Hoofdstuk 7 Flashcards

1
Q

Klinische methode

A

Techniek die Piaget gebruikte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Assimilatie

A

Interpeteren op basis van bestaande schema’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Accommodatie

A

Bestande schema’s aanpassen aan nieuwe ervaringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Piaget onderschat de cognitieve capaciteiten van jonge kinderen

A

Piaget dacht dat kinderen die niet slaagde voor de test incompetent waren, terwijl ze in werkelijkheid de test wel hadden kunnen halen als het iets vereenvouwdigd was en kinderen vertrouwder waren met concept

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Piaget stelt ten onrechte dat er brede ontwikkelingsstadia bestaan

A

Volgens piaget is er in elk ontwikkelingsstadium een andere vorm van denken. Mensen zijn echter niet consitent in hun presaties en vertonen ook op niet elk gebied hetzelfde denkniveau/

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Piaget besteedde te weinig aandacht aan social invloeden

A

Piaget onderschatte de mate waarin kinderen ook sociaal leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Neurocontructivisme

A

Deze benadering stelt dat nieuwe kennis wordt opgedaan door veranderingen in de neurale structuren van de hersenen als reactie op ervaringen. Het neuroconstructivisme is vooral een aanvulling op het werk van Piaget, omdat hij zelf niet over de middelen beschikte om de hersenstructuren te onderzoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leren volgens Vygothsky

A

Zone van poximale ontwikkeling: Er is een kloof tussen wat een kind zelfstandig kan en wat met hulp kan van een ouder.

Vaardigheden binnen deze zone kunnen worden verworven met ondersteuning en stimulering. In sommige culturen gaan kinderen niet naar school of leren ze niet van anderen. In plaats daarvan leren zij door geleide participatie. Ze dragen actief bij aan cultureel relevante activiteiten waarbij ze door hun ouders worden begeleid. Dit is vergelijkbaar met ‘scaffolding’, volgens Bruner. Ouders geven gestructureerde hulp aan hun kind en bouwen deze hulp geleidelijk af naarmate het kind competenter wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

prive spraal

A

Hardop tegen jezelf praten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kritiek Vygothsky

A

Hij legt teveel nadruk op sociaal leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Primaire circulaire reacties

A

Herhaalde handelingen gericht op het lichaam van het kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Secondaire circulaire reacties

A

Acties zijn meer gericht op de buitenwereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Teriaire circulaire reacties

A

Kind niet langer gebonden aan stereotiepe schema’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Pre-operationale fase

A

Kinderen leren dmv symbolen en taal.

Veel gebruik maken van fatasiespellen.

Animisme = magisch denken

Onvermogen om dingen uit het perspectief van de ander te zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Concreet operationeel

A

Op een volwassen manier de wereld kunnen beredeneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Behoudstest

A

Test dia Piaget gebruikte om te kijken of kinderen snapte dat dingen hun vorm behouden (bv test met de glazen water)

17
Q

Identiteitsconsitentie

A

Als iemand zich verkleed als Sinterklaas, is die persoon dus Sinterklaas en niet een persoon in een pak.

18
Q

Drie bergen test

A

Test voor kinderen waarbij ze 3 bergen te zien krijgen en een perspectief moeten aanwijzen

19
Q

Van de preoperationele fase tot de concrete operationele fase

A

De overgang is geleidelijk: * 2-5 jaar: preoperatief in elk gebied;
* Minder statisch op 5-7 jaar, waar de overgang plaatsvindt;

  • Behoudstaak: 6-jarige kan op omslagpunt staan; * Op 8-jarige leeftijd heeft het kind een hogere, concrete operationele staat bereikt;
  • Piaget: op de leeftijd van 7-8 jaar kijken kinderen verder dan de onmiddellijke schijn: zij begrijpen categorieën, decentraliseren de fysieke en sociale wereld, laten de tandenfee en het idee dat opgezette dieren leven los.
20
Q

Formeel operationele fase

A

Rond de leeftijd van 12. Logisch en helder na kunnen denken. Hypnotetisch deductied redeneneren.

Derde oog taak.

Adolescent egocentrisme is ook aanwezig in deze fase: er is een toegenomen zelfbewustzijn. Adolescenten kunnen zich bijvoorbeeld een denkbeeldig publiek voorstellen waar iedereen altijd naar hen kijkt, of ze kunnen denken dat ze uniek zijn (=persoonlijke fabel).