Hoofdstuk 8: de arbeidsmarkt Flashcards

1
Q

wat is de arbeidsmarkt + wat zijn de gezinnen en particulieren en bedrijven en overheid hierin

A

geheel van vraag naar en aanbod van arbeid

gezinnen en particulieren = aanbieders

bedrijven en overheid = vragers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe ga je van brutoloon naar nettoloon als werknemer

A

brutoloon - sociale zekerheidsbijdrage van de werknemer = belastbare loon

belastbare loon - bedrijfsvoorheffing = nettoloon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is het netto belastbaar inkomen

A

het inkomen waarop een werknemer belast wordt in de personenbelasting = brutoloon op jaarbasis - RSZ - aftrekposten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is de RSZ

A

de rijkdienst voor sociale zekerheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn aftrek posten

A

studiekosten, uitgaven voor woningvoorziening, zorgkosten, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is een nominale en reële loon

A

nominale loon = loon uitgedrukt in een geldbedrag

reële loon = koopkracht van dat geldbedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

geef 2 voorbeelden van directe en indirecte loonkosten voor de werkgever

A

direct: dertiende maand, vakantiegeld
indirect: arbeidsongevallenverzekering, aansluiting geneeskundige dienst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke 4 statuten zijn er van de werknemer

A

arbeider

bediende

ambtenaar

zelfstandige

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is het eenheidsstatuut

A

dat is een wet die het onderscheid tussen arbeiders en bedienden verwijderde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waar is het eenheidsstatuut onderdeel van en welke andere maatregelen zijn er nog ingevoerd

A

het is een onderdeel van arbeidsmarkthervorming en andere maatregelen naast die zijn bv.

optrekken pensioensleeftijd

sociale akkoorden over hogere minimumlonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waar hangt het aanbod van arbeid door werknemers af

A

het reële loon

het niet-arbeidsinkomen: bv. inkomsten uit de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe ziet de grafiek van het arbeidsaanbod uit + wat kan je eruit concluderen

A

hoe groter het niet-arbeidsinkomen hoe kleiner het aanbod van arbeid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat betekenen de begrippen: MWPA, MKA, MFPA, w en p bij de vraag naar arbeid

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waar hangt de vraag naar arbeid door werkgevers van af

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wanneer zal de ondernemingswinst altijd stijgen

A

zolang MWPA > MKA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wanneer heb je maximale winst + werk uit (2)

A
17
Q

formule reële loon + max winst

A

w/p

+ als reële loon = MFPA

18
Q

als de arbeidsmarkt als model volkomen concurrentie heeft, wat betekent dat + welke vorm is meer realistischer

A

iedereen kan vrij toe- en uittreden tot de markt

iedereen beschikt volledige informatie over het reële loon

arbeid een homogene dienst is

+ in de praktijk lijkt deze markt meer op een bilateraal monopolie

19
Q

wat beteken de begrippen: bevolking op arbeidsleeftijd, niet-actieven, beroepsbevolking, niet werkenede werkzoekende

A
20
Q

formule participatiegraad

A
21
Q

formule werkgelegenheidsgraad

A
22
Q

formule werkloosheidsgraad

A
23
Q

geef 4 voorbeelden van soorten werkloosheid

A

natuurlijke werkloosheid

seizoenswerkloosheid

technische werkloosheid

gewilde werkloosheid

24
Q

wat zijn werkgelegenheidsvallen + welke 4 soorten zijn er

A

situaties waarbij het voor een persoon objectief louter financieel niet meer interessant is om arbeid aan te bieden +

werkloosheidsval

activiteitsval

armoedeval

productiviteitsval

25
Q

wat is de oorzaak van conjuncturele werkloosheid + hoe kan de overheid dat bestrijden

A

tekort aan effectieve vraag +

de overheid moet de EV vergroten door:

investeringen/consumptie vergroten van de overheid + bedrijven vergroten/stimuleren

consumptie van gezinnen stimuleren

26
Q

hoe kan de overheid kwantitatieve structurele werkloosheid bestrijden (3)

A

door het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen te vergemakkelijken

loonstijgingen matigen

herverdeling van de beschikbare arbeid

27
Q

wat is de oorzaak van kwalitatieve structurele werkloosheid + hoe kan de overheid dat bestrijden

A

vraag en aanbod zijn niet voldoende op elkaar afgestemd +

onderwijs afstemmen op bedrijfsleven en nascholing aanbieden

28
Q

wat is loonstarheid + 3 verklaringen

A

het traag of niet reageren van de reële lonen op vraag- en aanbodsoverschotten op de arbeidsmarkt +

werkloosheidsuitkeringen

minimumlonen

vakbondsoptreden

29
Q

welke invloed heeft inflatie op de arbeidsmarkt

A

koopkracht daalt bij inflatie

in belgie en luxemburg is er een automatische aanpassing aan de gezondheidsindex

gevaar voor loon/prijsspiraal

30
Q

wat is de loon/prijsspiraal

A
31
Q

welke invloed heeft directe belastingen op de arbeidsmarkt

A
  • progressief stijgende inkomensbelasting:
    • minder of meer werken
    • meer kans op zwartwerk
  • Laffercurve
32
Q

hoe ziet de Laffercurve eruit

A
33
Q

hoe is de inkomenwherverdeling

A

primair inkomen

secundair inkomen

tertiair inkomen

34
Q

hoe krijg je het primair inkomen

A

je krijgt het primair inkomen door de productiefactoren arbeid (A), kapitaal (K) en natuur (N) ter beschikking te tellen

35
Q

hoe krijg je het secundair inkomen

A

= primair inkomen - belastingen - RSZ - bijdragen + transferten

36
Q

hoe krijg je het tertiair inkomen

A

= secundair inkomen - indirecte belastingen + prijsverlagende subsidies

37
Q

welke 2 factoren zorgen voor de vermindering van de ongelijkheid van de inkomensverdeling

A

vakbondsacties

herverdelingsbeleid van de overheid

38
Q

welke 2 factoren zorgen voor de bewerkstelling van de ongelijkheid van de inkomensherverdeling

A

de moeilijkheid te veranderen van sociaal-economische klasse

inwijking van goedkope, ongeschoolde arbeid

39
Q

wat is een manier om de inkomensgelijkheid te meten + formule

A

de kwintielspanning +

hoogste kwintiel/laagste kwintiel