HOOFDSTUK 10 + 11 + 12 Flashcards
het meten van antibacteriële activiteit
mogelijkheden om antibacteriële activiteit te meten?
- disk diffusie test
- epsilometer
- plastieke strip op agarplaat
- dilutiemethode (MIC en MBC)
mechanismen van resistentie?
- inactivatie van antibiotica
- verandering van doelwit
- verminderde opname van antibiotica
- effluxpompen
resistentie tegen bèta-lactam-antibiotica werking?
- bèta-lactamases openen de bèta-lactamring dus AB kan hier niet meer op aangrijpen
=> AB wordt inactief
MRSA en bèta-lactmase?
- MRSA is niet bèta-lactamase resistent
- mecA gen maakt PBP2a = in staat om PG te synthetiseren
= methicilline kan daar niet goed mee binden = lagere affiniteit
MRSA en PBP2a
- PBP bevat transpeptidase
- methicilline = bèta-lactamase resistent
- PBP2a = niet goed in binding met methicilline
- meticilline is niet actief tegen S. aureus die PBP2a aanmaakt
resistentie tegen glycopeptiden
- normaal 5-waterstofbruggen tussen vancomycine en bacterie
- 1 waterstofbrug verschil = daling in AB-werking van 100 - 1000x
resistentie tegen fluoroquinolone AB
(verschil gram+ en gram-)
- inhibitie van DNA-gyrase en topoisomerase IV
-> gram- = DNA-gyrase
-> gram+ = DNA-gyrase + topoisomerase IV
wat zijn drivers voor resistentie?
- verkeerd gebruik en overgebruik van AB
- AB voor kweek van garnalen/vissen
- planten = veel antifungale middelen
- slechte hygiëne = overdracht bacteriën
de kracht van AB:
- dood%
-> CAP
-> HAP
-> hartklepinfectie
-> huidinfectie
35% -> 10% (CAP)
60% -> 30% (HAP)
100% -> 25% (hartklepinfectie)
11% -> 0,5% (huidinfectie)
stel je geraakt geïnfecteerd door een gemengde populatie van kiemen (hoge R en lage R) wat gebeurt er als er enkele kiemen overblijven?
= de paar resistente kiemen blijven over
= worden geklaard door immuunsysteem
stel je geraakt geïnfecteerd door een gemengde populatie van kiemen (hoge R en lage R) wat gebeurt er als er enkele kiemen overblijven? + patiënt heeft verlaagd immuunsysteem
= de paar resistente kiemen blijven over
= geen klaring door immuunsysteem
= patiënt krijgt een populatie aan bacteriën die resistent zijn tegen dat AB
polyenen eigenschappen
- wat?
- toediening?
- spectrum
- lipofiele en hydrofiele kant
- IV toediening
- spectrum = gisten -> polyenes zijn typisch voor ziekenhuisomgeving
werking van polyenen?
- celmembraan van fungus bevat ergosterol
- amfotericine B gaat met de lipofiele kant tegen ergosterol zitten
= hydrofiele kant vormt porie
azolen werking?
- in celmembraan zit ergosterol
- ergosterol aangemaakt door squaleen
- lanosterol wordt omgezet tot C14-demethylase (ERG11)
- azoles inhiberen C14-demethylase
= geen vorming van ergosterol
= celmembraan niet stevig
= aanmaak van veel lanosterol = toxisch
hoe werkt resistentie tegen azolen?
- genetische verandering van ERG11 zodat azolen niet kunnen binden
- overproductie van ERG11
- effluxpompen via overproductie van genen, coderend voor membraantransporters