HOOFDSTUK 7 Flashcards

1
Q

wat is de mycologie?

A

= de leer van de fungi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3 soorten micro-organismen in de mycologie

A
  • gisten
  • schimmels
  • dermatofyten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

schimmels
- hoeveel species
- humane pathogenen?
- op agar?

A
  • 100.000 species
  • 100 humane pathogenen
  • bewegen niet
  • multicellulairen en unicellulairen
    -seksuele/aseksuele sporen
  • hyfen
  • agar = vegetatieve hyfen = voeding
  • agar = aeriale hyfen = reproductie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

gesepteerde hyfen

A

= celkernen kunnen niet bij elkaar komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

coenocytische hyfen

A

= celkernen liggen dichter bij elkaar
= beweeglijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

gisten

A
  • unicellulaire
  • 3-5 groter dan bacterie
  • facultatief anaeroob
  • fissie
  • knopvorming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

fissie

A

wordt even groot als de bacterie en splitst dan weg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

knopvorming

A
  • knop wordt aangemaakt
  • komt los
  • groeit

knop = blastospoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

thermaal dimorfisme

A

= kan zowel groeien als fungus en als gist afhankelijk van temperatuur

  • 37°C = gist
  • 25°C = fungus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

celmembraan van een fungus

A

= fosfolipiden dubbellaag met ergosterol

  • squaleen = omgezet tot ergosterol en wordt in celmembraan ingebouwd
  • bevat chitine
  • bèta-1,3-glucaan-synthase
  • mannoproteïnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe werkt een goed antifungaal geneesmiddel?

A

bèta-1,3-glucaansynthase inhiberen
want wij hebben ergosterol niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

verloop levenscyclus?

A
  • N+ en N-
  • plasmogamie
  • karyogamie
  • meiose/mitose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

plasmogamie

A

= kernen zijn nog niet samengesmolten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

karyogamie

A

= kernen smelten samen = diploïde cel/zygote

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

vormen van aseksuele sporen

A
  • conidiosporen
  • chlamydosporen
  • sporangiosporen
  • micro- en macronidia
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

micro- en macronidia

A

komen voor bij dermatofyten

17
Q

sporangiosporen

A

= sporangiofoor
sporen verpakt in een zakje

18
Q

chlamydosporen

A

= dikwandige sporen in een hyfen

19
Q

conidiosporen

A

= niet verpakt in een zakje

conidiospoor = hyfen waar losse sporen op zitten

20
Q

arthrosporen
blastosporen

A

= hyfen die los zijn = fragmentatie van gesegmenteerde hyfen

= losse sporen

21
Q

Sabouraud bodem

A

= voor fungi te kweken
= medium is samengesteld met ingrediënten die de groei van bacteriën remmen, waardoor het selectief is voor schimmels

22
Q

staining/kleuring van schimmels.

A

10% KOH
- fungale cellen blijven behouden na KOH en verwarmen

hyfen kleuren gram negatieven

23
Q

belangrijke species van fungi/schimmels

A
  • candida albicans
  • candida tropicalis
  • candida pseudotropicalis
  • candida auris
  • candida brusei
  • candida glabrata
24
Q

orale spruw

A

= candida infectie in mond
hoe krijg je het?
- baby via borstvoeding
- kunstgebit
- cortisone-puffertjes

Candida albicans kan als pseudohyfen in het weefsel in groeien

25
Q

paronychia

A
  • purulente inflammaties op vinger/nagel
  • candida gaat ingroeien op nagel
  • dermatofyt groeit

S. aureus
C. albicans

26
Q

onchymycose

A

= schimmelnagel
= voeten = dermatofyt
= handen = C. albicans

27
Q

tinea corporis

A

= ringwormen
= klassieke dermatofytinfectie
= witte schilfers, jeuk, krabben

28
Q

tinea pedis

A

= atleetvoet
-> niet goed behandeld ? kans op onchymycose