Hoofdstuk 3: Het Hedendaagse Samenleven Flashcards

1
Q

Sociale-tijdsdiagnosevraag

A

In welke maatschappij leven wij thans ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Structuurkenmerk

A

Definieert een essentiële en duurzame eigenschap van een sociaal verband, zoals een samenleving, die licht werpt op haar globale functioneren en geordende karakter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Arbeidsdeling of taakdifferentiatie

A

Tussen en binnen sociale verbanden als bedrijven en of ziekenhuizen zijn algemene taken, zoals het voorzien in de materiele behoeften of het gezonder maken van zieke mensen, over ontelbare beroepsposities uitgesplitst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Sociale differentiatie

A

Het bestaan van verschillen tussen sociale eenheden die aan de hand van een eenduidig principe kunnen worden gedefinieerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Een verticale sociale differentiatie

A

De stratificatie van een samenleving in verschillende lagen die boven elkaar zijn gestapeld, tussen ongelijke sociale eenheden (klassen, gender en etnische differentiatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Horizontale sociale differentiatie

A

Een complexe afhankelijkheidskettingen waarbinnen de actoren zich toeleggen op steeds een andere algemene taak of maatschappelijke opgave (bv wetenschap richt zich op voorbrengen van kennis en etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Maatschappelijke functies

A

De algemene opgave waardoor iedere samenleving zich gesteld ziet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Functionele differentiatie

A

Het uiteenvallen van de samenleving in relatief zelfstandige sociale eenheden die zich toeleggen op het vervullen van telkens één enkele maatschappelijke functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Functiesysteem

A

Functionele sub-of deeldomeinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Structurele verandering

A

Gaat het per definitie niet om een oppervlakkige trend of tijdelijke mode, maar hebben we te maken met een duurzame ontwikkeling of evolutie die gevolgen heeft voor het globale functioneren en de algemene ordening van een sociaal verband als een samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gemeenschap versie Tönnies

A

Verwijst naar een sociaal verband waarbinnen een grote onderlinge samenhorigheid of solidariteit bestaat op grond van een sterke wederzijdse affectieve betrokkenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Maatschappij versie Tönnies

A

In de grote steden en, nog meer uitgesproken, binnen de economische sfeer domineert een berekend individualisme waarbij mensen uit eigenbelang ruilverhoudingen met anderen aangaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Doelrationeel handelen (Weber)

A

De doordachte of berekende, planmatige omgang met middelen en hun gekende neveneffecten met het oog op het bereiken van een doel. Het zo efficiënt mogelijk nastreven van een doelstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Doelrationalisatie

A

Weber meent dat binnen een moderne samenleving het handelen binnen de verschillende maatschappelijke deeldomeinen almaar doel rationeler wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Modernisering

A

Het modern worden van een voormoderne of traditionele samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Moderniteit

A

Het geheel van structuurkenmerken dat een modern samenleving en cultuur karakteriseert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Veelvoudige moderniteiten

A

Volgens Eisenstadt bestaat er niet enkel verschillende niet-westerse varianten van modernisering, maar werd West-Europa ook op een andere manier modern dan de VS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Ruimte van plaatsen (space of places) (Castells)

A

Hebben we te maken met een geheel van gescheiden geografische plaatsen of territoria waarbinnen mensen met elkaar omgaan op basis van fysieke copresentie (voetpaden, kantoren, collegezalen, een dorp of stad etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Ruimte van stromen (space of flows) (Castells)

A

Continue en vooral gelijktijdige verplaatsing van de diverse componenten tussen uiteenlopende plaatsen (bv het ineenzetten van een auto waarbij de delen uit verschillende landen moeten komen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Globalisering

A

Een meervoudig proces, omdat het zich afspeelt binnen de voorheen al bestaande matrix van functionele differentiatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Culturele homogenisering

A

Uitvlakken van culturele verschillen door de globale distributie en receptie van dezelfde cultuuruiting, zoals een taal, popmuziek, westerse literatuur, etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Globalisering versie links

A

Uitbouw van een mondiaal systeem met een westers centrum en een uitgebreide periferie dat tot op zeker hoogte de vroegere koloniale verhoudingen continueert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Het neologisme glocalisatie

A

Het in elkaar grijpen van het globale en het lokale niveau, dus van globaal circulerende stromen en meer plaatsgebonden, territoriaal afgegrensde cultuuruitingen en culturele praktijken (bv McDonalds is over een McDonalds maar toch anders a.h.v. de nationale kenmerken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Culturele hybridisering of Creolisering

A

Is het vermengen van globale formats met lokale vormen van culturele expressie (bv koken, muziek gemixt met lokale invloeden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Individualisering

A

Vanuit een dubbel oogpunt. Sociaal cultureel bekeken komt individualisering neer op een detraditionalisering van het individuele leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Een traditie

A

Is een geheel van vanzelfsprekende opvattingen en handelingsgewoonten dat ver terugreikt in de tijd en zonder veel reflexiviteit va generatie op generatie wordt doorgegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Een zuil

A

Omkadert zijn leden van de wieg tot het graf via een netwerk van organisaties die alle dezelfde levensbeschouwing uitdragen; het netwerk is tevens aangesloten op een politieke partij die de zuilbelangen in de sfeer van politiek en beleidsvoering behartigt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Authenticiteit ethos

A

Kunnen ontwikkelen van het eigen zelf, dus zelfontplooiing of zelfverwerkelijking, de richtgevende waarde. Het geeft geïndividualiseerde individuen kortom een leidraad bij het nemen van beslissingen: ze kiezen zelf en laten zich daarbij leiden door hun veronderstelde ware zelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Zelfreligie

A

Mensen die waarde van zelfexpressie bijzonder hoog in het vaandel voeren, zijn significant meer te vinden in protestbewegingen en groene partijen of in een heel ander domein, binnen de newagebeweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Een verschuiving van een bevelshuishouding naar een onderhandelings- huishouding

A

Minder commando’s van ouderen naar kinderen en minder directe mannelijke bevelen richting vrouwen

30
Q

Individualisering van de sociale ongelijkheid (Beck)

A

De sociale ongelijkheid werkt direct op het individuele niveau, waar ze nog wel de levenskansen bepaalt maar niet met een gemeenschappelijke levensstijl samenhangt

31
Q

De eerste of eenvoudige modernisering

A

Betreft de overgang van een traditionele agrarische samenleving naar een modern industriële maatschappij

32
Q

Secularisatie

A

Het complexe proces waarbij godsdiensten of religie aan maatschappelijke en individuele belang inboet

33
Q

De tweede of reflexieve modernisering

A

Beginnen de algemene veronderstellingen en nieuwe tradities van de industriële samenleving of eerste moderniteit hun vanzelfsprekendheid te verliezen

34
Q

De risicomaatschappij (Beck)

A

Een samenleving met een hoog risicobewustzijn over het grootschalige gebruik van wetenschap en technologie

35
Q

Localisten

A

Voelen zich bedreigd door de globalisering en plooit daarom terug op een autochtone etnische identiteit. Ze stelt zich ook welvaartschauvinitisch op: ze deelt de verworvenheden van de verzorgingsstaat liever niet met allochtonen nieuwkomers

36
Q

Postmoderniteit

A

Het begrip geeft aan dat we ons voorbij de moderniteit bevinden, dus die achter ons hebben gelaten

37
Q

Maatschappelijke differentiatie

A

De voorheen bestaande harde grenzen of verschillen tussen de diverse functiesystemen zouden eroderen, waardoor hun functioneren met elkaar verstrengeld raakt

38
Q

Mediering

A

De instrumentele inzet van technische of sociaalnetwerkmedia binnen maatschappelijke praktijken als bedrijven van politiek, onderwijzen of kunst maken

39
Q

Sociaalnetwerkmedia

A

Vergroten de potentiële horizon aan sociale relaties, verhoudingen of betrekkingen

40
Q

Mediatisering

A

Verandert met meer of minder impact de directe wijze waarop een autonoom functiesysteem zijn specifieke maatschappelijke taak vervult onder invloed van massamedia als kranten of televisie, inclusief hun tegenwoordige verlegstukken op het internet of Facebook

41
Q

Wat omvat de sociologische tijdsdiagnose gewoonlijk?

A
  1. Ze biedt een röntgenfoto van het maatschappelijke heden.
  2. Ze blikt vooruit aan de hand van de gedetecteerde tendensen of ontwikkelingen.
42
Q

Wat zijn de 3 verschillende structuurkenmerken?

A
  1. Taakdifferentiatie
  2. Sociale differentiatie
  3. Functionele differentiatie
  4. Etnische differentiatie
  5. geslachtsdifferentiatie
43
Q

Wat doet een sociologische tijdsdiagnose?

A

→ Het richt zich op het observeren en conceptueel definiëren van structuurkenmerken
→ Het detecteert en analyseert structurele maatschappelijke veranderingen

44
Q

Waaraan besteden sociologische tijdsdiagnoses veel aandacht aan?

A

Aan de gevolgen van de beschreven structurele veranderingen op de ordening van het samenleven

45
Q

Wie is Ferdinand Tonnies?

A
  • Een van de stamvaders van de Duitse academische sociologie
  • Stelde zijn “tijdsdiagnose” voor
  • Hij had een boek geschreven waarin hij een scherp onderscheid maakt tussen traditionele sociale verbanden van het gemeenschapstype en de moderne samenleving
46
Q

Tussen welke vormen van gemeenschappen maakt Tonnies een onderscheid?

A
  1. Bloedgemeenschap: gebaseerd op verwantschap
  2. Plaatsgemeenschap: op basis van nabuurschap
  3. Geestesgemeenschap: stoelt op vriendschap
47
Q

Wie was Max Weber?

A
  • Stamvader van Duitse sociologie
  • Sloot zich deels aan bij Tonnies’ tijdsdiagnose maar verbreedt die ook
  • volgens hem focust de theorie zich teveel op economisch aspect. Weber wilt theorie uitbreiden naar andere functiesystemen.
  • Hij stelt doelrationeel handelen voor
48
Q

Wat was de algemene visie van Max Weber?

A

Hij meent dat binnen een moderne samenleving het handelen binnen de verschillende maatschappelijke deeldomeinen almaar doelrationeler wordt.
- Dit zou de groeiende taak differentiatie in de diverse functiesystemen verklaren.

49
Q

Wie was Georg Simmel?

A

Was ook een medegrondleger van de Duitse sociologie
- kenmerk van moderne maatschappij => doordachte en planmatige omgang met middelen en hun gekende neveneffecten met het oog op het bereiken van een doel.
- Combinatie van filosofie, sociologie en economie

50
Q

Welke kritiek is er gekomen op het standaardmodel van modernisering?

A
  • Het model is te normatief en etnocentrisch
  • belang van kolonisatie bij tot stand komen van westerse moderne samenleving.
    Er zijn niet enkel “niet-westerse” varianten van modernisering, ook in het westen is er geen eenduidige vorm van modernisering (bv: West-Europa vs VS) = veelvoudige moderniteiten.
51
Q

Wat is een premoderne samenleving?

A

gericht op traditie => “zo hebben we het altijd gedaan”

52
Q

Wie is Manuel Castells?

A
  • Een Spaanse socioloog
  • Maakt koppeling tussen territorialiteit en sociabiliteit.
  • Deze koppeling slaat op toenemende ontdubbeling (niet meer onderscheiden) van mondiale sociale ruimte in ruimte van plaatsen en ruimte van stromen.
53
Q

Wat is “financiering van de economie”?

A

De financieële waardebepaling van bedrijven, of de koersen van hun aandelen, zich deels heeft losgezongen van hun reële waardeproductie.

54
Q

Wat is functioneel gedifferentieerde globalisering?

A

alle functiesystemen worden op een eigen specifieke manier geglobaliseerd.

55
Q

Wat is detraditionalisering?

A

=verdwijnen van routines uit individuele leven

=> tegenwoordig is individueel handelen minder gebaseerd op tradities of sociale normen en waarden omdat ze hiervoor deel van vrijheid moeten opgeven.

56
Q

Wat zijn de 3 zuilen van vroeger?

A

-katholieke
-socialistische
-liberalistische

57
Q

Wat is ontzuiling?

A

=> samenhandelen vond in sterke mate plaats binnen diens zuil.
=> nu is verzuiling voorbij; er zijn nog steeds partijen, maar ze bepalen niet meer individuele levens en contacten.

58
Q

Wat is een implicatie van individualisering?

A

door detraditionalisering is er een toegenomen persoonlijke autonomie.

59
Q

Wat is keuzedwang?

A

de sociale vanzelfsprekendheid van tradities valt weg, men moet nu zelf beslissingen maken.

60
Q

Wat zijn de misopvattingen van individualisering?

A

-we zitten niet langer meer in sterke sociale bindingen => impact van traditionele bindingen en verbanden (familie,…) vermindert, maar we zijn nog steeds sterk afhankelijk van onderwijs, politiek, economie,…

-individualisme ≠ egoïsme => nadruk ligt op toenemende beslissingsvrijheid door wegvallen van keuzebeperkingen. => zelfs sterke druk op niet egoïstisch te handelen

61
Q

Wat is Individualistisch altruïsme?

A

“ik kies ervoor om me in te zetten voor anderen.”

62
Q

Wat is Collectivistisch altruïsme?

A

“het is onze plicht om ons in te zetten voor anderen.”

63
Q

Op wat was individualisering vroeger gebaseerd?

A

identiteit was gebaseerd op dominante wij-beelden (geslacht, religie,…), mede door verinnerlijking van primaire socialisatie (arm, vrouw,…) = beperkte mogelijkheden tot vormgeven persoonlijke identiteit.

64
Q

Op was is individualisering nu gebaseerd?

A

actoren zelf verantwoordelijk voor vormgeven van identiteit. We hebben een vloeibare identiteit = identificatie is nooit volledig voltooid.

65
Q

Paradox over geindividualiseerde mensen:

A

Paradox => hoe meer individu als vrij en autonoom wordt erkend, hoe meer deze psychologisch afhankelijk wordt van anderen (=zoeken naar erkenning autonome identiteit impliceert sociale afhankelijkheid)

66
Q

Vergelijk individualisering op basis van klassen

A

mate van individualisering is hoger bij hogere klassen dan bij lagere klassen, daar heerst collectieve identiteit meer.

67
Q

Wat zijn de fases van modernisering?

A

Fase 1: eenvoudige modernisering
Fase 2: Reflexieve modernisering

68
Q

Wat is het free ridders dilemma?

A

als je iets doet en de rest niets (bijna evenveel nadeel) en als je niets doet en de rest wel (bijna evenveel voordeel)

69
Q

Wat doet klimaatverandering met de klassen?

A

Klimaatverandering verscherpt de ongelijkheid tussen arm en rijk, centrum en periferie - MAAR heft ze ook tegelijk op.
- Hoe groter het planetaire gevaar, des de geringer de mogelijkheid voor zelfs de rijkste of machtigste om eraan te ontkomen.
Klimaatverandering is beide: hiërarchisch en democratisch.

70
Q

Op welke twee manier kunnen we een onderscheid maken tussen de eerste en tweede fase van moderniteit?

A

Op basis van mogelijke transformaties van moderniteit.

  1. fase 1: gedesorganiseerde moderniteit
  2. Fase 2: postmoderniteit & maatschappelijke dedifferentiatie
71
Q

Wat is de theorie van Bauman

A

het is niet de samenleving die transformeert, maar onze visie erop.

72
Q

Wat is postmoderniteit volgens Bauman?

A

de moderne geest die een lange, aandachtige, nuchtere blik op zichzelf en de moderne samenleving werpt.