Hoofdstuk 6: Cultuur als Gedachtegoed Flashcards

1
Q

Mentalistisch cultuurbegrip

A

Cultuur is een mentaal of ideëel iets, want het gaat om gedeelde opvattingen of gedachten (Durkheim, collectief bewustzijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Overtuigingen (beliefs)

A

Definities van de werkelijkheid of opvattingen over ‘wat is’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarden of opvattingen

A

Gaan over het wenselijke, over wat moet en nastrevenswaardig is in het licht van overtuigingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Normen

A

Opvattingen die zeggen hoe het hoort (en wat niet hoort) en die de vorm van concrete gedragsregels en handelingsvoorschriften hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Informele normen

A

Niet expliciet gezegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Formele normen

A

Geschreven in een wetboek, waarbij iedereen ook de consequenties weet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Homo economicus

A

Het overwegend egoïstische individu dat in de meeste levenssferen zo efficiënt mogelijk het eigenbelang laat prevaleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Moreel individualisme

A

Draagt een sterk etnische stempel dat elke mens als een quasi heilige persoon beschouwt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ethische ideaal

A

Wat volgens Durkheim het enige gemeenschappelijk doel (is) dat individuen kan verenigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cultuurpatroon

A

Een zekere mate van consistentie of samenhang tussen verschillende componenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Dominante cultuur

A

Het cultuurpatroon dat binnen een brede sociale verband, zoals een nationale of regionale samenleving, toonaangevend is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Subcultuur

A

Een geheel van collectief gedeelde opvattingen dat deels verschilt van brede meerderheidsculturen (Bv: jongeren tegen ouderen cultuur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Tegen- of contracultuur

A

Daarbinnen domineren opvattingen die ingaan tegen de dominante cultuur van een nationale of regionale samenleving, of zelfs van een nog breder sociaal verband (bv: een hippiecultuur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geïnstitutionaliseerde cultuur

A

Overtuigingen, waarden en normen die een bovenindividueel, voorgegeven en dwingen, want gesanctioneerd, karakter bezitten (Paterson van Durkheims notie sociale feiten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gewoonte

A

Ligt gehuld in de nevelen van een verafgelegen verleden en is daarom doorgaans onbekend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Rechtsregels of juridische normen (inclusief bijvoorbeeld school- of bedrijfsreglementen)

A

Doorgaans traceerbaar, ze worden op een bepaald moment afgekondigd door een instantie die de bevoegdheid heeft om ze te maken, bij te stellen of eventueel op te heffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Zeden (Mores)

A

Worden relatief sterk bewaakt en gesanctioneerd (bv: iemand die vaak overspel doet en een relatie heeft, zal bij vrienden allicht over de tong gaan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Gebruiken (Folkways)

A

Wordt minder sterk de hand gehouden, wat samengaat met een mildere sanctionering. (Bv: is niet iemand terug begroeten wanneer hij/zij ‘goedendag’ zegt zal niet meteen tot roddel aanleiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

De- institutionaliseren

A

Geïnstitutionaliseerde opvattingen verliezen Hun sociaal voorgegeven en vooral hun dwingende en gesanctioneerde karakter erodeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Versterkt institutionalisering (zelfs institutionalisering als zodanig)

A

Wordt een sociaal gedragen opvatting méér voorgegeven, dwingender en navenant sterker bewaakt via sancties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

De juridisering (nog steeds Sumner)

A

Het aanmaken van rechtsregels in de strikte zin van het woord, dus van normen die rechtscolleges als binden of positief recht beschouwen, vormt het sluitstuk bij de institutionalisering van collectieve opvattingen (zie p 249)

22
Q

Culturele diversiteit

A

Het bestaan van verschillende geïnstitutionaliseerde opvattingen in verscheiden sociale verbanden

23
Q

Cultureel conflict

A

Een geschil tussen verschillende geïnstitutionaliseerde opvattingen die leven binnen uiteenlopende sociale groepen of verbanden

24
Q

Culturele macht, mentalistisch bekeken

A

Het opleggen van overtuigingen, waarden of normen. Binnen een nationale of regionale samenleving bestaan er altijd meerderheids- en minderheidsculturen, een dominante cultuur en uiteenlopende sub- of tegenculturen

25
Q

Anomie, volgens Merton

A

Is juist sprake wanneer de geïnstitutionaliseerde normen die de mogelijke middelen voor het bereiken van een waarde (of cultureel doel) reguleren, aan impact inboeten en een louter Doelrationeel logica van efficiëntie de overhand krijgt

26
Q

Anomie, volgens Durkheim

A

Normloosheid, het wegvallen van de normen die de menselijke natuur en daarin besloten verlangens reguleren, daardoor handelt een individu in een toestand van doel- en zinloosheid: niet voldoet nog écht, men wil altijd meer zie p263

27
Q

Dominante vorm van (chronische) anomie

A

Eén toonaangevende discrepantie tussen een geïnstitutionaliseerde waarde en de voorgeschreven normen die het mogelijke middelgebruik reguleren

28
Q

Mertons anomietypologie

A

Vijf typen van individuele aanpassing aan het geïnstitutionaliseerde doel van financieel succes en de normatief aanbevolen weg van hard studeren en werken

29
Q

Conformisme

A

Beweegt men zich binnen de cultureel afgebakende krijtlijnen, ook wanneer het even tegenzit met behaalde schoolresultaten of als de eigen carrière niet echt vlot

30
Q

Innovatie

A

Deze reactie komt voor wanneer het individu zich de culturele klemtoon op het doel heeft eigen gemaakt zonder in dezelfde mate de institutionele normen te internaliseren die de ween en middelen voor het bereiken ervan reguleren
(= Anomie, Merton)

31
Q

Ritualisme

A

Het spiegelbeeld van innovatie als individuele reactie op het dominante Amerikaanse cultuurpatroon. Anders dan de vernieuwer (anomische individu of deviant) streeft de sociale ritualist niet langer rijkdom na, maar blijft wel zonder grote ambities met mate presteren.

32
Q

Terugtrekking

A

Wordt behalve die droom ook de daarbij aansluitende normering van het handelen opgegeven. De terugtrekken heeft geprobeerd om er iets van te maken, maar hij faalde en keert zich daarom van de dominante cultuur af

33
Q

Rebellie

A

Ook hier wordt zoals bij terugtrekking de dominante cultuur verworpen. Anders dan de terugtrekken formuleert de rebel echter alternatieve waarden of culturele doelen ne nieuwe, legitiem geachte middelen om die te bereiken

34
Q

Deviant

A

Normafwijkende handelen

35
Q

Culturele integratie

A

De mate waarin individuen of de leden van specifieke groepering, zoals etnische minderheidsgroepen of religieuze subculturen, de dominante cultuur van een nationale of regionale samenleving onderschrijven, dus geïnternaliseerd hebben

36
Q

Waarde-integratie

A

Bij de anomische vernieuwer is sprake van waarde-integratie, aangezien een geïnstitutionaliseerde kenwaarde of omschrijving van het sociaal wenselijke werd geïnstitutionaliseerd, met name het culturele doel van materieel succes

37
Q

Normatieve integratie

A

De geïnstitutionaliseerde normen, of voorschriften die zeggen ‘wat hoort’, werden verinnerlijkt, maar niet noodzakelijk ook de achterliggende waarde

38
Q

Overtuigingsintegratie

A

Een of meer geïnstitutionaliseerde overtuigingen zijn verinnerlijkt en motiveren daarom mede het individuele handelen

39
Q

Culturele ‘omnivorisering’

A

Dat een groeiend aantal mensen een brede culturele smaak heeft, voorbij de ooit ingeburgerde of geïnstitutionaliseerde tweedeling tussen ‘hoge’ en ‘lage’ cultuur

40
Q

Waardegeneralisatie (Parsons)

A

Een relatieve ontkoppeling van waarde en normen: waarden veranderen in algemene principes die binnen verschillende sociale contexten ook via uiteenlopende regels gestalt kunnen krijgen

41
Q

3 opvattingen binnen elke cultuur

A
  1. Overtuigingen: definities van de werkelijkheid => basisovertuigingen worden binnen elke cultuur als correct gezien.
  2. Waarden: opvattingen over wat moet en nastrevenswaardig is.
    -Weber: waarden als individuele handelingsmotieven
    -Durkheim: waarden zijn belangrijk voor sociale integratie en solidariteit
    -Parsons: waarden als verwachtingen die binnen sociaal systeem voor orde zorgen
  3. Normen: opvattingen die zeggen hoe het hoort en niet hoort met concrete gedragsregels en handelingsvoorschriften (=regels over hoe de waarden in de praktijk de brengen)

=>(bv: normen -> rechten van de mens, waarden -> abortiediscussie, overtuiging -> mens is quasiheilig)

42
Q

Opvatting van het vrije individu als vrij en zelfbewust wezen heeft 2 mogelijke interpretaties volgens Durkheim:

A

-Homo economicus: mens als egoïstisch individu dat in meeste levenssferen doelrationeel handelt vanuit eigenbelang

-Moreel individualisme: elke mens als quasiheilige beschouwt => groot deel van onze dominante cultuur

43
Q

De crux (kern) van iedere cultuur:

A

overtuigingen, waarden en normen overbrengen van generatie op generatie d.m.v socialisatie.

  • Overtuigingen stutten waarden, en waarden worden op hun beurt geconcritiseerd in normen
44
Q

Wat zijn de twee verschillende soorten van minderheidsculturen

A
  1. subcultuur: deels afwijkend van de dominante cultuur, de collectief gedeelde opvattingen verschillen deels ( bv: jongerencultuur)
  2. tegencultuur: ideeën gaan in tegen die van dominante cultuur (bv: criminelen,…)
45
Q

Wat zijn de twee verschillende soorten cultuurpatronen en waarom noemen we die zo

A

Meerderheids en minderheidsculturen

  • die komen tot stand door meerderheids en minderheidsopvattingen
46
Q

Hegemoniale cultuur

A

cultuur die zo dominant is geworden dat hij als vanzelfsprekend wordt gezien (bv: zondag zijn de winkels gesloten)

47
Q

Hoe onderscheid Sumner gewoonten en gerechtsregels

A

Op basis van ontstaanswijze

48
Q

Bij gewoonten varieert de sterkte van de informele sanctionering…

A

1.Zeden: sterk bewaakt en informeel gesanctioneerd d.m.v roddelen, uitsluiten,… (vreemdgaan bv)
2. Gebruiken: mildere informele sanctionering (bv: geen hallo zeggen)

49
Q

Re-institutionaliseren:

A

opvattingen die eerst ge-deinstutionaliseerd waren, maar vervolgens weer zijn opgekomen (afstudeerhoedjes eerst voor professoren, dan weg, nu voor leerlingen)

50
Q

Anomische individuen:

A

deels wel en deels niet geïntegreerd, behoren tot subcultuur.

51
Q

Cultuurdiagnoses:

A

door statistische analyse kunnen we binnen bepaalde houdingen en opinies patronen onderscheiden, vervolgens linkt men deze met sociale achtergrondskenmerken zoals scholingsniveau, geslacht,… om gedeelde opvattingen binnen een groep vast te stellen, die we nogmaals bevestigen via enquête-onderzoek