hoofdstuk 4: histologie van landplanten Flashcards

(75 cards)

1
Q

fytomeren

A

basismodule waarmee stengel is opgebouwd
blad
knoop met apicaal meristeem
internodium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

organen van een plant

A

wortel
stengel
bladen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

internodium

A

stuk stengel tussen 2 bladeren
- knoop
- okselknop
- tussenknoopstuk
- blad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

weefsels in een plant

A

kern
grote vacuole
intercellulaire ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

meristemen

A

= deelweefsel
= verantwoordelijk voor groei v plant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

geleidingsweefsel

A

= sapstroom in plant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

epidermis

A

opperhuid v e plant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

idioblasten

A

afwijkende cellen in weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

synoniem stomata

A

= huidmondjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

indeling van weefsel naar vorm

A
  • parenchymweefsel
  • prosenchymweefsel (lang uitgestrekt)
  • afsluitweefsel (geen intercellulairen en dicht op elkaar)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

apicale meristemen

A

waar planten gaan groeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

indeling van weefsel naar hun groeiwijze (aangroei)

A
  • cytoplasma aangroei
  • vacuole aangroei
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

deling van apicale cel

A

= pro-embryo
=cotylen /zaadlobben
= stengel en bladeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

synoniem cotyl

A

zaadlob

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

deling van basale cel

A

= radicule / kiemwortel
= suspensor / steeltje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

synoniem ovulum

A

zaadbeginsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar bevindt het apicaal meristeem zich

A

meristeem aan top van stengel of wortel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

primaire groei

A

groei in lengte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

secundaire groei

A

groei in dikte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

synoniem calyptra

A

wortelmutsje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

primordia

A

jonge bladeren rond stengelmeristeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

soorten meristeem

A
  • apicaal
  • rest
  • secundair meristeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

zones in apicaal meristeem

A
  • centrale zone
  • perifere zone
  • rib meristemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

hydrenchym

A

waterhoudend parenchym in grote vacuole voor wateropslag
bv aloe vera

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
aërenchym
hol parenchym voor betere ademhaling / zuurstofproductie van waterplanten (vb sterparenchym) vb lotus
26
chlorenchym
chlorofylhoudend parenchym in bladeren: palissade spons armpalissadeparenchym vb bladeren
27
kenmerk van cellagen in epidermis
1 laag perfect aaneensluitende cellen
28
hypodermis
epidermis met 1 of meer onderliggende lagen
29
velamen radicum
meerlagige epidermis (bij luchtwortels)
30
idioblasten bij epidermis
stomata / huidmondjes
31
huidmondjes (synoniem + functie)
stomata - belangrijk vr gasuitwisseling
32
cuticula + functie
waslaagje op epidermis tegen uitdroging, schimmels en infecties
33
structuren in epidermis
cuticula gekleurde cellen stomata cellen met insluitsels haren emergentia
34
trichomen (+ functie)
haren op epidermis - beschermt tegen verdamping en uitdroging
35
betekenis indumentum
beharing
36
fytoliet
= harde silica steentjes in epidermiscellen / silicastructuurtjes dat uit de grond werd opgenomen - bescherming tegen vraat van insecten en dieren
37
rizodermis
= epidermis van wortels
38
trichoblasten
= rizodermiscellen die wortelharen kunnen vormen
39
atrichoblasten
= rizodermiscellen die geen wortelharen kunnen vormen
40
functie wortelharen
opname van water
41
endodermis
= primaire verdikkingen in dwarswanden en radiale, anticliene celwanden = afsluitend weefsel in wortel = binnenste laag van cortexweefsel - selectieve opname v minerale ionen dr cytoplasma
42
cortex
= primaire schors
43
periclien
evenwijdig met oppervlak
44
anticlien
loodrecht op het oppervlak
45
apoplastisch transport
via intercellulaire ruimtes
46
symplastisch transport
via celwanden
47
peridermis
= kurkweefsel = felleem + fellogeem + fellodermis vervangt opengebarsten epidermis schors = periderms + levend xyleem
48
fellogeen
= kurkcambium = secundair meristeem v peridermis - pericliene deling v subepidermale cellen
49
fellodermis
parenchymcellen van peridermis
50
felleem
aaneensluitende kurkcellen - heeft 4 lagen
51
lenticellen
= kurkporiën = stomara van peridermis - gasuitwisseling
52
soorten epidermis
- rizodermis - endodermis - peridermis
53
synoniem stereoom
steunweefsel
54
wat is steunweefsel
sterk en verdikte celwand met lignine
55
levend steunweefsel
= collenchym lokaal verdikte celwand
56
dood steunweefsel
= sclerenchym - verdikt en verhoute wanden
57
synoniem steencellen
= sclereïden - korte sclerenchym (=steunweefsel) - tegen vraat
58
plasmodesmata
= kleine gaatje ts celwanden vr communicatie ts steencellen
59
vezelcellen
= lang sclerenchym
60
functies klierweefsel
- bescherming - ontsmetting van wonden - aanlokken v bestuivers - excratie v afvalstoffen
61
soorten interne klieren op basis van ontstaanswijze
- schizogene klieren (= dr afbraak v middenlamella ts cellen) - lysigene klieren (= dr afbraak betreffende cellen) - schzolysigene klieren (= combi v afbraak middenlamella en betreffende cellen)
62
soorten interne klieren op basis van product
- melksapklieren - oliekliertjes - kristalcellen - harskanalen
63
niet-articulate lectiferen
= melksapklieren ontstaan dr herhaaldelijke kerndelingen - coenocytische systemen
64
articulate lactiferen
= melksapklieren ontstaan in apicaal meristeem dr dwarswanden te zetten ipv kerndelingen - syncytia
65
allelopathie
externe klieren - inhibitiev naburige planten dr productie van chem stoffen
66
hydathoden
= waterklieren (scheiden water af) - dr grote worteldruk water nr boven brengen
67
colleteren
= meercellige klierharen die kleverige terpenen afscheiden
68
terpenen / terpenoïden
beschermende functie voor de plant = met de geur bacteriën, schimmels, herbivoren (planteneters) en andere natuurlijke vijanden afschrikken of aantrekken voor bestuiving
69
klierharen
productie van terpenoïden en insecticiden zorgen vr allelopathie
70
floëem
neerwaarts transport cribrale elementen transport assimilaten
71
xyleem
opwaarts transport tracheale elementen transport water met opgeloste anorganische ionen
72
fasciculair cambium
tussen floëem en xyleem = restmeristeem
73
synoniem trachee
houtvat
74
geleidingsweefsel in mossen
geen hydroïden (= gesterkte, niet verdikte cellen)
75
emergantia
grotere meercellige uitgroeiingen vb stekels, brandharen, meercellige klieren