hoofdstuk 9: afdeling spermatophyta (zaadplanten) Flashcards
wie zijn de spermatofyten
gymnospermen en angiospermen
=> zaadplanten
synoniem gymnospermen
naaktzadigen
synoniem angiospermen
bedektzadigen, bloemplanten
progymnospermen
nog geen zaden
fossiel
verschil tussen gymnospermen en bloemplanten
- polycotyl
- 1 integument
- ruimte ts integument dat moeten worden overbrugd dr beweegelijke spermacel
- intrasporaal macroprothallium
- geen bloemen en vruchten
onderdelen ovulum
= zaadknop/zaadbeginsel
1. nucellus / macrosporangium (= vrouwelijke gametofyt)
2. integument = omgeeft nucellus met micropyle
micropyle
opening in het integument
waar belanden de microsporen
= pollenkorrels
1. op de micropyle (gymnospermen)
2. op stamper (angiospermen)
zoïdogamie
bevruchting via een pollenbuis, deels door zwemmende speramtozoiden
sifonogamie
bevruchting door pollenbuis
‘geslacht’ van macro- en microprothallium
macro = vrouw -> intrasporale gametofyt
micro = man -> vorming pollenbuis
6 evolutie / ontwikkeling van ovulum bij gymnospermen
ontstaan van:
-macrosporangium met 1 macrosporemoedercel
- overgebleven macrospore nt vrijlaten
- vorming integument met micropyle
- vorming intrasporale macrogametofyt = macroprothallium
- vorming pollenbuis = microprothallium
- receptief apparaat
wat is een integument
= zaadvlies
- wordt later zaadhuid
verschillende klassen van de zaadplanten
cycadopsida
ginkgopsida
pinopsida
gnetopsida => allemaal gymnospermen
magnoliopsida (angiosperm)
cupula
= met klieren bedekte bekervormige structuur