Hoofdstuk 3 Deel 3

Question 1

Identiteit

Answer 1

Het gevoel van verbondenheid dat iemand heeft met een collectiviteitwaartoe die persoon zichzelf rekent. De culturele identiteit ontstaat als er een groep verbondenheid is gedefinieerd op grond van gemeenschappelijke waarden en normen en een gemeenschappelijk verleden

Question 2

Een culturele identiteit ontstaat als er een groep verbondenheid is gedefinieerd op grond van:

Answer 2

• gemeenschappelijke waarden en normen

- gemeenschappelijk verleden

Question 3

Stereotype

Answer 3

Een sterk veralgemeniseerd en versimpeld beeld van een groep of leden van een groep

Question 4

Etnocentrisme

Answer 4

De neiging de eigen cultuur centraal te stellen en al het andere daaraan af te meten

Question 5

Vooroordeel

Answer 5

Het koppelen van een waardering aan het stereotype beeld van een groep. De vooroordeel is een sterk positief of negatief oordeel dat niet of nauwelijks op feiten berust en dat aanzet kan geven tot discriminatie

Question 6

Discriminatie

Answer 6

Het ongelijk behandelen van leden van een groepering op basis van een criterium dat voor de gegeven situatie niet relevant is, leiden tot benadering van de leden van die groepering

Question 7

Selectieve waarneming

Answer 7

Het proces waarbij even uit alle gegevens van een situatie die elementen oppikken die passen bij ons en bij wat we geleerd hebben te zien

Question 8

Subcultuur

Answer 8

Een cultuur die deel uitmaakt van een dominante cultuur, maar daar op bepaalde punten van afwijkt

Question 9

Contracultuur

Answer 9

Een subcultuur die gekenmerkt wordt door het zich afzetten tegen dominante of heersende cultuur

Question 10

Acculturatie

Answer 10

Een proces waarbij we een vreemde subcultuur of elementen daarvan overnemen, nadat we al gevormd zijn in de eigen subcultuur

Question 11

Anticiperende socialisatie

Answer 11

Het vooruitlopen in gedrag en houding van mensen op de rol die hoort bij het toekomstige lid maatschap van een bepaalde groep

Question 12

Referentiekader

Answer 12

Stelsel van betekenisgeving. Het geheel van waarden, normen en overtuigingen op grond waarvan de leden van een groepering oordelen en handelen, en dat ontstaat vanuit collectieve ervaringen van de groep

Question 13

Referentiegroepen

Answer 13

De groep waaraan iemand zich spiegelt om daar aan de houding en het gedrag te ontlenen