Hoofdstuk 2 Deel 3 Flashcards

1
Q

Institutie

A

Een gestandaardiseerd patronen van denken en doen in een bepaalde situatie. En institutie kan voor meer of minder mensen gelden, voor een bepaalde groep of voor een hele samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Instanties

A

Organisaties die de instituties uitdragen in de samenleving. Het gaat dan om organisaties die de bevoegdheid hebben om belangrijke maatschappelijke functies uit oefenen. Bijvoorbeeld de rechtspraak en onderwijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Institutionaliseren

A

Het proces waarbij een nieuwe vormen van denken en doen een gestandaardiseerd patroon krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Reïficatie

A

Het verschijnsel dat sociologische begrepen worden gezien als dingen die op zichzelf staan en zelfstandig sturing geven aan menselijk gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Sociale controle

A

Het geheel van reacties onder waarden en normen te handhaven. In het geval van beloningen ter goedkeuring, ondersteuning of instemming spreken we van positieve sancties. Van negatieve sancties is sprake wanneer het gaat om straffen ter afkeuring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beloningen

A

Een middel om iemands gedrag bij te sturen. In tegenstelling tot geweld en dwang is beloning geen middel om iets af te dwingen. Beloning is als het ware het omgekeerde van straf, geweld of dwang. In plaats van ongewenst gedrag af te straffen, wordt gewenst gedrag beloond. Een ander woord voor beloning is positieve sanctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Rationele keuze theorie

A

En sociologische benadering waarin het gedrag van mensen wordt gezien als een zakelijke of verstandelijke afweging van kosten en baten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly