hoofdstuk 11: mycologie Flashcards

1
Q

voordelen van fungi

A

biotransformaties: gisting
metabolieten: peniciline (antibiotica)
enzymatische activiteit
voedsel
biocontrole
mycorrhiza

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is gisting

A

anaerode afbraak van glucose naar ethanol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is mycorrhiza

A

= een samenlevingsvorm van schimmels en planten via de wortels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

nadelen van fungi

A

giftige fungi
mycotoxicose
mycoses
allergenen
bederf van materiaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

definitie van fungi / zwammen

A
  • heterotroof
  • eukaryoot
  • chylotrofie (absorberen voedsel)
  • thallus of mycelium (hyfen) -> diffuus lichaam
    -chitine en cellulose in wand van hyfen
  • sporen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

chylotrofie

A

uitwendig verteringsproces, waarbij enzymen grotere moleculenafbreken tot opneembare stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

synoniem hyfen

A

schimmeldraad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

soorten heterotrofie bij fungi

A
  • saprotrofie
    = door het opnemen van organische stoffen uit dode andere organismen
  • symbionten
    langdurig samenleven van twee of meer organismen
  • parasieten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

synoniem mycelium

A

= zwamvlok
= netwerk van alle draden van een schimmel / hyfen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is chitine

A

bouwstof in de celwanden van schimmels en in het exoskelet van geleedpotigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

zoosporen

A

aseksuele spore met een zweepstaartje, waarmee de spore zich voortbeweegt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

aplanosporen

A

niet-beweeglijke sporen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

rol van sporen

A
  • kolonisatie (verbreiden en droogteresistenten)
  • sexuele rol
  • oorlogsrol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

chlamydosporen

A

ongeslachtelijke, dikwandige rustspore

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

soorten slijmzwammen

A
  • dictyostelia
    cellulaire slijmzwammen
  • myxomycota
    echte slijmzwammen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

fagocytose

A

bacterien en andere partikels opnemen in voedselvacuoles

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

verschillen ts slijmzwammen en fungi ss

A

amoeboïde fase
plasmodium fase
fagotrofie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is een plasmodium en zijn funcie

A

vrijlevende, veelkernige massa van protoplasma omsloten door een amorf gelatineus vlies
+ geeft aanleiding tot vorming sporendoosjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

soorten pseudofungi

A

waterschimmels
pythiales (vb aardappelschimel)
valse meeldauwen

19
Q

kystogamie

A

gametokysten versmelten dr beiden te bewegen

20
Q

gametogamie

A

beweegelijke man versmelt met onbeweegelijke vrouw

21
Q

homothalie

A

Seksuele voortplanting van schimmels waarbij genetisch vergelijkbare kernen uit dezelfde thallus samensmelten
-> nogsteeds variatie dr herschikking v materiaal en crossing-over
-> maar 1 mycelium nodig (- en + beide op te vinden)

22
Q

voorbeeld van Phythiales

A

aardappelplaag
= aardappel rot weg

23
Q

zygogamie

A

bijzondere vorm v kystogamie
gametokysten, waar geen onderscheid tussen te zien is, versmelten

24
Q

heterothalie

A

2 mycellia ontmoeten elkaar voor seksuele voortplanting
(ze stellen stoffen vrij om elkaar te vinden)

25
Q

stappen bij algemene seksuele voortplanting bij fungi

A

plasmogamie
karyogamie
meiose

26
Q

verschil zoösporen en aplangosporen

A

beweegelijk en onbeweegelik

27
Q

wat zijn de zygomycota

A

snel groeiende schimmels
fungi
schimmels

28
Q

schimmels

A

zwammen die geen paddenstoelen vormen

29
Q

dikarya

A

ascomycota
basidiomycota

30
Q

gelijkenissen tussen ascomycota en basidiomycota

A

smalle hyfen met veel septen
verteren cellulose en lignine
vormen sporocarpen / paddenstoelen
somatogamie
plasmogamie en karyogamie gescheiden
meisporen komen vrij dr turgordruk
conidiaal anamorf

31
Q

septen

A

dwarswanden

32
Q

paddenstoel

A

sporenvormende structuur
sporocarp
ascoom of basidioom (dikarya)

33
Q

somatogamie

A

hele lichaam versmelten met dat van een ander

34
Q

verschillen tussen ascomycota en basidiomycota

A
  • ascus vs basidium als monosporokyst
  • dominante monokarp vs dikarpfase
  • eenvoudige septum vs doliporus
35
Q

gist

A

bijzondere gedaante van zwammen
= ééncellig stadium dat continue deelt dr budding / spruiten

36
Q

basidium

A

sporevormend orgaan in basidiomycota
= plek waar karyogamie, meiose en migratie gebeurd

37
Q

gespen

A

bij basidiomycota
= veiligheidsmechanisme om 2 verschil genetische nuclei samen te houden na opeenvolgende mitose

38
Q

belangrijk (voorplantings)kenmerk basidiomycota

A

meerder matingtypes
=> verhoogde kans dat spore botsen met een niet gelijk spore

39
Q

waarom zijn fungi geen planten

A

ze zijn heterotroof

40
Q

wie zijn de Opisthokonta

A

echte fungi en dieren -> beweegelijke cellen

41
Q

C-heterotroof

A

voeden met organische stoffen

42
Q

voeding manier bij slijmzwammen

A

fagocytose
= namen dingen op in een voedingsvacuole en verteren ze dan verder

43
Q

voeding manier bij zwammen

A

chylotrofie
= externe vertering door absorptie

44
Q

soorten plasmodium bij echte slijmzwammen

A

fanero (duidelijk zichtbaar)
afano (dun, doorschijnend en onopvallend)
proto (klein)

45
Q

wie zit er in fungi sL

A
  • unikonta
    -> amboebozoa / slijmzwammen
    echte slijmzwammen
    cellulaire slijmzwammen
  • chromalveolata
    -> oomycota / pseudofungi
    waterschimmel
    phythiales
    valse meeuwdauwen
  • ophistokonta / echte fungi
    zygomycota
    glomeromycota (=endomycorrhiza)
    dikarya
    ascomycota / zakjeszwam
    basidiomycota / steeltjeszwam