hoofdstuk 4: histologie van landplanten Flashcards

1
Q

fytomeren

A

basismodule waarmee stengel is opgebouwd
blad
knoop met apicaal meristeem
internodium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

organen van een plant

A

wortel
stengel
bladen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

internodium

A

stuk stengel tussen 2 bladeren
- knoop
- okselknop
- tussenknoopstuk
- blad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

weefsels in een plant

A

kern
grote vacuole
intercellulaire ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

meristemen

A

= deelweefsel
= verantwoordelijk voor groei v plant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

geleidingsweefsel

A

= sapstroom in plant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

epidermis

A

opperhuid v e plant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

idioblasten

A

afwijkende cellen in weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

synoniem stomata

A

= huidmondjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

indeling van weefsel naar vorm

A
  • parenchymweefsel
  • prosenchymweefsel (lang uitgestrekt)
  • afsluitweefsel (geen intercellulairen en dicht op elkaar)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

apicale meristemen

A

waar planten gaan groeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

indeling van weefsel naar hun groeiwijze (aangroei)

A
  • cytoplasma aangroei
  • vacuole aangroei
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

deling van apicale cel

A

= pro-embryo
=cotylen /zaadlobben
= stengel en bladeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

synoniem cotyl

A

zaadlob

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

deling van basale cel

A

= radicule / kiemwortel
= suspensor / steeltje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

synoniem ovulum

A

zaadbeginsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar bevindt het apicaal meristeem zich

A

meristeem aan top van stengel of wortel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

primaire groei

A

groei in lengte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

secundaire groei

A

groei in dikte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

synoniem calyptra

A

wortelmutsje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

primordia

A

jonge bladeren rond stengelmeristeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

soorten meristeem

A
  • apicaal
  • rest
  • secundair meristeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

zones in apicaal meristeem

A
  • centrale zone
  • perifere zone
  • rib meristemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

hydrenchym

A

waterhoudend parenchym in grote vacuole voor wateropslag
bv aloe vera

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

aërenchym

A

hol parenchym voor betere ademhaling / zuurstofproductie van waterplanten
(vb sterparenchym)
vb lotus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

chlorenchym

A

chlorofylhoudend parenchym
in bladeren:
palissade
spons
armpalissadeparenchym
vb bladeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

kenmerk van cellagen in epidermis

A

1 laag perfect aaneensluitende cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

hypodermis

A

epidermis met 1 of meer onderliggende lagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

velamen radicum

A

meerlagige epidermis (bij luchtwortels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

idioblasten bij epidermis

A

stomata / huidmondjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

huidmondjes (synoniem + functie)

A

stomata
- belangrijk vr gasuitwisseling

32
Q

cuticula + functie

A

waslaagje op epidermis tegen uitdroging, schimmels en infecties

33
Q

structuren in epidermis

A

cuticula
gekleurde cellen
stomata
cellen met insluitsels
haren
emergentia

34
Q

trichomen (+ functie)

A

haren op epidermis
- beschermt tegen verdamping en uitdroging

35
Q

betekenis indumentum

A

beharing

36
Q

fytoliet

A

= harde silica steentjes in epidermiscellen / silicastructuurtjes dat uit de grond werd opgenomen
- bescherming tegen vraat van insecten en dieren

37
Q

rizodermis

A

= epidermis van wortels

38
Q

trichoblasten

A

= rizodermiscellen die wortelharen kunnen vormen

39
Q

atrichoblasten

A

= rizodermiscellen die geen wortelharen kunnen vormen

40
Q

functie wortelharen

A

opname van water

41
Q

endodermis

A

= primaire verdikkingen in dwarswanden en radiale, anticliene celwanden
= afsluitend weefsel in wortel
= binnenste laag van cortexweefsel
- selectieve opname v minerale ionen dr cytoplasma

42
Q

cortex

A

= primaire schors

43
Q

periclien

A

evenwijdig met oppervlak

44
Q

anticlien

A

loodrecht op het oppervlak

45
Q

apoplastisch transport

A

via intercellulaire ruimtes

46
Q

symplastisch transport

A

via celwanden

47
Q

peridermis

A

= kurkweefsel
= felleem + fellogeem + fellodermis
vervangt opengebarsten epidermis

schors = periderms + levend xyleem

48
Q

fellogeen

A

= kurkcambium
= secundair meristeem v peridermis
- pericliene deling v subepidermale cellen

49
Q

fellodermis

A

parenchymcellen van peridermis

50
Q

felleem

A

aaneensluitende kurkcellen
- heeft 4 lagen

51
Q

lenticellen

A

= kurkporiën
= stomara van peridermis
- gasuitwisseling

52
Q

soorten epidermis

A
  • rizodermis
  • endodermis
  • peridermis
53
Q

synoniem stereoom

A

steunweefsel

54
Q

wat is steunweefsel

A

sterk en verdikte celwand met lignine

55
Q

levend steunweefsel

A

= collenchym
lokaal verdikte celwand

56
Q

dood steunweefsel

A

= sclerenchym
- verdikt en verhoute wanden

57
Q

synoniem steencellen

A

= sclereïden
- korte sclerenchym (=steunweefsel)
- tegen vraat

58
Q

plasmodesmata

A

= kleine gaatje ts celwanden vr communicatie ts steencellen

59
Q

vezelcellen

A

= lang sclerenchym

60
Q

functies klierweefsel

A
  • bescherming
  • ontsmetting van wonden
  • aanlokken v bestuivers
  • excratie v afvalstoffen
61
Q

soorten interne klieren op basis van ontstaanswijze

A
  • schizogene klieren (= dr afbraak v middenlamella ts cellen)
  • lysigene klieren (= dr afbraak betreffende cellen)
  • schzolysigene klieren (= combi v afbraak middenlamella en betreffende cellen)
62
Q

soorten interne klieren op basis van product

A
  • melksapklieren
  • oliekliertjes
  • kristalcellen
  • harskanalen
63
Q

niet-articulate lectiferen

A

= melksapklieren ontstaan dr herhaaldelijke kerndelingen
- coenocytische systemen

64
Q

articulate lactiferen

A

= melksapklieren ontstaan in apicaal meristeem dr dwarswanden te zetten ipv kerndelingen
- syncytia

65
Q

allelopathie

A

externe klieren
- inhibitiev naburige planten dr productie van chem stoffen

66
Q

hydathoden

A

= waterklieren (scheiden water af)
- dr grote worteldruk water nr boven brengen

67
Q

colleteren

A

= meercellige klierharen die kleverige terpenen afscheiden

68
Q

terpenen / terpenoïden

A

beschermende functie voor de plant
= met de geur bacteriën, schimmels, herbivoren (planteneters) en andere natuurlijke vijanden afschrikken of aantrekken voor bestuiving

69
Q

klierharen

A

productie van terpenoïden en insecticiden
zorgen vr allelopathie

70
Q

floëem

A

neerwaarts transport
cribrale elementen
transport assimilaten

71
Q

xyleem

A

opwaarts transport
tracheale elementen
transport water met opgeloste anorganische ionen

72
Q

fasciculair cambium

A

tussen floëem en xyleem
= restmeristeem

73
Q

synoniem trachee

A

houtvat

74
Q

geleidingsweefsel in mossen

A

geen
hydroïden (= gesterkte, niet verdikte cellen)

75
Q

emergantia

A

grotere meercellige uitgroeiingen
vb stekels, brandharen, meercellige klieren