Hoofdstuk 7 Flashcards

1
Q

definitie geheugen?

A

het vermogen om ervaringen op te slaan en bij verder gedrag te gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de reminiscentie bult?

A

dat de meeste herinneringen van tussen de 10-30 jaar zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ebbinghaus?

A

vergeetcurve met lettergrepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat houd de besparingsmethode in?

A

hoe vaak je een lijst moet herleren. stel jij hebt 40 van de 100 woorden onthouden als je een lijst gaat leren heb je dus een besparing van 40%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

3 delen van geheugenmodel Atkins en shiffrin?

A

sensorisch geheugen, korte termijn geheugen en lange termijn geheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

2 delen van sensorisch geheugen?

A

iconische (visueel) = kleiner dan 0.5 sec
echoïsch (aditief) = 2-4 sec echo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Capaciteit van het KGT?

A

7 +/- 2 van Miller (1956)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe komt informatie uit de KGT naar het LTG volgens het model van a en s.

A

herhaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het voorrangseffect?

A

de eerste 3 items blijven hangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is het recentheidseffect en waarom is deze kwetsbaar?

A

de laatste 3 items blijven hangen. kwetsbaar, want als je tussendoor iets anders moet doen verdwijnt het.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het KGT volgens Baddeley en Hitch (1974)?

A

werkgeheugen. bestaat uit 3 componenten: fonologische lus, visuele sketchpad, central executive.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat doet de fonologische lus?

A

wat je zegt in je hoofd als je iets moet herhalen om het te onthouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waar is het visuele sketchpad voor?

A

voor als je iets visueels moet onthouden (bijvoorbeeld memory)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat doet de Central executive?

A

overziet waar je energie in moet stoppen. frontaal gebied, waarmee je strategisch dingen doet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe gaat de weg van het werkgeheugen (WG) naar het LTG naast herhaling.

A

via neuraal netwerk (connectionistisch model), grote hoeveelheid eenvoudige knopen die met elkaar communiceren. LTG is opgeslagen in de connecties tussen knoppen en het sensorisch geheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe gaat de weg van het werkgeheugen (WG) naar het LTG naast herhaling.

A

via neuraal netwerk (connectionistisch model), grote hoeveelheid eenvoudige knopen die met elkaar communiceren. LTG is opgeslagen in de connecties tussen knoppen en het sensorisch geheugen.

16
Q

wat is de wet van Hebb?

A

neuronen die bij het verwerken van informatie tegelijk vuren zullen een sterke synaptische connectie vormen. (neurons that fire together, wire together).

17
Q

2 componenten van LGT?

A

expliciet geheugen (weten dat) impliciet geheugen (weten hoe).

18
Q

delen van expliciet geheugen?

A

episodisch (gebeurtenissen), semantisch (feiten/kennis), verder verbaal/pictoraal/muzikaal

19
Q

delen van impliciet geheugen

A
  • procedureel = motorische handelingen
  • andere impliciete vaardigheden (bv priming)
20
Q

wat is chunking?

A

het hercoderen en organiseren van informatie voor optimale verwerving. als je expert bent in iets dat dit makkelijker.

21
Q

Wat is de dual Coding theorie?

A

theorie van Paivio (1969) die stelt dat we 3 codes hebben; verbale (informatie heroveren in woorden), sensorische (beeldcode, zintuigen) en motorische (lichamelijke vaardigheden).

22
Q

Wat zijn herinneringen?

A

activatiepatronen over meerdere neuronen die daardoor gecodeerd worden. ze zijn een samenspel van woorden, ideeën en waarnemingen, gevoelens en motorische codes.

23
Q

wat is gracieuze degradatie?

A

capaciteit van de hersenen om aanvaardbare output te blijven genereren ondanks schade aan individuele eenheden en hun connecties.

24
Q

Wat stelt het Jets en Sharks model van McCleveland (1981)?

A

het geheugen werkt als een netwerk met knopen die allemaal verbonden zijn via een centrale knop. niet zoals excel.

25
Q

waar is wat je herinnert afhankelijk van?

A

de kwaliteit van je geheugenspoor en de oproepaanwijzingen. Ook speelt de context een rol (woordjes leren onder water).

26
Q

Wat is het isolatie effect?

A

een oproepaanwijzing is vooral effectief wanneer die slechts met 1 geheugenspoor is verbonden, wanneer hij distinctief is.

27
Q

flitslicht herinneringen?

A

herinneringen die door memorabele momenten gekomen zijn en een emotioneel aspect hebben. (zijn niet beter te herinneren).

28
Q

waar spreken onderzoekers van ipv verval bij het LTG.

A

Interferentie; storing bij het ophalen van herinneringen door andere ervaringen, er is een obstructie bij het ophalen van herinneringen in het LTG. de opslag van de ene informatie stoort de opslag van andere gelijkende informatie.

29
Q

Soorten interferentie?

A

proactieve; verwijst naar moeilijkheden om een gebeurtenis op te roepen ten gevolge van voorafgaande activiteiten (overladen)
retroactieve; verwijst naar moeilijkheden om een gebeurtenis op te roepen ten gevolge van activiteiten die na de opslag van de herinnering hebben plaatsgevonden (overschreven)

30
Q

testing effect?

A

toetsing zorgt voor betere scores, het reduceert interferentie.

31
Q

wat is het verschil tussen anterograde en retrograde amnesie?

A

anterograde gaat over nieuwe herinneringen kunnen opslaan en retrograde over gebeurtenissen die zich voor het ongeval afspeelden, die kunnen nog terugkomen na een tijdje.