Hoofdstuk 6: Diversiteit in organisaties Flashcards

1
Q

Culturele intelligentie (CQ)

A

Het vermogen om effectief te werken met en tussen mensen van andere culturen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Diversiteit aan de oppervlakte

A

Makkelijk waarneembare verschillen, zoals gender, ras, etniciteit, leeftijd, functiebeperking. Deze verschillen zeggen niets over waarden, gedachten en gevoelens, wat ertoe kan leiden dat werknemers naar elkaar kijken op basis van stereotypen en vooroordelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Diversiteit

A

De mate waarop leden van een groep van elkaar verschillen of op elkaar lijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Dienstjaren

A

De tijd dat een werknemer in dezelfde organisatie werkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Stereotypering

A

Een oordeel over iemand vellen op basis van ons beeld van de groep waartoe die persoon behoort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vermogen

A

De huidige capaciteit van een individu om de verschillende taken die bij een functie horen uit te voeren. Over het algemeen bestaan vermogens uit twee soorten factoren: intellectuele en lichamelijke eigenschappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Diversiteit in de diepte

A

Verschillen in waarden, persoonlijkheid en werkvoorkeur. Naarmate mensen elkaar leren kennen, en vaststellen dat ze op elkaar lijken, zijn deze verschillen belangrijker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Functiebeperking

A

Lichamelijke, zintuiglijke of andere stoornissen die het werken kunnen belemmeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Culturele diversiteit

A

Culturele verschillen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

LHBT

A

Lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuele en transgenderpersonen. LH: gerichtheid op dezelfde gender. B: gerichtheid op allebei. T: genderidentiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Biografische kenmerken

A

Persoonlijke verschillen zoals leeftijd, gender, beperking en dienstjaren – gegevens die bekend zijn in de personeelsdossiers. Deze kenmerken vallen onder diversiteit aan de oppervlakte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Anciënniteit

A

De tijd dat een werknemer in dezelfde organisatie werkt. (Zie ook dienstjaren.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Cultuur met een kleine c

A

Culturele verschillen zoals patronen van denken, voelen en handelen, die mensen hebben aangeleerd; normen en waarden waarmee zij vertrouwd zijn, die ze delen met andere leden van hun gemeenschap, en die ze later weer doorgeven aan de volgende generatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Discriminatie

A

Het verschil zien tussen dingen. Dit kan positief of negatief zijn. Over het algemeen bedoelen we met discriminatie de negatieve vorm, waarbij we op basis van vooroordelen en negatieve beeldvorming een mening over groeperingen of mensen hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Stereotypedreiging

A

De mate waarin we het diep van binnen eigenlijk eens zijn met de doorgaans negatieve stereotypische opvattingen over onze groep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Holebi

A

Homoseksueel, lesbisch en biseksueel. Term die wordt gebruikt in België. Voor LHBT is de term Holebi’s en transgenders.

17
Q

Intellectuele vermogens

A

Vermogens die nodig zijn om verstandelijke activiteiten uit te voeren: denken, redeneren en problemen oplossen. De zes dimensies van intellectuele vermogens zijn: rekenvaardigheid, verbaal begrip, waarnemingssnelheid, inductief redeneren, deductief redeneren, ruimtelijk inzicht en geheugen.

18
Q

Yogyakarta-beginselen

A

Voluit: Beginselen voor de Toepassing van Mensenrechten met Betrekking tot Seksuele Geaardheid en Genderidentiteit. Geformuleerd in 2006 aan de Gajah Mada Universiteit in Yogyakarta, Indonesië, in opdracht van de toenmalige Hoge Commissaris voor Mensenrechten van de Verenigde Naties, Louise Arbour, met als doel wereldwijd het geweld en de discriminatie jegens LHBT’s tegen te gaan.

19
Q

Cultuur met een grote C

A

Culturele verschillen zoals architectuur, kunst, literatuur, muziek en theater; en andere producten van kunst en wetenschap.

20
Q

LGBT

A

Engelstalige afkorting voor lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuele en transgenderpersonen. (Lesbian, Gay, Bi, Transgender).