Hoofdstuk 8: Bivariate Correlational Research Flashcards
Bivariate correlatie/bivariate associate
Een associatie die precies twee variabelen omvat.
Het analyseren van associaties wanneer een variabele categorisch is
Het gebruikelijk om de grootte van het verschil tussen gemiddelden te schatten.
Effectgrootte
Dit beschrijft de sterkte van een relatie tussen twee of meer variabelen.
Hoe hoger de correlatie in de steekproef, hoe lager de p-waarde.
Statistische validiteit
Hoe goed ondersteunen de gegevens de conclusie?
Statistische validiteit vraag 1
Hoe sterk is de relatie?
Als al het andere gelijk is, zijn grotere effectgroottes belangrijker.
Kleine effectgroottes kunnen over veel waarnemingen worden samengesteld.
Benchmarks: Vergeleken met wat?
Statistische validiteit vraag 2
Hoe nauwkeurig is de schatting?
Studiecorrelatiecoëfficiënt
Steekproefomvang en precisie
CI’s die geen nul bevatten
CI’s die wel een nul bevatten
Studiecorrelatiecoëfficiënt
De puntschatting van de werkelijke correlatie in de populatie.
Steekproefomvang en precisie
Wanneer een schatting wordt gemaakt op een kleine steekproef, is deze minder stabiel.
CI’s die geen nul bevatten
Het is gebruikelijk om te zeggen dat de associatie statistisch significant is, dus dat deze waarschijnlijk niet afkomstig is van een populatie waarin de associatie nul is.
CI’s die wel een nul bevatten
Het is gebruikelijk om te zeggen dat de associatie niet statistisch significant is.
Statistische validiteit vraag 3
Is het vervangen?
De effectgrootte en 95% BI.
Onderzoek opnieuw uitvoeren en meerdere schattingen vinden.
Statistische validiteit vraag 4
Kunnen uitschieters de associatie beïnvloeden?
Het kan effect hebben op de correlatiecoëfficiënt van r.
Statistische validiteit vraag 5
Is er een beperking van het bereik?
Dit is wanneer er geen volledige reeks scores is op een van de variabelen in de associatie, waardoor de correlatie kleiner kan lijken dan deze in werkelijkheid is.
Statistische validiteit vraag 6
Is de associatie kromlijnig?
Hierbij is de relatie tussen twee variabelen geen rechte lijn. Het kan tot op zekere hoogte positief zijn en dan negatief worden.
P-waarde
De kans om de correlatie in de steekproef te observeren (of nog extremer), als de correlatie in de populatie nul is.