hoofdstuk 1: inleiding Flashcards
Linnaeus
taxonomie -> binomiale namen (nu ternaire namen)
=> eenduidige namen belangrijk vr internationale communicatie
vernaculaire naam
volksnaam
ternaire namen
Genusnaam soortnaam naam auteur
supraspecifieke taxonomie
hiërarchisch systeem
infraspecifieke taxonomie
- subspecies (andere geografische regio of vegetatietype)
- variëteiten (kleine verschillen)
- cultivar (dr mens gecreëerde variëteit)
taxonomie
naamgeving
dichotomisch denken
zwart-wit denken -> ofwel was je een plant of een dier (dus geen fungi en eencelligen)
creationisme
god heeft alles geschapen => mooie getallen en orde => maar 12 groepen ipv 13
planten ordenen volgens kenmerk toestanden
kleur, grootte, vorm
=> gewicht dat je geeft is subjectief, mr DNA als bewijs
cryptogamae
verborgen seksleven (gn bloemen, vruchten en zaden)
phanerogamae
zichtbaar seksleven (ruiken en mooi: bloemplanten)
Linnaeus (welke rijken)
2-rijken systeem (planten en dieren)
Haeckel
(1870)
3-rijken systeem (planten, dieren en eencelligen)
alles komt vanuit 1 stam
Whittaker
(1969)
5-rijken systeem (planten, dieren, ééncelligen, monera en protisten)
wie zijn de monera
prokaryoten en bacteriën
wie zijn de protisten
eencellige eukaryoten
kenmerken chromista
= pseudofungi en sommige algen
- unicellulair
- fototroof
- filameteus
- mastigonemen aan flagel
- vrijend
- microscopisch
fototroof
doet aan fotosynthese
kenmerken protozoa
- unicellulair, plasmodia of koloniaal
- phagotrofen
- ciliare haren
- geen mastigonemen aan flagel
- gn chloroplasten
3 domeinen
Archaea
Bacteria
Eukaryota.
6 supergroepen van Eukaryota
excavata
chromalveolata
rhizaria
archaeplastida
unikonta (dieren en fungi)
amboebozoa
synoniem en wie zijn de echte landplanten
embryophyta
= naaktzadigen, varens, mossen, bloemplanten
synoniem naaktzadigen
gymnospermen
synoniem varens
pteridophyta
synoniem mossen
bryopyhta
synoniem bloemplanten
angiospermen
definitie landplanten
- meercellige organismen
- cellulose in celwand
- chlorofyl bevattend
- aangepast aan landleven (of terug aangepast aan leven in water)
fylogenie
= studie naar verwantschappen ts organismen
heterotroof
afhankelijk van andere organismen als koolstofbron
endosymbiontentheorie
eukaryoten met oorsprong in prokaryoten
(plastiden, mitochondrie)
geheim van eukaryotische explosie
meiose / reductiedeling (=productie v voortplantingscellen)
isogamie
2 gelijkvormige en beweeglijke gameten versmelten tot zygote
anisogamie
twee gameten die verschillen in grootte en/of vorm. De kleinere gameet is mannelijk, een zaadcel, terwijl de grotere gameet vrouwelijk is, meestal een eicel
oögamie
1 van de 2 gameten is groot en beweeglijk
plasmogamie
bij geslachtelijke voortplanting (daarna karyogamie)
= versmelten van cytoplasma
karyogamie
bij geslachtelijke voorplanting (ervoor plasmogamie)
= vermelten van kernen
kystogamie
gameten komen niet meer vrij, gaan elkaar benaderen en bevruchten
somatogamie
samen brengen van geslachtelijke kernen
alleen bij sommige dikarya
+ en - hyfen gaan samen een mycelium vormen
spore
eencellig voortplantingsstructuurtje
gameet
structuur dat gaan versmelten met de spore
meiosporen
sporen dr meiotische deling
mitosporen
sporen dr mitotische deling
mitose
normale celdeling, met als doel groei, vervanging en herstel van cellen
meiose
reductiedeling, met als doel de vorming van geslachtscellen
vedergesels
flagel met kleine haartjes bij de chromista
mastigonemen
laterale haren op flagel van prokaryoten
zoösporen
sporen die bewegen door flagellen
aplanosporen
sporen die niet kunnen bewegen
endosporen
worden ontwikkelt in sporokyste
antheridium
beschermt zaadcellen
archegonium
beschermt de eicel
waar worden gameten gevormd?
gametokysten of gametangia
waar worden sporen gevormd
sporokysten of sporangia
ethnobotanie
relatie tussen plant en mens