Hoofdstuk 5 Flashcards

1
Q

Definitie selectieve aandacht

A

proces waarbij één boodschap geselecteerd wordt voor bewuste verwerking en de rest onderdrukt wordt (Titchener, 1908).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het posner cueing paradigm

A

Fixatiepunt/pijlen, aan welke kant staat het vierkantje? vierkant significant sneller ontdekt als het pijltje juiste informatie gaf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de dichotische luistertaak

A

In het ene oor iets anders horen dan het andere (wat hoor je in welk oor onderzoek).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het cocktail party fenomeen

A

dat je gesprekken kunt onderscheiden in ruis (Cherry 1950)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de theorie met vroege selectie

A

filter tussen sensorisch geheugen en KGT om te filteren wat naar KGT gaat en wat niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de theorie met late selectie

A

je neemt alles op en verwerkt pas in het KGT wat blijft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de attenuatietheorie

A

(Treisman 1960) filter blokkeert niet volledig maar verzwakt de signalen. Hoe meer aandacht voor de ene stimulus, hoe minder voor de ander.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gaat het richten van aandacht automatisch of kun je dit zelf sturen?

A

Bottom-up controle; exogene aandacht (automatisch)
Top-down controle; endogene aandacht (vrijwillig)
Friessen & Kingstone (1998): kijkrichting van mensen is bottom-up exogene cue

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Overheerst top of bottom

A

Bottom-up (exogene, automatisch) overheerst altijd (Theeuwes, 1992)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Is aandacht plaats- of voorwerpgebonden

A

Egly et al (1994) = selectieve aandacht kan beide zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is negatieve priming

A

inhibitie van niet-aandacht-stimulus zorgt ervoor dat deze (of een gerelateerde stimulus) later slechter wordt verwerkt. (Kleuren google)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is terugkeerinhibitie

A

proefpersonen meer moeite om een stimulus te detecteren als die aangeboden wordt op een plaats waar de aandacht net vandaan komt. (Snyder & Kingstone, 2000)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is change blindness (veranderingsblindheid)

A

Door selectieve aandacht ben je soms blind voor verandering elders. Heeft deels te maken met saccades, maar ook met dat je moet selecteren wat je waarneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is hemineglect en wat zijn de 2 bijbehorende vormen.

A

Geen aandacht aan stimuli uit de ene helft van de omgeving (kan links of rechts).
Line bisection = midden verschoven
letter cancellation = lijnen in een helft van het veld worden overgeslagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is cognitieve controle

A

het geheel van processen (executieve functies) die ervoor zorgen dat ons gedrag gericht is op een bepaald doel en eventueel kan schakelen als het nodig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn taakwisselkosten?

A

gedragsparameters voor het activeren van nieuwe taak en het onderdrukken van de vorige taak.

17
Q

Wat zijn de individuele verschillen bij het doen van dubbeltaken?

A
  • Verwerkingssnelheid
  • Leeftijd
  • Ervaring met cognitieve controle
18
Q

Noem de 2 verschillende processen bij cognitieve controle en leg uit.

A
  • Gecontroleerde processen: bewust proces dat mentale inspanning vergt en gemakkelijk wordt onderbroken.
  • Automatische processen: onbewust proces wat geen aandacht vergt.
19
Q

Overgang gecontroleerd naar automatisch?

A

ervaring, schema’s en training (dubbeltaken)
o Logan (1988): alle ervaringen worden in het geheugen opgeslagen, hoe meer ervaringen hoe makkelijker/sneller je ze kunt oproepen en gebruiken.
o Norman & Shallice (1986): Schema’s voor veel voorkomende taken leiden tot automatische stereotiepe uitvoering van taken. Die worden ondertussen wel gemonitord door controle proces.
o Oberauer & Kliegl (2004): dubbeltaken worden minder moeilijk als er meer training is, dan worden ze automatisch.

20
Q

Hoe meet je automatische processen?

A

strooptaak, flankeertaak, stop-signaal paradigma, Simontaak

21
Q

welke hersengebieden zijn actief bij automatische processen?

A

Dorso-lateral prefrontal cortex (DLPFC: executief functioneren) en Anterior Cingulate Cortec (ACC: fout detective en conflict monitoren)

22
Q

Waar zit het conflict monitoring system en wanneer is het actief?

A

In de ACC. actief bij fouten of goede responsen die veel onderdrukking vergden van de automatische respons.

23
Q

Waardoor komt ADHD?

A

Een tekort aan controle over signalen die op je afkomen. Mogelijk wordt de default mode network niet goed onderdrukt tijdens het uitvoeren van een taak. Dit leid tot hyperactiviteit, aandachtstekort en impulsiviteit.

24
Q

Definitie bewustzijn?

A

Subjectieve ervaring van interne en externe stimuli op basis waarvan het handelen wordt gestuurd (=vrije wil).

25
Q

Wat is subliminale perceptie? noem de twee bijbehorende onderzoeken.

A

Perceptie onder de drempel van het bewustzijn
veelhoeken subliminaal (Kunst-Wilson & Zajong, 1980)
Chinese tekens (Murphy & Zajonc, 1933)

26
Q

Wat is onbewuste semantische priming?

A

proefpersoon herkent een doelwoord sneller als het op een semantisch gerelateerd woord (prime) volgt dan als het na een niet-gerelateerd, neutraal woord wordt aangeboden. (Marcel, 1983)

27
Q

Wat kan een persoon met blindsight wel waarnemen buiten hun waar te nemen visuele veld?

A

Stimuli. discrimineren, lokaliseren en detecteren. Ook was 66% van gezichtsuitdrukkingen correct.

28
Q

Wat doet de linker hemisfeer? en de rechter? hoe zijn we hier achter gekomen.

A

De linkerhemisfeer is talig en geeft dus bewustzijn. de rechterhemisfeer verwerkt onbewust informatie. Hier zijn we achter gekomen door Gazzaniga’s onderzoek over split brain patiënten dmv de visuele half veld techniek.

29
Q

Wat is het readiness potential?

A

Hersenactiviteit voorafgaand aan het uitvoeren van een beweging.

30
Q

Wat is het werkruimtemodel?

A

stelt dat bewuste processen worden ondersteund door onbewuste processen die zich op de achtergrond afspelen.

31
Q

Hoe vallen we in slaap, het proces?

A

Licht (of juist niet eigenlijk) -> Nucleus Suprachiasmaticus -> stuurt signalen naar de -> pijnappelklier -> scheidt het hormoon melatonine af in de bloedbaan kort voordat er geslapen moet worden.

32
Q

Noem de 5 slaapstadia

A
  1. Doezelig (theta)
  2. Persoon in slaap houden (theta)
  3. Diepere slaap (ontstaan delta)
  4. Diepe slaap (voornamelijk delta)
  5. REM slaap (alfa, beta, theta) oogbewegingen
33
Q

Wat zijn de functies van slaap?

A
  • herstellend (stoffen, serotonine en noradrenaline worden aangevuld in REM slaap - Hobson 1995)
  • consolidatie (tijdens REM slaap. worden recent gevormde connecties in de hersenen versterkt, zodat geheugensporen kunnen consolideren - Walker 2009)
  • verdere verwerking informatie (Maquet et al. 2000; tijdens REM slaap verhoogde activiteit in gebieden die overdag ook activiteit hadden getoond bij leren nieuwe hand-oog coördinatie)
  • Evolutie (slim om nachts te slapen).
34
Q

Somnabulie

A

slaapwandelen

35
Q

Wat is de activatie synthese theorie en wat is de kritiek hierop?

A

Theorie die stelt dat door activiteit in de hersenen tijdens de REM slaap de cortex geactiveerd wordt. Dromen zijn het een interpretatie van de toevallige neurale activiteit. (Hobson & McCarley, 1977)
Het kritiek hierop is dat niet alle dromen tijdens de REM slaap plaatsvinden.