hoofdstuk 3: morfologie van de landplanten: bloem, vrucht en zaad Flashcards
synoniemen bloemgestel
Bloeiwijze, bloeigestel of inflorescentie
factoren die groei van bloem beinvloeden
daglengte
kwaliteit en hoeveelheid van licht
groeihormonen
efemerofyten
kortlevende planten die direct inzetten op bloei
= éénjarigen
éénjarige planten
bloeien aan het einde van het groeiseizoen en sterven
tweejarige planten
investeren het eerste jaar in groei en het tweede jaar in voorplanting
=> doorlevende planten (pleio of monokarp)
pleiokarpische planten
= doorlevende planten
kunnen meerdere keren tijdens hun leven bloeien en vruchtzetten
monokarpische planten
= doorlevende planten
kunnen 1 keer in hun leven bloeien en vruchtzetten en sterven daarna
bloemstengel
deel van stengel ts hoogste blad en laagste bractee (schutblad) van bloemgestel
scapus
= bloeischacht
basaal wortelrozet van bladeren
(bloei)as
orgaan van stengelnatuur met diverse bracteeën en hun zijassen
topbloem
bloem op uiteinde van vertakte as waardoor as wordt afgesloten
zijbloem
bloem op het uiteinde van een zijas, ontstaan uit okselknop v bractee
synoniem bractee
schutblad
bractee (oorsprong orgaan?)
orgaan van bladnatuur, waarvan okselknop is uitgegroeid tot zijas
synoniem bracteole
steelblaadje
waar komt bracteole voor
- eudicotylen op de bloemsteel
bladachtige structuur dat tussen bractee en kelk staat
synoniem profyl
voorblaadje
waar komt een profyl voor
- monocotylen op de bloemsteel
eerste blad op een zijas
synoniem bloemgestellen
bracteaat, foliaat
gesloten / monoteel bloemgestel
aanwezigheid van topbloem
open / polyteel bloemgestel
afwezigheid van topbloem => verhinderen v omzetten apicaal meristeem nr topbloem dr het gen centroradialis
centripetale bloeivolgorde
van buiten nr centrum
beneden nr boven
centrifugale bloeivolgorde
van centrum nr buiten
boven nr beneden
synoniem metatopieën
verschuivingen
soorten verschuivingen
concaulescentie
recaulescentie
reductie
herleiden tot eenvoudigere vormen dr niet meer ontwikkelen van bepaalde onderdelen
condensatie
verkorten van sommige of alle assen
2 groepen bloemgestellen dr reductie en condensatie
racemeuse bloemgestellen
cymeuse bloemgestellen
tros
= racemus
- open as
- gelijkwaardige laterale bloemen
aar
= spica
- zittende bloemen
bloeikolf
= spadix
aar met
- verdikte bloeias / spadix
- omgeven dr beschuttend blad / spatha
katje
= amentum
- echte katjes
- valse katjes
hoofdje en korfje
= capitulum en anthodium
lijken enorm op elkaar dus worden door elkaar gebruikt
pluim
= paniculla
- hoofdas met talrijke zijassen
- zijassen herhalen patroon van hoofdas
- dalende complexiteit van zijas
scherm
= umbella
- af te leiden uit tros
tuil
= corymbus
- lijkt op scherm
speer
= anthela
homotactisch bloemgestel
bloemgestel opgebouwd uit deelbloemgestellen van hetzelfde type
heterotactisch bloemgestel
bloemgestel opgebouwd uit deelbloemgestellen van verschillende types
pseudanthia
= schijnbloemen
meerdere kleine bloemen vormen samen een geheel en lijken op 1 grotere bloem
bloem (onderdeel van + ontstaan)
- onderdeel van sporofyt (=spoorvormende structuur)
- bijzondere omvorming van topmeristeem + bijzondere stengel met kransen van omgevormde bladeren
synoniem bloembodem
recaptaculum
van stengelnatuur
kroon, kelk, meeldraden, stamper op ingeplant
synoniem bloembekleedsels
perianthium
van bladnatuur
omgeeft meeldraden en stamper
synoniem kelk
calyx
groene bloembekleedsels
synoniem kroon
corolla
gekleurde krans van bloembekleedsels
synoniem bloemdek
peridonium
tepalen van een bloem
synoniem stamper
gynoecium
vergroeide vruchtbladen met ingesloten ovulaum / zaadknop
sporen bij bloemen
microsporen (man)
macrosporen (vrouw)
=> vormen samen gametofyt
isosporie
sporofyt vormt slechts 1 soort sporen
heterosporie
sporofyt vormt grotere macrosporen en kleinere microsporen
kortlot
kort takje dat kransen draagt van omgevormde bladeren
synoniem tepalen
bloemdekbladeren
perigonium
synoniem sepalen
kelkbladeren
synoniem petalen
kroonbladeren
monoecie
mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen op eenzelfde plant
dioecie
mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen op verschillende planten
bij 1slachtige planten
actinomorfde bloem
bloem met 2 of meerdere symm vlakken
zygomorfde bloem
bloem met 1 symm vlak
gynofoor
bloembodem is asvormig uitgegroeit en draagt aan de top het gynoecium
androgynofoor
bloembodem is asvormig uitgegroeit en draagt aan de top het gynoecium en het androecium
discus
bloembodem is uit gegroeid tot nectarproducerend orgaan
nectarium
nectarproducerend orgaan
functies sepalen
schutting
fotosynthese
synoniem bijkelk
epicalyx
gamosepalie
congenitale vergroeiing
dr de schutfunctie vindt er een gedeeltelijke fusei plaats van de sepaalprimordia
calyptrakelk
volledige congenitale vergroeiing van sepaalprimordia
postgenitaal
bladeren groeien los van elkaar, mr naderen elkaar tijdens ontwikkeling en vormt dicht contact
functie van petalen
lokken van bestuivers
oorzaak van de kleur van petalen
chromoplasten
vacuole gevuld met kleurstoffen
celwand gevuldt met kleurstoffen
intercellulairen gevuld met lucht => witte reflectie
mimicry
plant laat kroon lijken op organisme om het te lokken
onderdelen van meeldraden
helmdraden
helmknop met pollen/stuifmeel
connectivum
synoniem helmdraden
filamentum
synoniem helmknop
anthera
onderdelen helmknop
microsporogeen weefsel
meerlagige wand (exo en endothecium en tapetumlaag)
wanden in pollenkorrel
intine (binnenlaag) en exine (buitenlaag)
stamper
gynoecium
vrouwelijke deel van bloem
onderdelen van de stamper
stempel
stijl
vruchtbeginsel
synoniem stempel
stigma
synoniem stijl
stylus
synoniem vruchtbeginsel
ovarium
anatomie van ovarium
wand
tussenschotten
zaadlijsten
vaatbundels
zaadbeginsels
synoniem tussenschotten
septum
synoniem zaadlijsten
placenta
synoniem zaadbeginsel
ovulum
anatrope zaadknop
ovulum maakt knik van 180°
- met navelstreng vast aan placenta
macrosporemoedercel
= embryozakmoedercel
na meiose 4 macrosporen
embryozak
= vrouwelijke gametofyt
dubbele bevruchting
bij bloemplanten
- eicel versmelt met kern van spermacel => zygote
- 2 poolkernen versmelten met andere kern van spermacel tot triploïde kern => triploïd reserveweefsel / triplosperm (reservevoedsel)
atavisme
voorouderlijke kenmerk dat is verdwenen dat soms terug opduikt
placentatie
plaats van ovulum op carpellen
- parientele
- laminale
co-evolutie
2 organismen dat elkaar beïnvloeden
vrucht
= fructus
- wat uitgroeit uit het vruchtbeginsel
parthenocarpie
= vruchtbeginsel vormt vrucht zonder bevruchting
banaan
functie vrucht
beschermen van de zaden (helpen overleven en bij verbreiden)
amficarpie
naast bovengrondse vruchten ook ondergrondse vruchten (om nieuw gebied te veroveren)
geokarpie
alleen ondergrondse vruchten
pinda
delen van vruchtwand
exokarp
mesokarp
endokarp
synoniem hokken
loculus
ballistochorie
planten doen hun eigen verspreiding van zaden door de inhoud van de vrucht weg te schieten
anemochorie
plant verbreid zaden adhv wind
diaspore
hetgene dat wordt verspreid door de plant
convergentie
kenmerk dat onafhankelijk van elkaar is ontwikkelt dr evolutie
hydrochorie
verspreiding adhv water
- moeten kunnen drijven
- waterdichte wand hebben
- eventueel tegen zout water kunnen
epizoöchorie
uitwendige verspreiding van zaden die blijven haken in de vacht van dieren
endozoöchorie
inwendige verspreiding van zaden adhv dieren
evolutie van giftige bessen
- giftig omdat ze nog niet rijp zijn
- giftig voor bepaalde soorten
- voor de rest nog niet veel duidelijkheid over
bes
= bacca
- zaad heeft geen harde steenlaag, mr ligt los in het endocarp
- vlezige vrucht
steenvrucht
= drupa
- zaad met steenharde laag dr vergroeiing van zaadhuid en endocarp
- vlezige vruchten
synoniem dopvrucht
acenium
synoniem nootje
nux
gymnospermen
naaktzadigen
zagen liggen open in zaadschub
vormen geen vruchten, w zaden liggen naakt
angiospermen
bedektzadigen
zaden ingesloten in vruchtwand
synoniem zaadhuid
testa
onderdelen embryo in zaad
kiemwortel / radicula
kiemstengel en kiembladeren / plumula
cotylen
soorten reserveweefsel in zaad
triplosperm
perisperm
cotylen
synoniem olierijk lichaam in zaadje
elaiosoom
synoniem zaadrok
arillus
buitenste laag van zaad dat verslijmt
myxospermie
3 lagige zaadhuid
exotesta
sarcotesta / mesotesta
endotesta / sclerotasta
wat is reservevoedsel
zetmeel en eventueel lipiden
triplosperm (reserveweefsel)
3n: 2n moederlijk en 1n vaderlijk
perisperm (reserveweefsel)
2n moederlijk
ontstaan uit nucellus weefsel
cotylen (reserveweefsel)
2n: 1n moederlijk en 1n vaderlijk
polyembryonie
dr extra mitotische deling 2 embryo’s bij elkaar -> vaak bij citrus
orthodoxe zaden
in zaadbank
houden lang hun kiemkracht
recalcitrante zaden
verliezen snel hun kiemkracht
zaadbank
centrum waar verschillende soorten zaden worden bewaard
kiembeheer
bij heideherstel
bovenste laag wegdoen en zaden eronder de kans geven om te kiemen
bestuivers aantrekken dr
kleur
honingmerken
geuren
mimicry
kruisbestuiving
= overdracht van pollen
bij 2slachtige bloemen heb je zelf-incompabiliteit dus pollen van eigen plant zullen nt kiemen dr proterandrie / protogynie
wie zijn de bestuivers
kevers
bijen
vliegen
(nacht)vlinders
vogels
vleermuizen
cryptocotylair
bij kieming blijven de cotylen onder de grond en worden de volledig opgebruikt
fanerocotylair
bij kieming worden cotylen groen en staan ze overstaand
cotylen hebben andere vorm want nit homoloog met loofbladeren
hemicryptocotylair
bij kieming worden de cotylen nt groen en vallen ze later af
viviparie
kiemen van zaden in vrucht
zelf-incompabiliteit
= dr co-evolutie
- een bloem kan zich niet met zijn eigen pollen bevruchten