organisatie blijven houden, ondanks de onvrede met het werk en de omstandigheden.

20
Q

Werktevredenheid

A

Attitudes van medewerkers tegenover hun organisatie, hun werk, hun werkomstandigheden en de relatie met collega’s en leidinggevenden.

21
Q

Verwaarlozingsreactie

A

Passieve en destructieve reactie op de onvrede met het werk en de omstandigheden die zichtbaar wordt in ontwijkend gedrag ten aanzien werk, collega’s en leiding.

22
Q

Affectieve component

A

Het emotionele deel van een attitude.

23
Q

Gedragscomponent

A

Een intentie om je op een bepaalde manier te gedragen, onderdeel van een attitude.

24
Q

Exitreactie

A

Bij ontevredenheid over het werk leidt deze actieve en destructieve reactie tot vertrek uit de organisatie, door op zoek te gaan naar een andere baan of door direct ontslag te nemen.

25
Q

Waargenomen sten van de organisatie (WSO)

A

De mate waarin werknemers denken dat de organisatie hun bijdragen op prijs stelt en zich bekommert om hun welzijn.

26
Q

Stemreactie

A

Actieve en constructieve pogingen om, bij ontevredenheid over het werk en de werkomstandigheden, zaken te verbeteren.

27
Q

Beroepsbinding

A

De mate waarin een werknemer zich identificeert met zijn beroep en de waarden die bij dat beroep horen.

28
Q

Verloop

A

Het aantal of percentage medewerkers dat het bedrijf binnen een bepaalde tijd (ongewenst) verlaat. Ook wel het personeelsverloop genoemd.