Hoofdstuk 6: Diversiteit in organisaties Flashcards
Culturele intelligentie (CQ)
Het vermogen om effectief te werken met en tussen mensen van andere culturen.
Diversiteit aan de oppervlakte
Makkelijk waarneembare verschillen, zoals gender, ras, etniciteit, leeftijd, functiebeperking. Deze verschillen zeggen niets over waarden, gedachten en gevoelens, wat ertoe kan leiden dat werknemers naar elkaar kijken op basis van stereotypen en vooroordelen.
Diversiteit
De mate waarop leden van een groep van elkaar verschillen of op elkaar lijken.
Dienstjaren
De tijd dat een werknemer in dezelfde organisatie werkt.
Stereotypering
Een oordeel over iemand vellen op basis van ons beeld van de groep waartoe die persoon behoort.
Vermogen
De huidige capaciteit van een individu om de verschillende taken die bij een functie horen uit te voeren. Over het algemeen bestaan vermogens uit twee soorten factoren: intellectuele en lichamelijke eigenschappen.
Diversiteit in de diepte
Verschillen in waarden, persoonlijkheid en werkvoorkeur. Naarmate mensen elkaar leren kennen, en vaststellen dat ze op elkaar lijken, zijn deze verschillen belangrijker.
Functiebeperking
Lichamelijke, zintuiglijke of andere stoornissen die het werken kunnen belemmeren.
Culturele diversiteit
Culturele verschillen.
LHBT
Lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuele en transgenderpersonen. LH: gerichtheid op dezelfde gender. B: gerichtheid op allebei. T: genderidentiteit.
Biografische kenmerken
Persoonlijke verschillen zoals leeftijd, gender, beperking en dienstjaren – gegevens die bekend zijn in de personeelsdossiers. Deze kenmerken vallen onder diversiteit aan de oppervlakte.
Anciënniteit
De tijd dat een werknemer in dezelfde organisatie werkt. (Zie ook dienstjaren.)
Cultuur met een kleine c
Culturele verschillen zoals patronen van denken, voelen en handelen, die mensen hebben aangeleerd; normen en waarden waarmee zij vertrouwd zijn, die ze delen met andere leden van hun gemeenschap, en die ze later weer doorgeven aan de volgende generatie.
Discriminatie
Het verschil zien tussen dingen. Dit kan positief of negatief zijn. Over het algemeen bedoelen we met discriminatie de negatieve vorm, waarbij we op basis van vooroordelen en negatieve beeldvorming een mening over groeperingen of mensen hebben.
Stereotypedreiging
De mate waarin we het diep van binnen eigenlijk eens zijn met de doorgaans negatieve stereotypische opvattingen over onze groep.
Holebi
Homoseksueel, lesbisch en biseksueel. Term die wordt gebruikt in België. Voor LHBT is de term Holebi’s en transgenders.
Intellectuele vermogens
Vermogens die nodig zijn om verstandelijke activiteiten uit te voeren: denken, redeneren en problemen oplossen. De zes dimensies van intellectuele vermogens zijn: rekenvaardigheid, verbaal begrip, waarnemingssnelheid, inductief redeneren, deductief redeneren, ruimtelijk inzicht en geheugen.
Yogyakarta-beginselen
Voluit: Beginselen voor de Toepassing van Mensenrechten met Betrekking tot Seksuele Geaardheid en Genderidentiteit. Geformuleerd in 2006 aan de Gajah Mada Universiteit in Yogyakarta, Indonesië, in opdracht van de toenmalige Hoge Commissaris voor Mensenrechten van de Verenigde Naties, Louise Arbour, met als doel wereldwijd het geweld en de discriminatie jegens LHBT’s tegen te gaan.
Cultuur met een grote C
Culturele verschillen zoals architectuur, kunst, literatuur, muziek en theater; en andere producten van kunst en wetenschap.
LGBT
Engelstalige afkorting voor lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuele en transgenderpersonen. (Lesbian, Gay, Bi, Transgender).