Hoofdstuk 5 Flashcards

1
Q

Het endocriene systeem

A

Het endocriene systeem bestaat uit endocriene klieren, die hormonen afgeven aan het bloed. De belangrijkste endocriene klier is de hypofyse. Deze wordt gecontroleerd door de hypothalamus en produceert groeihormoon. De schildklier speelt ook een belangrijke rol bij de groei en de ontwikkeling van het zenuwstelsel. Wanneer moeders problemen hebben met hun schildklier, kan dit leiden tot intellectuele problemen bij het nageslacht. Bij mannen produceren de testikels testosteron (androgenen), die de productie van groeihormoon stimuleren. Bij vrouwen gebeurt dit in de eierstokken, waar oestrogeen en progesteron worden geproduceerd. Oestrogeen neemt enorm toe tijdens de puberteit, wat (net als testosteron) de groeispurt veroorzaakt, waarin de borsten groeien en de menstruatiecyclus begint. Progesteron wordt ook wel het zwangerschapshormoon genoemd, omdat het verantwoordelijk is voor vruchtbaarheid en zwangerschap. Ten slotte produceren de bijnieren androgeenachtige hormonen die zorgen voor bot- en spiergroei bij beide geslachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hypofyse

A

Groeihormoon

Regelt de groei van de geboorte tot volwassenheid. Start de groeispurt.

Activerende hormonen

Andere endocriene krlieren (zoals testikels en eierstokken) aansturen om hormonen af te geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Schildklier

A

Thyroxine

Beïnvloed de groei en ontwikkeling van de hersenen en helpt de lichaamsgroei van het kind te reguleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Testikels

A

Testosteron

Ontwikkelt het mannelijke voortplantingssyteem tijdens de prenatale periode, controleert de mannelijke seksuele ontwikkeling tijdens de adolescentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Eierstokken

A

Oestrogeen en progesteron

Regelt de menstruatiecyclus; oestrogeen regelt de vrouwelijke seksuele ontwikkeling tijdens de adolescentie; progesteron zorgt voor conceptie en ondersteeunt zwangerschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bijnieren

A

Bijnier androgenen

Ondersteunen de ontwikkeling van spieren en botten; dragen bij tot seksuele motivatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

CZS centrale zenuwstelsel

A

Hersenen + ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Perifere zenuwstelsel

A

Neurale weefstels, komen over het hele lichaam voor. Basis zijn neuronen en dendrieten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cephalcocaudaal principe

A

De groei gebeurt in de kop-staart richting. In de prenatale fase is het hoofd veel groter dan de rest van het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Poximodistaal principe

A

Baby’s groeien en ontwikkelen spieren vanuit het centrum naar de andere uiteinde van het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Orthogenetisch principe

A

De ontwikkeling begint globaal, maar wordt steeds speciafieker en volgt een hiërachrische integratie. Een mens begint bv enkel als cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Synaptogenese

A

Proces waarbij verbindingen steeds sterker worden naarmate synapsen meer en meer worden gebruikt. Als ze stereven heet dat synaptische snoei.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Overlevingsreflexen

A

zijn reflexen met een duidelijke aanpassingswaarde, zoals de ademhalingsreflex, de knipperreflex (beschermt het oog), en de zuigreflex (voor het opnemen van voedsel).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Primitieve reflexen

A

zijn niet onmiddellijk bruikbaar. Sommige onderzoekers geloven dat ze in de evolutie hun functie hebben verloren. Sommige primitieve reflexen, zoals de grijpreflex, kunnen adaptief zijn geweest (de moeder vastpakken om niet te vallen). Primitieve reflexen verdwijnen in de eerste maanden van de kindertijd. Hoewel primitieve reflexen niet nuttig zijn, zijn ze wel nuttig om neurologische problemen op te sporen. Als een baby vrijwel geen primitieve reflexen vertoont of als ze te lang aanwezig zijn, kan dit wijzen op problemen in het zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vroege ontwikkeling jongens

A

Ze worden gezien als sociaal competent, aantrekkelijk en zelfverzekerd/ Er zijn ook nadelen: verhoogd risico op middelenmisbruik, pesten, agressie en deliquentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Laatbloeiende jongens

A

Zij zijn angstiger en minder zelfverzekerd. Zij ondervinden meer gedrags-en aanpassingsproblemen, Deze jongens halen lagere schoolresultaten. Positief is dat zij vaak minder alcohol drinken

17
Q

Vroegbloeiende meisjes

A

zij kunnen gepest worden omdat zij de enigen in de groep zijn die al ontwikkeld zijn. Deze meisjes hebben een negatiever lichaamsbeeld, volgen een onveilig dieet en beginnen te sporten. Bovendien zoeken deze meisjes oudere vrienden op, wat kan leiden tot daten, roken, drinken, seks en het plegen van kleine misdrijven. Deze meisjes hebben meer kans op een depressie.

18
Q

Laat-ontwikkelende meisjes

A

Deze meisjes ervaren angst terwijl ze wachten om volwassen te worden. Doen het dus wel goed op school.

19
Q

Neurogenese

A

De hersenen kunnen altijd nieuwe neuronen aanmaken.

20
Q

steigerhouten theorie van veroudering en compensatie (STAC)

A

om te verklaren hoe de hersenen omgaan met het verlies van hersenfuncties. De hersenen van oudere mensen selecteren andere hersengebieden om te helpen. Dit is niet altijd mogelijk door gezondheidsproblemen of genetische beperkingen. Gebeurtenissen kunnen zowel een positief effect (behoud en verrijking van neurale verbindingen) als een negatief effect (uitputting van neurale verbindingen) hebben op de hersenen

21
Q

premenstrueel syndroom

A

De hormoonspiegels van vrouwen veranderen drastisch tijdens de menstruatiecyclus. Dit kan gepaard gaan met een opgeblazen buik, hoofdpijn, een slecht humeur en pijnlijke borsten vlak voordat de menstruatie begint

22
Q

premenstrueel dysforie syndroom

A

Deze stoornis omvat ook affectieve symptomen, dus tast de kwaliteit van relaties aan. De oorzaak is een onbalans van de hormonen oestrogeen en progesteron. De behandeling kan bestaan uit het nemen van vitaminen en mineralen, of antidepressiva zoals Prozac.

23
Q

Menopauze

A

De overgang

24
Q

Kiemfase

A

(week 0-2): de celmassa (zygote) deelt zich en beweegt zich via de eileider naar de baarmoeder. De celmassa ontwikkelt zich tot een blastocyt en nestelt zich in de baarmoederwand. Dit is een zeer gevoelige fase en veel miskramen doen zich hier voor;

25
Q

Ebryonale fase

A

(weken 3-8): de blastocyst bestaat uit drie lagen, namelijk het 1) endoderm (spijsverterings- en ademhalingssysteem), 2) mesoderm (spier- en skeletstelsel), en 3) ectoderm (huid en zenuwstelsel). De baby maakt verbinding met de bloedsomloop van de moeder, waardoor de eerste hartslag in de 3e week van de zwangerschap mogelijk is en de groei wordt bevorderd;

26
Q

Drie pricipes van prenatale ontwikkelin:

A
  • Proximodistale volgorde: van binnen naar buiten (armen -> vingers);
  • Cephalocaudale volgorde: van boven naar beneden (hoofd -> benen);
  • Van een massa naar specifiek: van ongedifferentieerd naar gedifferentieerd (eenvoudig -> verfijnd)
27
Q

Foetale fase

A

(weken 9-40): langzamere periode van verfijning waarin lichaamsstructuren ontstaan. De hersenen nemen in omvang toe; ze verdubbelen van maand 4 tot 7! Ook de hersenplooien worden gevormd. Ook het gehoor ontwikkelt zich tijdens de foetale fase; baby’s kunnen onder andere de hartslag van de moeder horen. De neuronale ontwikkeling verloopt in een sequentiële volgorde, namelijk:

  • Neurulatie: vorming van de neurale buis;
  • Neuronale proliferatie: snelle vorming van neuronen;
  • Neurale migratie: neuronen verplaatsen zich naar hun definitieve plaats in de hersenen.
28
Q

Teratogenen

A

Schadelijke factoren voor het ongeboren kind. BV alcohol

29
Q

Sensatie

A

Product van interactie van informatie van alle zintuigelijke receptoren

30
Q

Persceptie

A

De interpretatie van zintuigelijke informatie

31
Q

Geur en smaak

A

Pasgeboren hebben een voorkeur voor de geur van moedermelk en vruchtwater.

32
Q

Zicht

A

Het gezichtsvermogen ontwikkelt zich als laatste zintuig. Rond 1 jaar is het zich hetzelfde als volwassenen.