Hoofdstuk 6 Deel 3 Flashcards

1
Q

Sociale ongelijkheid

A

Het onderscheiden van groeperingen mensen die ten opzichten van elkaar en andere sociale positie innemen en die daardoor ook in een andere situatie verkeren en andere mogelijkheden hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Sociale positie

A

De plaats in de samenleving die door iemand wordt ingenomen als gevolg van de groepering wat doet deze persoon behoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sociale rechtvaardigheid

A

Thema dat verwijst naar de evenwichtige verdeling van rechten en plichten die zijn verbonden aan posities in de samenleving, zodat gelijke kansen op ontplooiing kunnen ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Sociale straficatie benadering

A

In deze visie, die hoort bij de open maatschappij, wordt de vraag gesteld in hoeverre mensen in hun sociale positie stijgen of dalen en welke barrières nog zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Standenmaatschappij

A

De wijze waarop sociale groepen in het feodale tijdperk zich onderling verheelden en waarin vooral afkomst bepalen vast voor de groep waartoe iemand behoort: adel, boeren, burgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Statusgroepen

A

Groeperingen met ongeveer gelijke status

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Working poor

A

Benaming voor een groep mensen die wel werk hebben maar toch niet in slagen boven de armoedegrens uit te komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly