HOOFDSTUK 13 Flashcards

sterilisatie

1
Q

infectie

A

= vermenigvuldiging van kiemen in een weefsel, met klinische tekens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

besmetting

A

= over- of inbrengen van kiemen op een voorwerp, weefsel of celcultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

sterilisatie

A

= het doden van alle levende organismen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ontsmetting

A

= bestrijden van ongewenste kiemen om de overdracht te verhinderen
= niet alle kiemen doden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

antisepticum

A

= ontsmettingsmiddel dat enkel voor levende weefsels wordt gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

desinfectans

A

= ontsmettingsmiddel dat enkel voor niet-levend materiaal wordt gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

…statisch

A

= inhibitie van microbiële groei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

…cidaal

A

= doden van micro-organismen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is de functie van spikes?

A

= glycoproteïnen die belangrijk zijn voor de aanhechting op een cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is het probleem bij coccidia (cysten)

A

= dikwandige cel
= parasiet
= moeilijk doden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is SAL

A

= sterility assurance level
= de kans dat je hebt om nog 1 kiem te vinden in 10^x flessen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is de bioburden?

A

= hoe lager N0, hoe sneller we steriliteit krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is de overlevingscurve?

A

= # overlevenden ifv sterilisatietijd
= rechte curve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

decimale reductietijd?

A

= D-waarde
= tijd in minuten nodig voor 1log-reductie te krijgen van het # levende kiemen bij een bepaalde temperatuur

D = 2,303/k = constante

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

weerstandscoëfficiënt

A

= Z-waarde
= verschil in temperatuur nodig om de D-waarde met 1log te veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

verhittingstijd

A

= F-waarde
= verhittingstijd bij een referentietemperatuur (121°C) die hetzelfde kiemdodend effect heeft als een hittebehandeling bij een andere temperatuur en verhittingstijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

letaliteitssnelheid

A

= L-waarde
= snelheid van het kiemdodend effect bij een temperatuur die afwijkt van de referentietemperatuur
vb. 1 min aan 118°C = 0,489 min bij 121°C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

F0-waarde

N0 = bioburden = 2.31
Nt = SAL = 10^-6
D = 2,42

A

de totale F0 = de som van alle letaliteitssnelheden + tijdsnelheden

-> F0 = D121 * (logN0 - logNt)
dus F0 = 20,11 minuten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

stoomsterilisatie werkingsmechanismen opties:

A
  • denaturatie van microbiële eiwitten
  • verzadigde stoom
  • condensatie van verzadigde stoom
  • lucht of gas in stoom vermijden
  • autoclaaf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

denaturatie van eiwitten?

A
  • penetratie van stoom in het te steriliseren object
  • aanwezigheid van water
  • 121°C bij 1bar overdruk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

verzadigde stoom bij stoomsterilisatie?

A

bij 1 bar overdruk = heeft water meer energie nodig om van vloeibaar naar stoom over te gaan (hoe hoger p, hoe hoger T)

= stoom heeft een beter kiemdodend effect doordat het veel meer energie heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

waarom willen we lucht/gas in stoom vermijden?

A

= lucht is een slechte geleider van warmte

-> gevolg = te lage T
-> gevolg = slechte penetratie van stoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wat is een autoclaaf (principe/werking)

A
  • stoom komt langs 1 kant binnen en gaat rond in heel de ruimte
    !! we willen graag overal eenzelfde temperatuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

sterilisatieproces

A
  • luchtverwijdering
  • opwarmfase
  • sterilisatiefase
  • afkoelen en drogen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
validatie van autoclaafproces?
- installatie kwalificatiestage - kritische parameters - operationele kwalificatiestage
26
operationele kwalificatiestage kan opgesplitst worden in 2 delen? dewelke?
- lege autoclaaf - geladen autoclaaf
27
wat houdt het in voor de lege autoclaag te testen?
- uniformiteit van temperatuur binnen de sterilisatiekamer +- 1°C - let op = koude punten
28
wat houdt het in voor de geladen autoclaag te testen?
- correcte sterilisatietemperatuur in het te steriliseren object (V steriliseren bij 121°C) - stalen meten met biologische indicatoren
29
hoe gebeurt de validatie van sterilisatieprocessen?
- biologische indicatoren - chemische indicatoren
30
wat doen biologische indicatoren?
= als de kiemen dood zijn weten we dat al de rest ook dood is - stoomsterilisatie - vloeistofsterilisatie
31
wat doen chemische indicatoren?
= meer om te weten wat al in de autoclaaf zit - werking is verkleuring bij verhitting - doel = scheiden van gesteriliseerd en niet-gesteriliseerd
32
waarvoor gebruiken we stoomsterilisatie?
glazen flessen magnetische roerstaafjes tipjes van micropipetten waterige oplossingen doorzichtig materiaal (polystyreen)
33
waarvoor gebruiken we droge hittesterilisatie?
flesjes en ander glaswerk metalen instrumenten hitte-stabiele poeders, talk hitte-stabiele oliën
34
werking van droge hitte sterilisatie
- oxidatie van microbiële eiwitten - lagere en tragere warmte-afgifte = hogere T en langere sterilisatieduur nodig = 2u bij 160°C
35
hoe werkt een tunnelsterilisator
- korte tijd in de tunnel (350°C) - nadien direct afkoelen - afkoelen met HEPA-gefilterde lucht - moet nog gewassen worden
36
validatie van droge hitte sterilisatie
- installatie kwalificatiestage - kritische parameters - operationele kwalificatiestage (lege en geladen oven)
37
gassterilisatie (ethyleenoxide)
- explosief bij mengsels vanaf 3%lucht - mutageen = lange beluchtingstijd nodig - moeilijk te valideren = sterilisatie van thermolabiele producten
38
gassterilisatie (formaldehyde)
- goedkoper dan ethyleenoxide - toxisch en penetreert minder goed = sterilisatie van LAF-kasten
39
niet-ioniserende straling werkingsmechanisme
- vorming van thyminedimeren (= geen DNA-replicatie meer mogelijk) - UV-lamp 250 - 260nm
40
toepassingen van niet-ioniserende straling?
- kiemarm houden van lokalen en LAF-kasten = geen sterilisatie maar wel ontsmetting
41
nadelen van niet-ioniserende straling
- afstand tussen UV-lamp en kiem moet kort zijn - stof heeft negatief effect op desinfectie - gevaarlijk voor de ogen
42
alfstraling - ionisatie - penetratie - sterilisatie
- ionisatie = +++ - penetratie = - - sterilisatie = nee
43
bètastraling - ionisatie - penetratie - sterilisatie
- ionisatie = ++ - penetratie = + - sterilisatie = ja
44
gammastraling - ionisatie - penetratie - sterilisatie
- ionisatie = + - penetratie = ++ - sterilisatie = ja
45
werkingsmechanisme van gammastraling?
= directe beschadiging van DNA of indirect via vrije radicalen -> halveringstijd = 5,27 jaar = hoeveelheid geabsorbeerde straling = 1Gray = 1J/kg - werkt op korte afstand - veel ionisatie = veel verandering van kiemen
46
toepassingen van gammastraling?
- plastic materialen= cultuurflessen, spuiten - hittelabiele poeders NIET waterige oplossingen NIET polycarbonaat
47
voordelen van gammastraling?
- geen residues tov ethyleenoxide - koud proces = handig voor hittelabiele producten - 1 kritische parameter = geabsorbeerde straling
48
nadelen van gammastraling?
- interactie met veel farmaca - dure installatie - verval van straling - tast polycarbonaat aan en ioniseert water
49
werkingsmechanisme van vloeistoffiltratie
- membraanfilter = zeef - dieptefilter = zeef + adsorptie poriën = 0,2 µm = bacteriën en schimmels poriën = 0,1 µm = mycoplasma
50
nadelen van vloeistoffiltratie
- efficiëntie van adsorptie wijzigt oiv pH of T - defecten kunnen voorkomen in filters - kunnen dichtslibben - geen terminale sterilisatie
51
toepassingen van vloeistoffiltratie
- oplossingen die AZ, trypsine of serum bevatten - enkel gebruiken voor specifieke zaken = laatste keuze voor sterilisatie
52
hoeveel kiemen zijn er aanwezig (bepalen?)
- sedimentatieplaat - airsampler
53
sedimentatieplaat
= stof in de lucht en op het stof kunnen kiemen binden, we kijken naar de zware deeltjes die vallen op de agarplaat
54
airsampler
= agarplaat met daarboven een roostertje = werkt als stofzuiger = zuigt lucht aan + als er bacteriën aanwezig zijn, zullen ze zich vasthechten op agarplaat
55
HEPA-filter?
= high efficiency particulate air filter = bestaat uit glasvezel
56
laminaire luchtflow
= 0,45 m/s = laminair (1 richting, niet turbulent)
57
zuivere/Steriele omgeving?
- HEPA-filter - laminaire flow
58
LAF-kast klasse 1
= verticale luchtstroomkast klasse I = 1 HEPA filter bovenaan = bescherming operator + omgeving = geen bescherming product
59
LAF-kast klasse 2
= 2 HEPA filters = bescherming operator + omgeving + product lucht van buiten gaat doorheen het rooster onderaan het werkoppervlak naar boven 65% gaat via de HEPA-filter naar omgeving -> 35% die boven komt, gaat via de HEPA-filter via de laminaire flow naar beneden
60
LAF-kast klasse 3
= 2 HEPA filters = bescherming operator + omgeving + product SAS = ontsmettingsmethode