Hoofdstuk 9 Flashcards

1
Q

Wat zijn de 3 soorten problemen en hun oplossingsmanieren?

A
  • gestructureerd; met een algoritme
  • ongestructureerd; je weet niet of er een oplossing is
  • Discontinue problemen; problemen waarbij je in een impasse terecht lijkt te komen. Aha erlebnis (Köhler, 1972 aap en banaan).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een algoritme?

A

een procedure die altijd leidt tot de juiste oplossing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn heuristieken? en wat zijn de veelgebruikte heuristiek?

A

vuistregel die mensen gebruiken bij ongestructureerde problemen. Subdoelanalyse en Middel-doel analyse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een analogie?

A

probleemoplossing door te zoeken naar soortgelijk probleem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is het incubatie-effect?

A

probleem oplossen door het enige tijd aan de kant te zetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is functionele gefixeerdheid

A

type van instelling waarbij men vast zit aan conventionele gebruik van een voorwerp.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

definitie redeneren en de twee soorten?

A

evalueren van de waarheid of waarschijnlijkheid van verklaringen. 2 vormen; deductief en inductief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de 3 vormen van deductief redeneren?

A

voorwaardelijk, categorisch, lineair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een syllogisme?

A

uitspraak van 3 regels, waarvan de eerste 2 aannames zijn dat iets waar is en de 3e een besluit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een syllogisme?

A

uitspraak van 3 regels, waarvan de eerste 2 aannames zijn dat iets waar is en de 3e een besluit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zegt de mentale-modellen theorie

A

Johnson-Laird et al. 1992; mensen redeneren niet op basis van regels, maar door zich mentale beelden te vormen van de toestanden die in de premisse zijn beschreven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Definitie inductief redeneren?

A

redeneerproces waarbij men vanuit specifieke gevalen tot algemene conclusies komt. Het vinden van algemene regels die de elementen met elkaar in relatie brengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is confirmatieneiging?

A

we willen altijd gelijk hebben en hechten dus ook meer gewicht aan bewijs dat onze overtuiging bevestigt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Signaaldetectiemodel?

A

hit-miss false-alarm of rejection model. heeft gevoeligheid en antwoordcriterium. (kindermishandeling voorbeeld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar is de economie op gebaseerd?

A

de rationaliteit van de mens. de ons om te maximaliseren en streven naar de beste subjectieve uitkomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Representatieheuristiek?

A

neiging van mensen om de homogeniteit binnen een proces/eigenschap te overschatten.

16
Q

Welke factoren beïnvloeden onze beslissingen

A

emoties, effen gemaakte kosten, eigenbelang en morele keuzes

17
Q

wat is hindsight bias?

A

de neiging om voorspelbaarheid van een gevolg van een beslissing te overschatten zodra het gevolg bekend is.

18
Q

3 maten waarin taal ons denken beïnvloed?

A
  • denken is onafhankelijk van taal
  • linguïstiche determinisme
  • linguïstische relativiteit

in deze volgorde van onderzoek.

19
Q

waarop verschilde Heider (1972) en Roberson (2000)?

A

Heider zei dat kleuren ook zonder naam te onthouden en onderscheiden waren, Roberson zei van niet; je geheugen voor kleur wordt beïnvloedt door of je er een naam voor hebt.

20
Q

Wat is de evidentie voor linguïstische relativiteit mbt ruimte.

A

Levinson (2003) toonde aan dat in sommige culturen (NL) ruimte als relatief gezien wordt en in andere (Mayavolk) ruimte al absoluut. voorbeeld van de tafel.